Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WËEKÉLAD VOOR NEDERLAND
E F R A N SC H
REVOLUTIE1)
DOOR PROF. DR. H. BRUGMANS
LUDENDORFF OPNIEUW GECOMPROMITTEERD >
"C" EN boek over de groote Fransche omwenteling
*?*-' kan ook in Nederland altijd op een breeden
ikring van lezers rekenen. Nog altijd kan de groote
«mkèering in haar treffende episoden en dramatische
: momenten de menigte boeien. En bovendien blijft
ihet altijd waar, dat de geheele moderne tijd in zijn
?denken en voelen, in zijn streven en handelen wordt
beheerscht door de Fransche revolutie. Beginselen en
?daden der mannen van 1789 en volgende jaren hebben
?de richtlijnen voor de volgende nu haast anderhalve
?eeuw vastgelegd. Nog altijd loopt op menig terrein
van openbaar en bijzonder leven de scheidingslijn
tusschen de voorstanders en tegenstanders van 1789.
Ook heeft ieder geslacht na 1815Jsteeds zijn
houding tegenover de Fransche revolutie opnieuw
anoeten bepalen. Van Lacretelle tot Madelin loopt een
-weg, waarop men steeds nieuwe gezichtspunten en
>ook vergezichten aantreft. Men vindt daar Thiers en
>Louis Blanc, Michelet enCarlyle, VonSybell enSorel,
Taine en Jaurès, Mignet en Aulard, om van vele
anderen niet te spreken. Er is de conservatieve en de
«clericale opvatting van de revolutie, daarnaast de
Hiberale en de radicale; er is de politieke en de sociale
?verklaring van de omwenteling; er is helden- en de
massavereering in haar beschrijving; er is de drama
tiseering en de lyriek in haar uitbeelding; er is ook
het zorgvuldige onderzoek en de klare geschied
schrijving. De historiographie der Fransche revolutie
.is een geschiedenis op zich zelf.
Er is volstrekt geen uitzicht, dat dat voorloopig
-zal veranderen. De belangstelling in breeden kring,
?ook in ons land, zal wel aanhouden, naarmate de
?vruchten der revolutie blijven rijpen. En ook zal de
'historicus der revolutie wel niet spoedig een uitge
storven soort worden. Wat natuurlijk ook zal voort
gaan, is de 'veranderende beoprdeeling der omwente
lingsperiode en de zich wijzigende verklaring van
.allerlei onderdeelen en zelfs van hoofdzaken. ?
In dit opzicht is ook de heer Oeerke, wiens boek
-voor ons ligt, met zijn tijd meegegaan, tenminste in
.'het algemeen. Hij heeft zich veelvuldig met de periode,
die den nieuwen tijd inluidt, bezig gehouden en heeft
daarvoor een begrijpelijke voorliefde. Een voorliefde,
die hem evenwel niet blind maakt voor de vele fouten,
die zijn begaan, en de talrijke misdaden, die in den
.naam der vrijheid zijn gepleegd. Maar de heer Qeerke
.heeft zijn taak van geschiedschrijver terecht aldus
opgevat, dat van hem allereerst beschrijying en
verJdaring wordt verwacht, geen verheerlijking en geen
-veroordeeling. Niet bewonderen, niet verguizen, maar
begrijpen, zooals reeds Erasmus het doel van den
^geschiedschrijver stelde. In het algemeen heeft de
heer Qeerke dat richtsnoer stevig vastgehouden;
.-zijn boek is in het algemeen eerlijk en daardoor be
trouwbaar.
Maar uit den aard der zaak kan men van een der
onzen niet vergen, dat hij een uitgebreide, diepe
--studie maakt van het geheel der historische verschijn
selen, die men de Fransche revolutie noemt. Zelfs de
..geheele litteratuur over de periode 1789 tot 1795 is
nauwelijks meer te omvamen, Iaat staan dan de
?overvloed der bronnen. De heer Geerke heeft dat dan
«ook niet gedaan, maar zich bepaald tot de voornaam
ste schrijvers over de revolutie te raadplegen. Toch
had men nog wel iets meer verwacht en ook mogen
verwachten. Want het klinkt misschien wat
zonderling -om zulk een modern onderwerp dit
.boek doet hier en daar wat ouderwetsch aan.
Nemen wij b.v. de inleiding, die wat al te beknopt is,
maar zelfs nog verdeeld is in twee hoofdstukken:
Europa in de achttiende eeuw; Frankrijk in de acht
tiende eefaw. Wat hier te vinden is, blijft wat aan de
?oppervlakte en verklaart daardoor ook de revolutie
««n de reactie van Europa daarop niet ten volle. Voor
«een revolutie is drieërlei noodig. Vooreerst bedenkelijke,
?.zelfs ondragelijke toestanden, althans toestanden, die
men als ondragelijk beschouwt. Ten andere de vaste
?wil om aan die toestanden een einde te maken, de
-sterke overtuiging bovendien, dat een verbetering,
.-zelfs een geheel nieuwe orde van zaken mogelijk is.
"Ten slotte de mogelijkheid om het bestaande te
ver,-nietigen, die wordt gevormd zoowel door actieve
..kracht eenerzijds en door passieve zwakte anderzijds.
