Historisch Archief 1877-1940
No. 2565
*~H^ ?? *
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
HET VEELBESPROKEN
VERDRAG
DOOR F. J. W. DRION
Het Veelbesproken verdrag met België.
Eene uiteenzetting door Mr. L. J. Plemp
van Duiveland. Den Haag. N. V. Boek
handel v/h. W. P. van Stockum en Zoon
. . . 1926.
Een voortreffelijk boekje zonder eenige pretentie
van voortreffelijkheid. Aan de hand van de Memorie
van Antwoord, den 28sten Mei j.l. door den Minister
van Buitenlandsche zaken uitgegeven" vertelt de
schrijver eenyoudig-weg wat er in het tractaat staat,
en hoe de Minister de bezwaren, huizenhoog opge
worpen, tracht te ondervangen, of door zijn betoog
wegblaast. Het schijnt gemakkelijk genoeg, zulk een
overzicht te maken, maar wie de Memorie van Ant
woord van Minister van Karnebeek leest krijgt den
indruk, dat hij er geen twee regels uit kan weglaten
zonder een hiaat in het betoog te brengen.
Ook liep Mr. Plemp van Duiveland niet geheel
aan de hand van die Memorie. Hij geeft, in het begin,
een kort overzicht van de regeling der verhouding
tusschen Belgiëen Nederland sinds 1839, en hij be
spreekt ook enkele onderwerpen, die Minister van
Karnebeek, als lid der regeering, moeilij-k kan aanroe
ren: zoo, op bldz. 43 en vlg., de malle bewering dat
het Tractaat van 1925 een overwinning van de
Fransche politiek zou beteekenen.
***
Het is niet mijn bedoeling hier een overzicht van
Mr. Plemp's boekje te geven: dat zou een overzicht
van een overzicht worden. Het moet in zijn geheel
gelezen worden. De bijlagen (waarom ontbreekt eene
inhoudsopgaaf?) bieden stof voor meer diepgaande
studie. De reeds genoemde Memorie van Antwoord
is in haar geheel opgenomen. Dan volgen -nog:
De tekst van het Verdrag, die van de daarbij gevoegde
Arbitrage-overeenkomst, die van het Protocol tot
aanvulling van het Verdrag, en ten slotte het Verdrag
van 1839.
Het is eigenlijk een zonderling symptoom, de nood
zakelijkheid van zulk een boekje. En de verschijning
ervan is bi|na een pleidooi tegen het medespreken
van zoovelen bij de oplossing van internationale
problemen. Eigenlijk kan ook niemand zich daartoe
zetten zonder een goede hoeveelheid kennis van de
diplomatieke geschiedenis, en zonder den politieken
aanleg, bij gebreke waarvan zelfs zulke kennis
onvruchtbaar wordt.
Er is een diplomatie als die van Bismark in 1871,
en die van Versailles in 1919. Maar er is een betere,
die van den man die vóór alles zijn wederpartij
tracht te kennen en te verstaan. In hoe belangrijke
mate schieten de meesten van ons daarin tegenover
de Belgen te kort. Hoe weinig recht hebben wij hun
de brutale en aanmatigende opstandelingen in
1830 gedaan, en hoe geringe moeite geven wij ons de
gronden voor hunne verlangens te zoeken.
Er ontbreekt een goede en eerlijke monografie over
de wording van het Tractaat van 1839, een mono
grafie geschreven met genoeg politiek begrip om aan
beide partijen recht te doen wedervaren. Wat toch
deden de Belgen in 1830 anders dan wij zelf in 1568
hadden gedaan: hun onderdrukkers afwerpen? Zij
hadden de vereeniging met Noord-Nederland niet
gewild, en bijna unaniem de Grondwet verworpen,
die het Vereenigd Koninkrijk zou beheerschen. Zij
wisten dat zij daar, in Noord-Nederland, slechts als
een .aanhangsel werden beschouwd, en zij hadden
genoeg gevoel van eigenwaarde om, sterker in bevol
king, zich ten minste de gelijke te rekenen. En het
waren niet de oudeOostenrijksche Nederlanden alleen,
die in 1830 opstonden, maar al wat er in 1814 en 1815
was bijgevoegd, óók Zuid-Limburg, dat, met uit
zondering van Maastricht (waarop de Staten
intusschen slechts beperkte rechten hadden) nooit aan
Noord-Nederland had behoord, en óók Luxemburg,
dat onder het bewind van Willem I stond, maar,
evenals het Hertogdom Limburg, nog banden had
met den Duitschen Bond. Negen jaren lang, van 1830
tot 1839, al de jaren van de moeizame onderhandelin
gen der Londensche Conferentie, zetelden de afgevaar
digden van Limburg en Luxemburg in het Belgische
parlement, en zij namen in 1839, gedwongen, met
tranen in de oogen en onder hartstochtelijk protest,
hun afscheid.
Is het zoo onverklaarbaar dat Belgiëin 1830 Limburg
en Luxemburg voor zich opvorderde ? Limburg vooral,
over welks Zuidpunt alle Belgische verbindingswegen
met Duitschland liepen en, bij de uitbreiding van zijn
industrie en zijn handel, nog meer moesten gaan
loopen. Is het onverklaarbaar, eveneens (al ontbrak hier
zelfs een schijn van recht) dat zij om den geheelen
linkeroever van de Schelde vroegen? In 1648 hadden
wij, lbij het Tractaat van Munster, de Schelde doen
sljïitBtt n in-1830, onmiddellijk na het uitbreken van
déBëlgjsche revolutie, herhaalden wij dien maatregel.
Voor óns, voor onze scheepvaart, en voor onze havens,
was de Slchelde immers bijna zonder waarde. Maar voor
de Belgen was het vrije gebruik ervan de voorwaarde
voor hun economisch bestaan.
ZE E ZIE K
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordeen
RUSLAND GEEFT ZIJN LEIDERS TERUG
Men had er in Londen weinig ooren naar, de Belgen
in die beide opzichten ter wille te zijn. Het zou Belgi
al te sterlj gemaakt hebben en een nog meer
begeerige prooi voor Frankrijk. Maar men wilde toch
een economisch zelfstandig België, een Belgiëdat
zou kunnen bestaan, en dus geen voortdurend gevaar
voor den vrede zou vormen. En daarom eischte men,
nu en dan met de vuist op tafel, van Nederland, dat
het zich zou verbinden noch van Limburg, noch van
de Schelde, ooit een obstakel voor België's bloei
te maken. Nederland zou grond- en watergebied
behouden maar het zou voor Belgiëmoeten zijn
alsof het zelf er zeggenschap over had. Wees niet
bang verzekert de Engelsche Minister
Palmerston telkens aan de Belgische onderhandelaars
wees niet bang; in dit opzicht is uw belang ook het
onze." En als Nederland bezwaar maakt zijn
Rijnverbindingen zoo geheel ook ter beschikking van de
Belgen te stellen, herinnert men in Londen eraan dat
het bij de Rijnconventie van Mainz in 1831 toch juist
zoo voor de Duitsche Rijnoeverstaten heeft gedaan.
Als Willem I de bepalingen betreffende het gemeen
schappelijk toezicht op de Schelde blijft weigeren,
als een inbreuk op zijn souvereiniteit, brengt men
hem van Londen uit aan het verstand, dat hij blij
mag zijn er zoo af te komen: Zelfs Palmerston heeft
alleen onder die voorwaarden de Belgische territoriale
eisenen willen afwijzen.
Zóó is in 1839 onze scheiding van Belgiëtot stand
gekomen. Wij hebben er onze schitterende kolenmijnen
mede gekregen (De slimme Belgen spreken in 1831 al
van die kolen !) We hebben er de linker-Schelde-oever
mede behouden, maar we hebben moeten toestemmen
in allerlei uitpad over het zuiden van ons land, ten
behoeve van België.
Niet altijd is hier de verhouding zóó begrepen als
ik haar nu teeken. De internationale verhoudingen
droegen veel daartoe bij. Frankrijk maakte zich graag
breed in België, en ofschoon dit menigmaal tot onge
rustheid ook van de Belgen zelven was men leze
de correspondentie van Leopold I en Koningin Vic
toria het bleef ons wantrouwig maken. Ook door
de bijzondere taak die ons tot in de zeventiger
Grand CaféRestaurant DE HEEMRAAD'
N. BINNENWEG 276 ROTTERDAM
8 Bi Har d s Orchestre SPRATO
jaren van de 19e eeuw was toegewezen. Het Ver
eenigd Koninkrijk van 1815 was in het leven
geroepen als een beschermende wal tegen Frankrijk.
In 1818 had Willem I in Aken nog afspraken moeten
maken betreffende de vestingen die hij met het geid
der groote mogendheden tegen Frankrijk zou bouwen.
Door Limburg en Luxemburg bleven de Oranje's nog
tot 1867 aan den Duitschen Bond gelieerd. En bijna
al dien tijd rommelde het tusschen Duitschland en
Frankrijk. In die omstandigheden waren wij dus weinig
geneigd Belgiëmeer te geven dan het naar de letter
kon vorderen.
Het oordeel over het nieuwe Verdrag met Belgi
valt samen met het antwoord op de vraag of thans
een andere politiek mogelijk en wenschelijk is. Wie
die vraag ontkennend beantwoordt, moet hetTractaat
met verontwaardiging afwijzen. Wie van het tegen
overgestelde inzicht is, kan meenen dat menig onder
deel van hetTractaat anders is geregeld dan hij zou
wenschen, maar hij zal tot de overtuiging moeten
komen dat alleen met een Verdrag in den geest van
hetgeen thans wordt aangeboden, zulk een andere
politiek kan worden ingeluid.
Waarom die andere politiek? Na de"Mernorie van
Antwoord, na hetgeen Mr. ter Spill heeft geschreven
(in het Haagsche Maandblad), de heeren van Eysmga
en Bongaerts hebben gezegd (op de Vergadering
te Utrecht), zou het zijn uilen naar Athene dragen de
wenschelijkheid ervan nogmaals te betoogen. Het
zou buitendien buiten het kader van dit artikel vallen.
Maar wie het Tractaat afwijst zonder deze zijde ervan
te bezien, mist het recht in een vraagstuk van zulke
beteekenis voor onze toekomst, mede te spreken.
TABA SIGAREN
*? *~ ZIJN TOCH DE BESTE <~ <~>