De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 31 juli pagina 3

31 juli 1926 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WËEKÉLAD VOOR NEDERLAND E F R A N SC H REVOLUTIE1) DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS LUDENDORFF OPNIEUW GECOMPROMITTEERD > "C" EN boek over de groote Fransche omwenteling *?*-' kan ook in Nederland altijd op een breeden ikring van lezers rekenen. Nog altijd kan de groote «mkèering in haar treffende episoden en dramatische : momenten de menigte boeien. En bovendien blijft ihet altijd waar, dat de geheele moderne tijd in zijn ?denken en voelen, in zijn streven en handelen wordt beheerscht door de Fransche revolutie. Beginselen en ?daden der mannen van 1789 en volgende jaren hebben ?de richtlijnen voor de volgende nu haast anderhalve ?eeuw vastgelegd. Nog altijd loopt op menig terrein van openbaar en bijzonder leven de scheidingslijn tusschen de voorstanders en tegenstanders van 1789. Ook heeft ieder geslacht na 1815Jsteeds zijn houding tegenover de Fransche revolutie opnieuw anoeten bepalen. Van Lacretelle tot Madelin loopt een -weg, waarop men steeds nieuwe gezichtspunten en >ook vergezichten aantreft. Men vindt daar Thiers en >Louis Blanc, Michelet enCarlyle, VonSybell enSorel, Taine en Jaurès, Mignet en Aulard, om van vele anderen niet te spreken. Er is de conservatieve en de «clericale opvatting van de revolutie, daarnaast de Hiberale en de radicale; er is de politieke en de sociale ?verklaring van de omwenteling; er is helden- en de massavereering in haar beschrijving; er is de drama tiseering en de lyriek in haar uitbeelding; er is ook het zorgvuldige onderzoek en de klare geschied schrijving. De historiographie der Fransche revolutie .is een geschiedenis op zich zelf. Er is volstrekt geen uitzicht, dat dat voorloopig -zal veranderen. De belangstelling in breeden kring, ?ook in ons land, zal wel aanhouden, naarmate de ?vruchten der revolutie blijven rijpen. En ook zal de 'historicus der revolutie wel niet spoedig een uitge storven soort worden. Wat natuurlijk ook zal voort gaan, is de 'veranderende beoprdeeling der omwente lingsperiode en de zich wijzigende verklaring van .allerlei onderdeelen en zelfs van hoofdzaken. ? In dit opzicht is ook de heer Oeerke, wiens boek -voor ons ligt, met zijn tijd meegegaan, tenminste in .'het algemeen. Hij heeft zich veelvuldig met de periode, die den nieuwen tijd inluidt, bezig gehouden en heeft daarvoor een begrijpelijke voorliefde. Een voorliefde, die hem evenwel niet blind maakt voor de vele fouten, die zijn begaan, en de talrijke misdaden, die in den .naam der vrijheid zijn gepleegd. Maar de heer Qeerke .heeft zijn taak van geschiedschrijver terecht aldus opgevat, dat van hem allereerst beschrijying en verJdaring wordt verwacht, geen verheerlijking en geen -veroordeeling. Niet bewonderen, niet verguizen, maar begrijpen, zooals reeds Erasmus het doel van den ^geschiedschrijver stelde. In het algemeen heeft de heer Qeerke dat richtsnoer stevig vastgehouden; .-zijn boek is in het algemeen eerlijk en daardoor be trouwbaar. Maar uit den aard der zaak kan men van een der onzen niet vergen, dat hij een uitgebreide, diepe --studie maakt van het geheel der historische verschijn selen, die men de Fransche revolutie noemt. Zelfs de ..geheele litteratuur over de periode 1789 tot 1795 is nauwelijks meer te omvamen, Iaat staan dan de ?overvloed der bronnen. De heer Geerke heeft dat dan «ook niet gedaan, maar zich bepaald tot de voornaam ste schrijvers over de revolutie te raadplegen. Toch had men nog wel iets meer verwacht en ook mogen verwachten. Want het klinkt misschien wat zonderling -om zulk een modern onderwerp dit .boek doet hier en daar wat ouderwetsch aan. Nemen wij b.v. de inleiding, die wat al te beknopt is, maar zelfs nog verdeeld is in twee hoofdstukken: Europa in de achttiende eeuw; Frankrijk in de acht tiende eefaw. Wat hier te vinden is, blijft wat aan de ?oppervlakte en verklaart daardoor ook de revolutie ««n de reactie van Europa daarop niet ten volle. Voor «een revolutie is drieërlei noodig. Vooreerst bedenkelijke, ?.zelfs ondragelijke toestanden, althans toestanden, die men als ondragelijk beschouwt. Ten andere de vaste ?wil om aan die toestanden een einde te maken, de -sterke overtuiging bovendien, dat een verbetering, .-zelfs een geheel nieuwe orde van zaken mogelijk is. "Ten slotte de mogelijkheid om het bestaande te ver,-nietigen, die wordt gevormd zoowel door actieve ..kracht eenerzijds en door passieve zwakte anderzijds. Passen wij dat toe op de Fransche revolutie, dan «blijkt wel, dat de traditioneele voorstelling van de -voorgeschiedenis der revolutie, zooals wij die in hoofdzaak ook in het boek van den heer Oeerke vinden, ,: niet juist kan zijn. Geen ten diepste onderdrukt volk ?maakt revolutie en vooral zulk een revolutie. Geen -werkelijke despotie laat zich zoo neerwerpen als de . Fransche monarchie der achttiende eeuw. Wat Tocqueville en Wahl en onlangs nog Madelin ons te zien geven, is dan ook geheel iets anders dan wat men ^.gewoonlijk aanneemt. Aan den eenen kant een tot .r sociale kracht ontwikkelde burgerij, die zich volkomen in staat en bereid gevoelt om de leiding van den staat ? op zich te nemen. Aan den anderen kant een geheel verzwakt koningschap, dat nergens zijn wil meer kan -doorzetten, dat ten slotte wel hervormingsgezind is, maar tot zelfs geen kleine hervorming meer in staat ds. Het is juist dit, dat de Franschen in de achttiende zoo heeft gehinderd, de machteloosheid der MICHEL: GA ER NU MAAR VOOR GOED AF!" regeering, niet haar despotie. Niet tegen de despotie, maar tegen de anarchie ging de revolutie in: zij wilde een sterk gouvernement, waaraan men met gerustheid de «leiding van 's lands zaken kon toevertrouwen. Dat zij zulk een sterk gouvernement niet spoedig kon tot stand brengen, ligt aan de toegenomen ontbinding van staat en maatschappij, die nu eenmaal eigen is aan alle revoluties. Ook deze omwenteling leed aan de consequenties van haar eigen ideologie. Zij sprak van vrijheid, maar bedoelde orde; zij wilde een werkelijke regeering, maar maakte die tegelijk onmogelijk. Eerst als alle ideologie is weggetrokken, kan de eigenlijke bedoeling van de omwenteling worden verwezenlijkt: in 1799 komt de sterke re geering tot stand, waarnaar men tien jaren lang heeft gestreefd en verlangd. De regeering van Napoleon is dan ook volstrekt geen breuk van de revolutie, maar haar voltooiing. De heer Geerke zit nog te veel vast aan de bekende ideologieën van de revolutie om door alle dingen heen te kunnen zien. Zijn oordeel over Lodewijk XVI staat nog wat te veel onder den invloed van wat men na 1789 van hem dacht. Ook hier moet men zich goed in de verhoudingen weten in te denken. Waarom moet de Nationale Vergadering en haar opvolgsters .altijd gelijk hebben en de Koning altijd ongelijk? Het was toch waarlijk wel het goede recht van Lode wijk XVI om zich tegen de al te snelle hervormings woede te verzetten, en vooral tegen de ontbinding van het staatsgezag, die daarvan het gevolg was. Wat men den Koning terecht kan verwijten, is dat hij niet sterk genoeg stond tegenover de opdringende macht der revolutie en dat hij zich van den aanvang af tot een zuivör defensief bepaalt. En ook, dat hij aarzelde en zelfs weigerde van de staatsmacht gebruik te maken, toen de orde reeds in 1789 ernstig werd ver stoord. Zulke dingen begrepen de revolutiemannen zelf des te beter. Danton en vooral Robespierre waren met al hun demagogie mannen van het gezag. En hoe Napoleon het gezag wist te handhaven, is duidelijk genoeg. Er is een oud verhaal, dat de jonge Bonaparte tegenwoordig was bij de bestorming der Tuilerieën den lOen Augustus 1792; hij zou den Koning hebben uitgelachen, die weigerde de macht te gebruiken, die hij bezat, en waarmede hij zelfs toen nog zijn vijanden, gemakkelijk had kunnen neerslaan. En deze zacht moedige Koning, Ie roi vertueux", zooals de tijdgenooten hem prijzend noemden, werd in de taal der revolutie een tiran. Waarlijk, de Fransche monarchie is niet strijdend, maar alleen lijdend ondergegaan: geen despotie, maar een anarchie is in 1789 en volgende jaren vernietigd. Op deze dingen mag nog wel eens de nadruk worden gelegd, omdat vooral de terminologie der revolutie zoo geheel anders was en zoo verleidelijk werkte op andere volken en latere geslachten. Maar ziet men door de groote woorden heen, dan blijkt het wel, dat van de drie groote leuzen der omwenteling alleen de gelijkheid consequent is doorgevoerd, ook buiten Frankrijk. Met de vrijheid ging het minder voor spoedig, wat ook niet was te verwonderen, omdat ieder geslacht daaronder weer iets anders verstaat en deze leuze haar aantrekkelijkheid wel nimmer zal verliezen, ook al bedoelt men er steeds iets anders mede. In dit opzicht is de nieuwe tijd ook niet zeer bemoedigend. Niet minder dan in de achttiende eeuw heeft Frankrijk tegenwoordig behoefte aan een sterk staatsgezag. Maar hoe en zelfs of het er zal komen, is een andere vraag; hier staat de oude ideologie zelfs nuttige hervormingen in den weg. Van de Fransche revolutie komt men van zelf op den tegenwoordigen tijd. Ook daarom zal het boek van den heer Geerke wel steeds lezers vinden. Zij zullen de lectuur zich niet berouwen. Al zijn zijn op vattingen niet steeds de onze, zijn voorstelling van den gang van zaken is in het algemeen betrouwbaar en goed gefundeerd. Daarbij is het boek smakelijk geïllustreerd, zoodat de lezer van zelf komt in de sfeer van dezen verwarden, veelbewogen tijd. 1) H. P. Geerke. De Fransche revolutie. Amsterdam, ?. M. Meulenhoff, 1926. NIEUWE FOTO-ALBUMS MET BO COMPLETE KAMERS EN KLEURCOMBINATIES WORDEN OP AANVRAGE TER INZAGE GEZONDEN ZOMEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl