De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 7 augustus pagina 10

7 augustus 1926 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 Jan Steen DE GROENE AMSTERDAMMER, « WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2565 Vrooli; k Iruis-waarts k eeren : t'-vT*'?» ??' ,*? V ,V.» Aa ij.^^ . ^\,-l . .|^*y JAN STEEN-TENTOONSTELLING DOOR CORNELIS VETH n T N mijn eerste artikel wees. ik op een verzuim in ?"?den catalogus, waar de naam van den telkens voorkomenden sympathieken hond nergens genoemd wqrdt. De billijkheid gebiedt echter, te constateeren dat de korte verklaringen bij de nummers precies zijn wat noodig is, en alweer van ongemeene menschenkennis getuigen. Zij helpen den bezoeker juist even op weg in de voorstelling, die meestal zonder dat ook begrepen kan worden, doch dan alleen met dat beetje moeite, dat het publiek zich nu eenmaal niet ver kiest te geven. Velen lezen elkaar dan die verklaring voor, en wij willen hopen dat ze hen aanmoedigt om nog veel meer van het schilderij af te lezen. Maar het is in elk geval goed gezien, dat men eenerzijds de dorre boedelbeschrijving vermeden heeft, en zich anderzijds beperkt heeft tot aanduiding van de han deling en van de enkele symbolische attributen, die bij Steen niet noodig zijn, maar ook niets bederven. De enkele regels zijn voldoende welk een verschil met Hogarth, over wiens bedoelingen nog in zijn eigen eeuw Trusler, Ireland, Lichtenberger in dikke boeken vullende commentaren elkaar tegenspreken! Hoewel wij in- ons land toch wel van zijn intiemer werk voorbeelden hebben (zooals het zeer fijne doktersbezoek in het Rijksmuseum en die twee in het Mauritshuis, en zooals de Papegaaiskooi, Vóór de Herberg en wat baten kaers en bril?") konden wij Jan Steen vóór deze tentoonstelling toch vooral als den schilder van het Feest zien. Van het ongewijde feest, dat na de Middeleeuwen, als door een reactie op de traditioneele gewijde onderwerpen zooveel ge schilderd is. Welk een nuances overigens ook daarin, INKOOP Brillant, Paarlen, Platina, Goud en Zilver. H. LAMMERS, Juwelier, A°1845 OUDEGRACHT 149 UTRECHT EXPERT der Nederlandsche Spoorwegen. van de bruiloft af, die toch een inwijdingsfeest is, tot het liederlijke drinkgelag. En welk een verschil van momenten: nu eens als het exposémet het aan komen van den stoet en den aanvang van de pret, dan midden in de handeling vallende, of het uit elkaar gaan, het doezelig en aarzelend scheiden.Ontbreekt hier een zoo volmaakte uitbeelding van het hoogtepunt, al s de Prinsjesdag" in het R.M. daar waar de breede humor als in een weemoedsstemming gedompeld is, twee van de mooiste geschilderde en stoutst-geconcipieerde familiefeesten, het Haagsche Zoo de ouden songhen" en het Kasselsche Boonenfeest prijken er met hun wónder-rijk en wónder-harmonisch coloriet. Ware het bij de inrichting dezer tentoonstelling erom te doen geweest, den schilder in het gunstigst licht te stellen, een schilderij als het straks genoemde had niet mogen ontbreken, en de eenigszins apart staande Kiezentrekker uit het R. M., wiens schier demonisch silhouet tegen zoo'n grillig dramatische lucht staat, al evenmin. Maar de verleiding om het velerlei boven den keur te stellen is den nijveren en verdienstelijken inrichters verschenen in de gedaante van kunst historische belangstelling, en zoo nemen eenige, deels omvangrijke mythologische voorstellingen, waarbij men nauwelijks de aandacht kan bepalen, een vrij groote plaats in, en dragen misschien bij tot de kennis, zeker niet tot het begrijpen en waardeeren van den meester. Daartegenover staat, wat er meer dan tegen opweegt, de groote rijkdom aan uitgelezen kabinet stukken. Het buitengeval met den vioolspelenden jongen uit de Uffizi (achter glas), en dat in den herbergtuin, uit Berlijn, die elkaar, dunkt me, in fijne natuur lijkheid en in stemmingsvol atmosferische schildering weinig toegeven, de verrukkelijke teekenles die in Deensch bezit is, met het argeloos-toekijkende, stra lend jonge meisje, het delicieuze geval van den be jaarden vrijer, dat andere, nog haast soberder, van den bezoeker bij het naaistertje, dan, de vermoeide reiziger, het visschertje, en het luchtig dartelen stoeiende paar dat de Lakenhal al bezit (Scherzando noemde het.... stellig niet Jan Steen!) deze schil derijtjes zijn kleinodiën, tot wellker genieting men telkens weer van het grootere vollere, terugkeert. Het is niet, dat aan de feesten met de vele persona ges in alle schakeeringen van wezen en van handeling de gebonden eenheid zou ontbreken, het is niet dat men den schilder zonder dat omvangrijker werk naar behooren waardeeren zou ! Men vindt er alles in, al zijn subtiliteit, men vindt er van de schuchtere bruid. tot den dollen bruiloftsgast, van de zorgelijke en zelfs plechtstatige matrone tot den overmoedigen kwa jongen, men vindt er een meesterlijke groepeering,. en een veel bewogen perspectief, men vindt er juist genoeg landschap op den achtergrond om te erkennen. dat hij van Goyen's lessen niet verwaarloosd heeft en met zijn gebroken luchten en trillend loover de natuur kon doen meespelen, of met een stukje zons-ondergang door een venster zijn licht verklaren. Neen, men keert van de voller stukken naar die eenvoudigere en kleinere als van een breed opgezetten roman naar een sobere novelle. Men ziet er den schil der, die, omdat hij de rauwheden -van het leven eerlijk en zonder sentimentaliteit gaf, grof en plat genoemd is, en omdat hij het buitensporige in al zijn zotheid voelde, voor een potsenmaker Js aangezien, men ziet er hem als een tijn, en teediKwijs kenner van het menschelijke, uit de ontmoetingen en incidentjes van simpele menschen een schat van heerlijken humor' opdiepen, men ziet hoe die doordringende en tintelende oogen van het zelfportret de comedie humaine om zich heen hebben waargenomen. Men ziet er hem misschien het zuiverst, met nergens een pose ter wille van de groepeering, nergens een detail ter wille van de compositie, met, als middel om de wer kelijkheden boeiend weer te geven, slechts het na tuurlijke ! Hoe verfijnd zijn stofuitdrukking is, hoe onver bloemd zijn vreugde in de kleur, niemand is er verder van af, daarmee te pronken. De geelzijden stoffen, de blauwe fluweelen, zijn diepe brons, zijn edel parelgrijs; Kunstzaal VAN LIER «\9 CvS wuwt Iwt Pocduatoor l* Lam (N.-H.) <M> o\s ANTIQUITEITEN - OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN - NEGERPLASTIEK Dageli)ki ook dei Zondag» geopend

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl