De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 31 juli pagina 7

31 juli 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT 'DE NATUUR: ,EEN WET OP HET BEHOUD VAN NATUURSCHOON DOOR DR. JAC. P. THIJSSE II DE vorige week hebben wij den considerans be sproken. Die zou kunnen tuiden: aangezien ons land ondanks zijn klein oppeivlak en zeer dichte bevolking gerekend mag worden tot de rijkst met natuurschoon gezegende ter wereld, zoo moet het wenschelijk geacht worden, wettelijke bepalingen te maken tot het behoud daarvan, omdat het bedreigd wordt door de overigens zeer loffelijke pogingen tot vermeerdering van welvaart en welstand en ver betering van verkeer. De heeren in Den Haag zullen dit wel beter kunnen redigeeren ten genoege van de werkelijke wetgeleerden, maar ongeveer zoo moet het toch zijn. Natuurlijk komt het niet te pas om in den aanhef van een wet meteen te spreken over duitenpletterij, botheid van opvatting, armoe'de van geest, misplaatste ijver, niets ontziende eerzucht en meer dergelijke kwalificaties,die wel eens ontvloeien aan de pen van een verontrust en verontwaardigd natuurvriend. Artikel n van de Wet zou nu moeten geven een definitie van natuurschoon en daar zit'en we al dadelijk bitter mee verlegen. Ik heb da?.r jaren en jaren over nagedacht en het begrip natuurschoon doorleefd op velerlei manieren, maar ik zou r toch tegen opzien om binnen de grenzen van een boek van vijfentwintig vel «druks, geïllustreerd m;t een honderd of zoo goede afbeeldingen, te zeggen wat daarover te zeggen valt. Hotels en pensions zitten op het oogenblik vol met menschen, die in den een of anderen vorm van natuurschoon wenschen te genieten en het is zeer interessant om te aanschouwen hoe zij dat doen en te vernemen, hoe zij daar toe gekomen zijn. De >meesten, hoop ik, zoeken wel behagen, vreugde en ontroering in de vrije natuur, op wandelingen van grooter of kleiner uitgestrektheid. Ik schrijf dit op het terras van het hotel Bosch en AAN DE INZENDERS Alle voor het redactioneele gedeelte bestemde inzendingen moeten ?worden geadresseerd AAN HET SECRETARIAAT DER REDACTIE VAN DE GROENE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333 AMSTERDAM, zonder vermelding van persoonsnamen. De geschiktste omvang van artikelen bedraagt ten hoogste 1800 woorden. Indien de tijdrage voor illustreermg met foto's in aanmerking komt, gelieve de inzender, zoo mogelijk, de foto's < die niet reeds in andere "week- of dag bladen mogen zijn ' gereproduceerd '?' tegelijk met het artikel in te zenden. De copy moet in machine schrift zijn geschreven, terwijl slechts n zijde van het papier mag zijn gebruikt. Indien inzenders prijs stellen op terug zending van ongevraagde bijdragen, ?wanneer deze niet worden geplaatst, dan moet daarvoor porto worden ingesloten. Ven te Oisterwijk en ontmoet daar natuurvrienden die zich tevreden stellen met een wandeling naar Van Esschenven of Wolfputsven naast anderen die zwieren van Breda met zijn Liesbosch tot de hooge populieren van Best enBokstel, of de haast ongenaak bare broeklanden van de Hooge Hagort. En weer een ander zit met loupe en teekenstift en maakt afbeeldingen van de prachtige bloempjes van het hooge Molinia-gras. Ik heb wel eens gedacht over de volgende formuleering: Natuurschoon is alles wat ons als zoodanig is aangeprezen door de dichters, schilders en natuuronderzoekers van alle landen en tijden en dan behoeven we niet te beginnen met Jean Jacques Rousseau, maar met den Psalmist en de Klassieken. Chaucer wist al eeuwen voor Shelley, hoe lekker de regen valt op het gras en de ontluikende bloemen van April. Wat Jan van Brabant en Walther von der Vogelweide zongen van bloemen en van vogels, is nog even frisch als tóen zij het neerschreven of dicteerden. Wij zien Kennemerland nog door de oogen van Ruysdael en Vondel en de morgenstond van Mei is nooit Inniger geteekend dan door den zeventienden-eeuwer, dien we op school hoorden brand merken als een dichter van den,,tweeden rang". Och, honderden talentvolle menschen hebben met of zonder opzet er naar gestreefd, Om onze oogen te openen voor de schoonheid der natuur en 't is wel verwonderlijk, dat het zoo weinig heeft gebaat. Nu is de zaak ook niet zoo heel eenvoudig. Sommige mijner vrienden meenen, dat de natuurbescherming zich alleen moet bemoeien