De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 7 augustus pagina 19

7 augustus 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

NU. 2566 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND verlaten. Wie weet wat haar na mijn vertrek overkomen was Toen ik klaar* was met het verhaal van mijn avonturen^ bleef de detective een paar minuten stil voor zich uit kijken. Nu en dan deed hij langzaam een langen haal aan z'n sigaar, en dan maakte de rook hem een oogenblik onzichtbaar. Dus dat meisje heeft tegen u gezegd, dat u naar mij toe moest gaan? vroeg hij toen. -^ JaMijn eerste gedachte was, dat Crampton teleurgesteld was, omdat ik niet uit eigen beweging naar hem toe gekomen was. Snel vervolgde ik: Maar uw naam was mij voor dien tijd ook niet onbekend. En het is vol strekt niet onmogelijk dat ik ook zonder dat Dasja mij naar u verwezen had Neen neen, klonk het wat onge duldig door een nieuwe wolk van rook heen; dat bedoel ik niet. Uit het feit, dat het meisje u mijn naam genoemd heeft, maak ik op, dat die lui weten, dat ik hen op de hielen zit. Dus u is al bezig ze te vervolgen? vroeg ik verrast. Crampton glimlachte. Ik zou me al heel erg moeten vergissen, als de zaak, waarover u mij raadpleegt, niet in direct verband staat met een geval, dat ik onder handen heb. De aanslag op u, of liever op uw ver mogen, staat niet op zich-zelf. En waar het in uw geval gaat om zestig millioen gulden, begrijpt u wel dat het een vrij omvangrijke onderneming is. Wat overi gens uw geld betreft, daar zou ik me voorloopig maar niet ongerust over maken. Het is niet aan te nemen, dat onze tegenstanders, nadat u ontsnapt is, van de stukken, die u geteekend heeft, gebruik zullen maken. Dat zou te onvoorzichtig zijn. Het is jammer, dat u niet even kennis van den inhoud der stukken heeft kunnen nemen; het had ons misschien belangrijke aanwijzingen kunnen geven. Het is zeker jammer, gaf ik toe. Maar de toestand, waarin ik mij bevond.. Ik was zoo opgewonden dat ik mijn gedachten volstrekt niet meer bij elkaar had Natuurlijk, het is volkomen te begrijpen. U heeft u trouwens toch zoo door al uw moeilijkheden heengeslagen, dat menigeen het u niet na zou hebben gedaan. Belt u nu eerst voor alle zeker heid de Bank even op, om te zeggen, dat elke actie, die uw vermogen betreft, door u persoonlijk gevoerd zal worden, en dat u zich nooit door middel van tusschenpersonen met haar in verbinding zult stellen. Een nadere explicatie van het geval moet u voorloopig maar niet geven. Men zal het misschien wat zonderling vinden, maar dat laat u maar zoo. Hoe minder ruchtbaarheid er aan de zaak gegeven wordt, des te grooter is uw veiligheid en des te. meer kans heb ik, om de oplossing van het geval te vinden. Daar is de telefoon. Ik deed zooals Crampton mij met zijn rustige, overtuigende stem aanried. De ambtenaar van de Bank stond mij te woord met al den eerbied, dien men in een kapitalistische maatschappij aan een multi-millionnair verplicht is, en eerst na dit telefoongesprek voelde ik weer iets van de jongensachtige lucht hartigheid, die met het bericht van mijn reuzen-erfenis over me gekomen was. Uw geld is nergens veiliger dan op de Bank, zei de detective. En laat u mij nu het briefje eens zien, dat u gekregen heeft. Ik overhandigde het hem. Crampton bekeek het nauwkeurig, eerst met het bloote oog, daarna met een loupe. Toen legde hij het op zij. Ik dank u zeer voor uw inlich tingen, mijnheer Van der Boom, zei hij daarna kalm. U moet natuurlijk in 't eerst wat voorzichtig zijn; het beste zal zijn, dat u een kleine vermomming aan legt. U is immers acteur van uw beroep? ? Dan zal hét dragen/van een pruik en een knevel u niet yr'ebm'd voorkomen. Op het oogenblik mogen we gerust aanne men, dat men uw spoor bijster is, omdat men u vannacht bij uw vlucht niet heeft kunnen achtervolgen. .Maar het is niet onmogelijk, dat men u in 't oog krijgt, en dat men een nieuwe poging zal wagen om uw vermogen in handen te krijgen. Laten we hopen, dat de bende gauw ontmaskerd wordt; dan heeft u niets meer te vreezen. Hij stond op. Vindt u het beter, dat ik nu wegga? vroeg ik ontnuchterd. ; De detective lachte. Ik heb het erg druk, zei hij, en u heeft me immers alles verteld, wat u te zeggen had? Ja, antwoordde ik aarzelend, maar ik dacht, dat ik misschien zou kunnen helpen om de oplossing te vinden dat ik in elk geval voeling met u zou mogen blijven hguden Het is niet zoozeer om mijzelf, begrijpt u wel, als om dat meisje Ik stel bijzonder veel belang in haar, en ik geloof dat zij in groot gevaar verkeert Natuurlijk zal het van belang zijn, dat u voeling met mij blijft houden, geweest, zou kunnen herkennen. Dat zou u toch wel mogelijk zijn? O ja, sommigen zou ik zeker her kennen. ? Laten we dan afspreken, dat u vanavond om elf uur hier terug komt. Misschien kan ik u dan meenemen op expeditie. Maar als ik het beter vind dat u niet meegaat, zult u dat ook goed moeten vinden. Natuurlijk. Alleen u moet het me ten goede houden, maar ik geloof dat de tijd dringt Elk uur kan voor Dasja gevaarlijk worden! Wat zou u dan willen? Ik kan toch niet heel Montrouge gaan afzetten? En al had ik de heele Parijsche politie macht tot mijn beschikking, wat zou ons dat dan nog helpen? U weet immers niet eens het huis terug te vinden waar u geweest is ! En al wist u het, dan zou het nog nutteloos zijn er heen te gaan. Ik viel op mijn bed neer. . hernam Crampton. En wat dat meisje betreft, ja, door de oplossing van het geval te zoeken, werk ik ook rechtstreeks in haar belang; dat begrijpt u wel. Op het oogenblik kunt u niets beters doen, dan hier een kleine vermomming aan leggen ik zal u het noodige materiaal verschaffen -?en in Parijs wat afleiding zoeken. Naar uw eerste hotel gaat u niet terug; u zult gemakkelijk een ander vinden. Misschien wilt u mij dan dadelijk telefonisch even uw nieuwe adres op geven? Hier is mijn nummer. Hij dacht eenige oogenblikken na, en vervolgde: Misschien kan ik toch aan uw verlangen voldoen, en u een werkzaam aandeel geven in het onderzoek. Mijn assistent Dr. van Buuren is buitenslands, en hiervan nog afgezien, zou u mij van nut kunnen zijn, doordat u bepaalde personen, met wie u in aanraking is Denkt u, dat de bende daar op ons zit te wachten? Die lui zijn al lang gevlogen. Ook de waarde van het adres op dat papiertje is voor het onderzoek op 't oogenblik twijfelachtig. Wij hebben te doen met een internationale bende, die het toelegt op het verzamelen van een enorm kapitaal, hoogstwaarschijnlijk met een of ander politiek doel. Dergelijke geheime genootschappen zijn er na den oorlog verschillende opgedoken. De ziel van de onderneming is een geheimzinnig wezen, dat ik tot nu toe niet te pakken heb kunnen krijgen. Waarschijnlijk heeft de man in Montrouge met hen door de telefoon gesproken. De lui zijn buiten gewoon voorzichtig en hun organisatie zit uitnemend in elkaar. Ik kan er u op 't oogenblik niet meer van vertellen. Ik kan u natuurlijk niet verbieden, u, buiten mij om, niet de politie in ver binding te stellen. Ik werk in dit geval niet met de politie samen, omdat ik met den Service de Süretéverschil van op vatting over de methode van onderzoek. Maar door een particuliere opdracht kan ik in mijn eigen richting werken. De detective had op gedecideerden toon gesproken, en