Passen wij dat toe op de Fransche revolutie, dan
«blijkt wel, dat de traditioneele voorstelling van de
-voorgeschiedenis der revolutie, zooals wij die in
hoofdzaak ook in het boek van den heer Oeerke vinden,
,: niet juist kan zijn. Geen ten diepste onderdrukt volk
?maakt revolutie en vooral zulk een revolutie. Geen
-werkelijke despotie laat zich zoo neerwerpen als de
. Fransche monarchie der achttiende eeuw. Wat
Tocqueville en Wahl en onlangs nog Madelin ons te
zien geven, is dan ook geheel iets anders dan wat men
^.gewoonlijk aanneemt. Aan den eenen kant een tot
.r sociale kracht ontwikkelde burgerij, die zich volkomen
in staat en bereid gevoelt om de leiding van den staat
? op zich te nemen. Aan den anderen kant een geheel
verzwakt koningschap, dat nergens zijn wil meer kan
-doorzetten, dat ten slotte wel hervormingsgezind is,
maar tot zelfs geen kleine hervorming meer in staat
ds. Het is juist dit, dat de Franschen in de achttiende
zoo heeft gehinderd, de machteloosheid der
MICHEL: GA ER NU MAAR VOOR GOED AF!"
regeering, niet haar despotie. Niet tegen de despotie,
maar tegen de anarchie ging de revolutie in: zij wilde
een sterk gouvernement, waaraan men met gerustheid
de «leiding van 's lands zaken kon toevertrouwen.
Dat zij zulk een sterk gouvernement niet spoedig kon
tot stand brengen, ligt aan de toegenomen ontbinding
van staat en maatschappij, die nu eenmaal eigen is
aan alle revoluties. Ook deze omwenteling leed aan
de consequenties van haar eigen ideologie. Zij sprak
van vrijheid, maar bedoelde orde; zij wilde een
werkelijke regeering, maar maakte die tegelijk
onmogelijk. Eerst als alle ideologie is weggetrokken,
kan de eigenlijke bedoeling van de omwenteling
worden verwezenlijkt: in 1799 komt de sterke re
geering tot stand, waarnaar men tien jaren lang heeft
gestreefd en verlangd. De regeering van Napoleon is
dan ook volstrekt geen breuk van de revolutie, maar
haar voltooiing.
De heer Geerke zit nog te veel vast aan de bekende
ideologieën van de revolutie om door alle dingen heen
te kunnen zien. Zijn oordeel over Lodewijk XVI staat
nog wat te veel onder den invloed van wat men na
1789 van hem dacht. Ook hier moet men zich goed
in de verhoudingen weten in te denken. Waarom
moet de Nationale Vergadering en haar opvolgsters
.altijd gelijk hebben en de Koning altijd ongelijk?
Het was toch waarlijk wel het goede recht van Lode
wijk XVI om zich tegen de al te snelle hervormings
woede te verzetten, en vooral tegen de ontbinding
van het staatsgezag, die daarvan het gevolg was. Wat
men den Koning terecht kan verwijten, is dat hij niet
sterk genoeg stond tegenover de opdringende macht
der revolutie en dat hij zich van den aanvang af tot
een zuivör defensief bepaalt. En ook, dat hij aarzelde
en zelfs weigerde van de staatsmacht gebruik te
maken, toen de orde reeds in 1789 ernstig werd ver
stoord. Zulke dingen begrepen de revolutiemannen
zelf des te beter. Danton en vooral Robespierre waren
met al hun demagogie mannen van het gezag. En
hoe Napoleon het gezag wist te handhaven, is duidelijk
genoeg. Er is een oud verhaal, dat de jonge Bonaparte
tegenwoordig was bij de bestorming der Tuilerieën
den lOen Augustus 1792; hij zou den Koning hebben
uitgelachen, die weigerde de macht te gebruiken, die
hij bezat, en waarmede hij zelfs toen nog zijn vijanden,
gemakkelijk had kunnen neerslaan. En deze zacht
moedige Koning, Ie roi vertueux", zooals de
tijdgenooten hem prijzend noemden, werd in de taal der
revolutie een tiran. Waarlijk, de Fransche monarchie
is niet strijdend, maar alleen lijdend ondergegaan:
geen despotie, maar een anarchie is in 1789 en volgende
jaren vernietigd.
Op deze dingen mag nog wel eens de nadruk worden
gelegd, omdat vooral de terminologie der revolutie
zoo geheel anders was en zoo verleidelijk werkte op
andere volken en latere geslachten. Maar ziet men
door de groote woorden heen, dan blijkt het wel, dat
van de drie groote leuzen der omwenteling alleen de
gelijkheid consequent is doorgevoerd, ook buiten
Frankrijk. Met de vrijheid ging het minder voor
spoedig, wat ook niet was te verwonderen, omdat
ieder geslacht daaronder weer iets anders verstaat
en deze leuze haar aantrekkelijkheid wel nimmer zal
verliezen, ook al bedoelt men er steeds iets anders
mede. In dit opzicht is de nieuwe tijd ook niet zeer
bemoedigend. Niet minder dan in de achttiende eeuw
heeft Frankrijk tegenwoordig behoefte aan een sterk
staatsgezag. Maar hoe en zelfs of het er zal komen, is
een andere vraag; hier staat de oude ideologie zelfs
nuttige hervormingen in den weg.
Van de Fransche revolutie komt men van zelf
op den tegenwoordigen tijd. Ook daarom zal het boek
van den heer Geerke wel steeds lezers vinden. Zij
zullen de lectuur zich niet berouwen. Al zijn zijn op
vattingen niet steeds de onze, zijn voorstelling van
den gang van zaken is in het algemeen betrouwbaar
en goed gefundeerd. Daarbij is het boek smakelijk
geïllustreerd, zoodat de lezer van zelf komt in de sfeer
van dezen verwarden, veelbewogen tijd.
1) H. P. Geerke. De Fransche revolutie. Amsterdam,
?. M. Meulenhoff, 1926.
NIEUWE
FOTO-ALBUMS
MET BO COMPLETE KAMERS
EN KLEURCOMBINATIES
WORDEN OP AANVRAGE
TER INZAGE GEZONDEN
ZOMEN