met oorspronkelijke woeste landschappen en met déplanten en dieren, die met ondergang worden bedreigd. Dit is wel zeer belangrijk, het belangrijkste misschien, maar de cultuur zelve biedt ook natuurschoon en daaronder veel, dat even goed verdient behouden te worden. De fraaiste voor beelden daarvan vinden we in de omgeving van Amsterdam: de polders en de polderwateren, de oevers van Amstel, Bullewijk, Holendrecht, Gein en Gaasp, de dijken langs de Zuiderzee met de daarachter gelegen breken. De schoonheid van de oevers berust niet alleen bij het water met zijn lelies en bloemrijken rietzoom, maar ook bij de boomen van den dijk, de boerderijen met hun lommerrijke omgeving, de molens met hun tochten > Zeker, de heide is schoon, maar wordt die schoonheid niet verhoogd door het heidedorp met zijn bebouwden eng en zijn gordel van eigen kreupelhout? Middenin de prachtige bosschen van Hagenau en Rhederoord behouden wij om hun schoonheid de bouwlanden van de Carolinehoeve, de Lappendeken en den Rouwenberg. Wij zouden er nooit aan denken, om die te bebosschen, evenmin als wij het gaarne zouden zien, dat al de heiden, al de duinen met bosch zouden worden bedekt. Wel zouden wij het toejuichen wanneer al de misvormde en vergraven duinvlakten, zooals die in de Amsterdamsche Waterleidingduinen en die bezuiden den Haag, zoo spoedig mogelijk als met den mantel der liefde met gemengd bosch Werden bedekt. Nu ben ik al aardig aan het afdwalen, maar toch kom ik tot mijn doel. We zullen er van af zien om een korte formuleering te geven van natuurschoon en onze toevlucht nemen tot voorbeelden en opsommin gen. Onze wet op 't behoud van natuurschoon moet haar zorgen uitstrekken over Je. olie soorten van planten en dieren, die in hef wild in ons /and voorkomen; 2e. de landscheppen, waarin die planten en dieren zich in treffende veelheid, verscheidenheid en har monie ontwikkelen; 3e. landscheppen, waar de geologische bouw en ontwikkeling van ons vaderland duidelijk valt fe aanschouwen ; 4e. landschappen, die onafhankelijk van het sub. i, 2 en 3 genoemde uitmunten door bekoor lijkheid, door historisch belang of als onfspanningsferrein voor de bevolking. Over de beteekenis van het woord landschap behoeven we niet uit te weiden. We kunnen er een bruggetje met een boompje mee bedoelen, maar ook een halve provincie, al naar omstandigheden. In den aanhef van deze artikelen heb ik gezegd, dat de tijden rijp zijn voor het ontwerpen van een wet op het behoud van natuurschoon. Deze rijpheid" is voor een groot deel bevorderd door het werk van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Zij heeft de purperreiger en de Zweedsche kornoelje voor ons land behouden. HetNaardermeer,het eilandje Griend, het Korenburger Veen, de Harensche Wildernis; de Voornsche duinen zijn landschappen van de tweede en derde categorie. De bosschen en vennen bij Oisterwijk behooren evengoed tot categorie II als tot categorie III en IV. Het groote natuurmo nument Hagenau-Rhederoord moet gebracht worck'ii onder III en IV. De Braak bij Groningen is een goed voorbeeld voor categorie IV. De Staatsnatr.urmonumenten op de Noordzee-eilanden, in Drei i.e en op de Veluwe behooren ook,tot II en 111. te, Als we bijtijds een wet op het behoud van natuur schoon hadden gehad, dan zou de Sint Pietcrsberg behouden 7ijn on grond van Hinea I, II, III en IV, dus dubbel en dwars. En nu ngt hij in scherven. (Wordt vervolgd). ZOMERTOONEEL Teekening voor ,,de Groene Amsterdammer"' door W£ Heskes Krabbels van de huiselijke repetitie voor het avondfeest, door het Gemeentebestuur van Amsterdam aangeboden aan de International Federation of University Women". Ten tooneele werden gebracht: Schnitzler's Litteratur" en Vandémer's Les Fresnay". SATUR ANN1S Zat van jaren zit ik onder 'f Jonge loof der groene linde, Mijm'rend aan vervlogen dagen. Toen ik hier zat en beminde. Was het niet hetzelfde liedjen, Dat bij blijden blonden morgen Uit fe scheffren zat hef vink/en, Tusschen twijg en tak verborgen? Was hef niet hetzelfde windjen, Zachtkens door den hof gevaren, Dat den wilden wingerd s/reeJde En kwam spelen door mijn hairen ? Alles nog precies hetzelfde Als in mijne jong'lingsjaren. Ik alleen, ik ben veranderd. Aldus oud-mans stil ervaren. P EER K E DEN BELG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl