Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No.
2566
rBRILLEN TEGEN HOOIKOORTS!
f 1.2O bij vooruitbetaling
JOS. HARTOG Opticien
Rotterdam Ut recht.
RECHTER, WET EN RECHT
DOOR MR. E. VAN BOLHUIS
ARTIKEL 11 der wet, houdende algemeene be
palingen der wetgeving van het Koninkrijk,
luidt: De regter moet volgens de wet regt spreken;
hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijk
heid der wet beoordeelen".
En ^artikel 12: ;,Geen regter mag bij wege van al
gemeene verordening, dispositie of reglement, uit
spraak doen in zaken welke aan zijne beslissing
onderWorpen zijn".
Beide bepalingen weerspiegelen nog de opinie der
tijden, toen in eere was: alle recht is in de wet te
vinden, het oude adagium, dat vooral in den aanvang
der 19de eeuw, toen men allerwege stond voor 't
probleem der codificatie, opgeld deed.
Meer en meer echter werden en worden wij gecom
pliceerd, meer en meer
toegespitst-individualistisch, meer en meer raken wij af van de mentaliteit
eener, juffrouw Laps, voor wie 't staat in een boek"
het einde aller aanvechtbaarheid beduidde.
De rechter, de moderne rechter, in wiens handen
wij gemeenlijk bij monde van onzen procureur zoo
vol vertrouwen'' onze belangen neerleggen, blijkt
behalve de wet óók de rechtswetenschap, óók de
rechtspraak te gebruiken als bron van het
werkelijke recht" 1), gelijk de burger dat aanvoelt. Rekbare
begrippen in de'wetten vormen den grondslag voor
een meer of minder uitgebreid jurisprudentierecht.
Men vindt die bijv. in de bepaling, dat een over
eenkomst te goeder trouw moet worden ten uitvoer
gebracht en dat de billijkheid en het gebruik -hun
eischen stellen ten aanzien van de gevolgen van een
overeenkomst. De moderne wetgever werkt zelfs aan
deze eyolutie mede door in een vage terminologie
zijn wil neer te schrijven. De wet op het Arbeids
contract van 1907 is daarvan een typeerend voorbeeld:
welke de plichten van den goeden werkgever en den
goeden werknemer zijn en wat een dringende
reden tot het geven en het nemen van ontslag is
toch, moet de rechter uitmaken. De geest" van de
wet kan zich aldus uitleven.
Zoo ziet men dan het verschijnsel, dat de wetgever
als-het ware-?ijn feitelijke onmacht tot het regelen van
hetgeen het recht voor de burgers moet zijn erkent
en de rechtswetenschap en de rechterlijke macht het
hunne bijdragen tot de vorming van het werkelijke
recht, terwijl tóch de bepalingen blijven gehandhaafd,
die neerkomen op: alle recht is in de wet te vinden.
Dat hierbij eenigszins de bezwaren ontstaan van
twee stuurlieden op n schip, ligt voor de hand.
Het conflict is zeer interessant. Prof. Mr. R.
Kranenburg schrijft over het probleem: Het eenige
gemeenschappelijke in hun strijd", d. i. de strijd van
<le:'voorstanders van de nieuwe richting, is eigenlijk
de negatie: de absolute heerschappij der wet wordt
Krachtig aangevallen, maar in.hoever'dan het gezag
der wet nog moet worden erkend en gehandhaafd,
daarover is men het niet alleen onderling oneens,
maar zelfs spreken de auteurs ieder afzonderlijk zich
daaromtrent meestal niet heel duidelijk uit". 2)
Zoo noemde bijv Mr. J. A. Levy den rechter des
wetgevers evenknie" 3). Mr. J. P. Fockema Andreae
vergeleek in zijn geschrift Moderne Praetuur?"
de. rechtvormende werkzaamheid der rechterlijke
macht met de taak van den vroegeren Romeinschen
praetor. Prof. Mr. Paul Scholten is van oordeel, dat de
rechter het recht niet vindt enkel. door feiten te ver
zamelen en die dan te subsumeeren onder den door de
wet gegeven regel 4). Volgens Prof: Kranenburg is de
rechter niet zulk een automaat, ? iristrurnént of
gedaehtelooze slaaf der wet, als Monte^quieu hem zag".
Hij zal steeds als zijn functie hebben te zien: het
verwezenlijken van de algemeene reehtsovertuiging
in de materie, waarin hij in elk concreet geval
het recht bedeelt. Bezit hij geen objectief betrouw
bare middelen om deze te peilen, hij volge de wet.
Voor deze geldt zeker de presumptie van te zijn
de neerslag der belangenschatting van velen, of van
een lange ervaring. Maar om de boven aangegeven
redenen is het geen vermoeden, waartegen geen
enkel tegenbewijs is toegelaten, al zal men de eischen
daarvoor zeker streng moeten nemen" 5).
Hoe het ook zij, in de practijk geldt in ons land
zoowel het zuiver wettelijke" recht als het recht,
gevormd door de jurisprudentie en de wetenschap",
het ongeschreven recht. Ten bate van de rechts
zekerheid der burgers nemen n de wetenschap n
de rechterlijke macht een actief deel aan de rechts
vorming.
Nederlandsche Munt
' Holland's beste 10 cents sigaar
Hoe is echter de houding van den rechter, wanneer
het wettelijke dan wel het ongeschreven recht
op handige wijze wordt ontdoken? Het aantal
schijn-rechtshandelingen, dat in de practijk van het
leven voorkomt en waarmede men een ander privaat
persoon dan wel den Staat beoogt te benadeelen, is
immers niet gering. Vaak staat de rechter machteloos
daartegenover, doordat een rechtsgeldige vorm aan
de handeling is gegeven, hoewel een ieder het onge
oorloofde van het geval aanvoelt. Aan een of anderen
regel toch is voldaan; tegelijkertijd is een andere
regel overschreden; het geheel is echter in rechte
niet te achterhalen.
Een zeer recente beslissing van den Hoogen Raad,
n.I. van 26 Mei 1926, te vinden in het Weekblad van
het Recht van 28 Juni j.l. (no. 11515), toont over
duidelijk aan, dat ook ten aanzien van de
rechtsontduiking (het gold hier geschreven recht) de rechter
niet op het legistisch standpunt blijf t staan, doch meer
vrijelijk rechtspreekt.
Het geval was 3|ls volgt:
Oam Jansen had in 1906 en 1907 een bedrag van
? 50.000 aan zijn neef Pietersen geschonken, onder
voorbehoud door en ten behoeve van den schenker een
jaarlijksche uitkeering van ?2000 te betalen, onder
meer onder de bepaling, dat deze periodieke uitkee
ring zou ophouden en vervallen drie dagen voor het
overlijden van den schenker. In October 1922 overleed
oom.
De ontvanger der Successierechten achtte artikel 11
der Successiewet op dit geval toepasselijk en vorderde
het verschuldigde successierecht. Dit bedrag werd
betaald, doch in rechte als onverschuldigd van den
Staat der Nederlanden teruggevorderd.
De Rechtbank te 's Gravenhage wees deze vordering
af. Voor het Hof voerde Pietersen in hooger beroep
aan, dat artikel 11 alleen dan kan worden toegepast,
wanneer de overledene op de periodieke uitkeering
recht heeft tot zijn dood, terwijl tusschen hem en den
overledene bij de schenking was overeengekomen,
dat de uitkeering zou eindigen drie dagen voor diens
overlijden.
Het Hof achtte deze grief ongegrond, omdat art. 11
bepaalt, dat voor de regeling van de rechten van
successie geacht wordt bij overlijden in,den boedel
te zijn en bij legaat door den verkrijger of bevoordeelde
te zijn verkregen al wat door den overledene aan
bloed- of aanverwanten (tot den vierden graad inge
sloten) is afgestaan, indien de overledene zich daartoe tot
zijn dood heeft voorbehouden een recht op een vrucht
genot of op een periodieke uitkeering, en de bedoeling
van deze bepaling blijkbaar is om te voorkomen, dat
de betaling van successierechten zal worden ontgaan.
Welnu, Pietersen en de overleden schenker hebben
wel bepaald blijkbaar, omdat zij meenden zoo
doende de heffing krachtens art. 11 te kunnen tegen
gaan , dat de jaarlijksche uitkeering zou ophouden
en vervallen drie dagen vóór het overlijden van den
schenker, maar daardoor is het beding volgens het
Hof niet van aard veranderd en behield de overledene
niettemin gedurende zijn leven recht op de uitkeering,
daar eerst na zijn dood vaststond, dat dat recht
was geëindigd.
Pietersen, ten tweede male teleurgesteld, gaf het
nog niet op en zocht nu zijn geluk door in cassatie te
gaan. De Hooge Raad bracht hem echter eveneens
,geen hulp. Ons hoogste rechtscollege begint met den
grond van da beslissing van het Hof aan te vallen.
Z.i. had Jansen geen recht op de uitkeering gedurende
zijn leven, omdat op het oogenblik van zijn overlijden
zekerheid werd de verbintenis van Pietersen toch
was er een onder een onzekere tijdsbepaling , dat
zijn recht drie dagen te voren was geëindigd. Doch, dat
doet er allemaal niets toe! Men mag toch aannemen,
dat de bedoeling van de overeenkomst is geweest
om de successiebelasting krachtens art. 11 te
ontloopen. De periodieke uitkeering, welke tot stand is
gekomen, is immers practisch op n lijn te stellen met
ne, die tot aan het overlijden van den gerechtigde
voortduurt, en de door partijen geschapen rechtstoestand
komt dan ook zoozeer aan den door de wet aan belasting
onderworpen toestand nabij, dat doel en strekking der
wet zouden worden miskend, indien de in fraude legis
gepleegde handeling der partijen niet evenzeer als de
in de wet voorziene verrichting door de belastjng werd
getroffen. Daarom behoort volgens den Hoogen Raad
het wetsvoorschrift onder voormelde omstandigheden
toepassing te vinden. De uitspraak van het Hof
wordt derhalve, 't zij op andere overwegingen, ge
handhaafd en het cassatieberoep verworpen.
De Hooge Raad geeft toe, dat artikel 11 eigenlijk
niet op dit geval kan slaan; desalniettemin wordt het
toegepast, omdat Jansen en Pietersen het blijkbaar
wilden ontduiken. Dit is een zeer belangrijke be
slissing. Het Hof, dat wij zagen het boven reeds
wel tot dezelfde conclusie kwam als de Hooge Raad,
trachtte nog door een bepaalde constructie het baan
brekende van zijn uitspraak in den vorm te redden.
De Hooge Raad keurde dat af, ging recht op het doel
aan en stelde ronduit de questie, zooals hij die meende
te moeten stellen, zoodat een ieder duidelijk wordt
welk een belangrijk iets dit arrest weer brengt. Oe
wet wordt toegepast op een geval, dat daarvoor zeer
zeker naar analogie in aanmerking komt, maar dat
desondanks buiten den strengen regel van de wet viel.
De geest van de wet werd boven de letter gesteld.
Een dergelijke beslissing kan in belangrijke mate
rechtvormend'werken. Immers, wanneer het wettelijke
recht en naast het wettelijke recht (in een enkel geval
BATENBURG 6 FOLMER
(G. W. FOLMER)
DEN HAAG,
HUYGENSPARK22
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MBT SAFE-INRICHTING
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN
misschien zelfs wel tegen het wettelijke recht in)
het ongeschreven recht gehandhaafd wordt, in
weerwil van geheel in den wettelijken vorm gekleede
ontduikingen, welke moeilijk als zoodanig aanvecht
baar zijn, krijgt de heerschappij van het werkelijke
recht nog meer effect. Met het scheppen" van het
recht toch is men er alleen nog niet; in de practijk
is de hoofdzaak, dat het gehandhaafd en niet illusoir
gemaakt wordt. En daaraan ontbreekt helaas !
nog maar al te veel.
Het bovenaangehaalde arrest van den Hoogen
Raad van 26 Mei 1926 brengt ons weer een belangrijke
schrede voorwaarts. Voor de zooveelste maal wordt
het nut van hét jurisprudentierecht aangetoond. En
nog iets. Een Punch die van 17 Februari j.l.
illustreert de noodzakelijkheid van een school voor
rechters, ,,who have lost touch witheveryday live".
Men ziet daar een aantal waardig-gepruikte Engelsche
exemplaren, min of meer fossielig van gelaatsexpressie,
onderricht worden door een meester-met-den
-stokvoor-de-kaart, hoe eenige zeer simplistische dingen
des dagelijkschen levens er uit zien.
Welnu, ten onzent, mag men veilig veronderstellen
het arrest van den Hoogen Raad van 26 Mei 1926
souligneert dat nog eens in het bijzonder , is een
dergelijk instituut overbodig!
1) Zie Prof. Mr. l. H. Hijmans, liet Recht der
Werkelijkheid, Haarlem igio.
2) het Nederlandsch Staatsrecht, Haarlem 1025.
deel II, bl. 5.
3) Rechter en Wet, bl. 1611.
4) Beschouwingen over recht, Haarlem igs4, bl. 141.
5) Het Nederlandsch Staatsrecht, deel II, bl. 13.
AAN DE INZENDERS
Alle voor het redactioneele gedeelte
bestemde inzendingen moeten
worden geadresseerd
AAN HET SECRETARIAAT DER
REDACTIE VAN
DE GROENE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333
AMSTERDAM,
zonder vermelding van persoonsnamen.
De geschiktste omvang van artikelen
bedraagt ten Koogste 1800 woorden.
Indien de bijdrage voor illustreering
met foto's in aanmerking komt, gelieve
de inzender, zoo mogelijk, de foto's ,
die niet reeds in andere week- of dag
bladen mogen zijn gereproduceerd
~
tegelijk met het artikel in te zenden.
De cop^y moet in machineschrift zijn
geschreven, terwijl slechts n zijde
van het papier mag zijn gebruikt.
Indien inzenders prijs stellen op terug
zending van ongevraagde bijdragen,
wanneer deze niet worden geplaatst,
dan moet daarvoor porto worden
ingesloten.
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER & Co.
ffvs css CM DEN HAAG <? <? *>
AMSTERDAM - ARNHEM
Verz. van Tentoonstellinggoederen