ik kon niets anders doen, dan mij met zijn opvatting ver eenigen. Afwachten was de eerstvolgende uren voor mij het parool. «? Crampton ging mij voor naar een klein vertrek, waar ik mij in korten tijd her schiep in een burgerheer met grijzend haar en een flinken knevel. Aldus van gedaante verwisseld, daalde ik de trappen van het groote huis weer af. XIV. IK ONTMOET EEN OUDEN KENNIS Parijs is op elk uur van den dag interessant. Het was bij elven toen ik in mijn vermomming over de groote boule vards wandelde; er heerschte een prettige levendigheid er wordt geweldig hard gewerkt in Parijs en in normale om standigheden zou me die drukte onge twijfeld aangetrokken hebben. Nu kon ik er slechts met halve aandacht naar kijken. Ik was over het lot van Dasja allesbehalve gerust, en de werkeloosheid, waartoe ik minstens tot den laten avond gedoemd was, maakte mij verdrietig. Ik had me nog geen enkele maal afgevraagd, of ik van het meisje hield. Ik stelde be lang in haar; zij was jong en mooi n zij was in gevaar. Elke man, met een tikje romantiek behept en dat zijn we ten slotte allemaal, al zit het soms wat diep zou in deze omstandigheden immers belang in haar stellen? Nu kwam die vraag in mij op, en ik kon haar noch bevestigend, noch ont kennend beantwoorden. Maar wanneer men op de vraag, of men verliefd is, niet rechtstreeks neen" kan zeggen, begint dat heel vaak al gevaarlijk veel op een bevestigend antwoord te lijken. Ik schudde de gedachte van mij af, wrevelig op me-zelf. Zij moest gered worden, en dat ik tot die redding niet zonder uitstel alle krachten in 't werk kon stellen, irriteerde mij, en het bewustzijn van de verantwoordelijkheid, die ik op mij genomen had door zonder haar het huis te verlaten, sloeg met telkens heviger kwelling door mijn denken. Ik kon zelfs niet nalaten, die verant woordelijkheid te vergrooten, schold me-zelf uit voor een grenzenloos egoïst, verweet me, dat ik alleen gedacht had aan mijn millioenen, al kon ik een oogen blik later deze zelfbeschadiging moeilijk volhouden.... Dan dacht ik weer aan Crampton, aan de kalme, zelfbewuste manier waar op hij de zaak besproken had, aan zijn grooten naam als detective. In beter handen dan de zijne kon ik het lot van Dasja niet gelegd hebben, daarvan was ik overtuigd. Ik sloeg een stillere straat in, en ging op het terras van een restaurant zitten om een glas koffie te gebruiken. Ik voelde nog flink de gevolgen van mijn onvolkomen nachtrust. In deze rustige omgeving ik zat op het terras geheel alleen werd mijn stemming weer wat beter, en ik begon weer meer hoop op de toekomst te krijgen. En toen haalde het toeval een van die zonderlinge capriolen met me uit, waar van men naderhand pleegt te zeggen: dat kan haast geen toeval zijn". Alsof niet een van beide: alles of niets, ter wereld toeval is Ik zat gelaten te wachten tot mijn koffie door het filtertje heen gedruppeld zou zijn, toen mijn oog onwillekeurig viel op den kellner, die in de deuropening stond. Hij droeg het korte zwarte jasje en het groote linnen voorschoot van de Parijsehe garcons; daaraan was niets bijzonders. Hij was grooter,en steviger ge bouwd dan de meeste van zijn collega's; een athletengcstalte. Maar ook dat zou mij niet zoo onmiddellijk geboeid hebben. Wat mijn aandacht trok, was het gevoel, dat ik dezen man eerder moest hebben gezien, en in andere om standigheden, niet als kellner. Dit eigeiiaardig-gemoedelijke en tegelijk zei r aristocratische gezicht gaf mij dadelijk de zekerheid, dat ik den irian kende. Een paar minuten moest ik mijn her inneringsvermogen inspannen; toen \v;is; ik er. (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl