Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No; 2566
DR. H. F. R. HUBRECHT f
DOOR H. RUD. DU MOSCH
EEN groot man is uit ons midden weggegaan; de
wensch van de Redactie van de Groene Am
sterdammer", in het eerste nummer, dat na het
overlijden van Hubrecht verschijnt, dezen vooraan
staanden Nederlander herdacht te zien, geeft blijk
van hare waardeering van diens groote hoedanigheden,
niet het minst als een der voormannen van het
liberale kamp, doch vóór alles als trouw voorvechter
van Amsterdam's belangen.
Ofschoon met allen, die het voorrecht gehad hebben,
Hubrecht te kennen en dus hoog te achten, sterk'
onder den smartelijken indruk van het heengaan van
'dezen bizonderen persoon, ben ik der Redactie toch
erkentelijk voor het door haar tot mij gerichte verzoek,
dit woord van eerbiedige hulde en oprechte vereering
aan de nagedachtenis van deze machtige figuur te
mogen wijden.
Thans bijna een kwart eeuw toch heb ik haar van
nabij mogen gadeslaan, de groote gaven van hart en
hoofd van Hubrecht mogen bewonderen.
En wanneer ik vaststel, dat zulks kon geschieden
in de vele colleges, waarin ik met hem mocht
samen' werken, als daar zijn de Provinciale Staten, de
Kamer van Koophandel, de- Commissie voor het
Consulaire Examen, de Commissie voor de Herziening
der Handeslverdragen, de Commissie van Voorbe
reiding van het Handelsregister en dat Hubrecht
in nog zoovele andere corporaties eene vooraanstaande
plaats innam, dan behoeft zeker wel niet de nadruk
er op te worden gelegd, hóe veelzijdig en veelvuldig
de werkzaamheden van den overledene zijn geweest.
Steeds werd Hubrecht bereid gevonden, aan de
goede en vooral aan de groote zaak mede te werken.
Als Unie-liberaal lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, was hij een der afgevaardigden van
onze goede stad; voor de voortdurende verbetering
van het Noordzee-Kanaal heeft hij geijverd, het
Koloniaal Instituut en de Openbare Leeszaal te
Amsterdam mede tot stand gebracht, lange jaren
eenen hoofdzetel ingenomen in het bestuur van het
Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap.
Hubrecht was een man van bijna onbegrensd weten,
van onkreukbare eerlijkheid, van noesten ijver, van
ontembare wilskracht en van zeldzamen eenvoud.
Zijn blik was breed en wanneer het mij, ter staving
van dit feit, vergund zij, een van de vele bewijzen
hiervoor aan te voeren, dan wijs ik opnieuw op het nu
kortelings voltooide Koloniaal Instituut, welks op
richting in hooge matéaan Hubrecht's stuwkracht is
te danken. Deze schitterende inrichting vormt een
brug tussehen het Moederland en onze waardevolle
" Gewesten over zee, brengt West en Oost en Oost en
West nauwer tezamen en verhoogt de kennis en
bijgevolg de waardeering van alle Grootnederlanders
aan deze en aan gene zijde van den Oceaan. Hoe verre
van strekking was de visie van dezen man, die Indi
nooit met eigen oogen aanschouwde, en hoe grootsch
?de werkelijke daad, waardoor Hubrecht deze schoone
gedachte wist te doen begeleiden !
Deze ware Nederlander, Nederlander in merg en
ibloed, heeft niet voor niets geleefd; zijne figuur zal
.nóg lang blijven schitteren en zijne nagedachtenis
voortleven in de vele instellingen, waarop zij haren
machtigen stempel heeft gedrukt.
Amsterdam, 4 Augustus 1926.
Makelaar J. D. R. Nienaber
TOEZ. maand: WONINGGlDS,
ONZE VISSCHERIJ NA
DEN OORLOG
DOOR P. E. VAN RENESSE
Voor de visch in de hoeveelheid, waarin zij
in Europa geproduceerd wordt, kan geen
debiet gevonden worden tegen prijzen,
welke in een verhouding tot de productie
kosten per eenheid slaan, die in doorsnee
een redelijke winst verzekeren
ONS visscherij-bedrijf lijdt nog steeds onder de
gevolgen van den oorlog. Daardoor zijn de pro
ductie- kosten per eenheid van de gevange/i visch
n.ml. sterker gestegen, dan de prijzen van andere
goederen, zonder dat de verbruikers de visch naar
verhouding meer begeeren.
Het visschen is voornamelijk duurder geworden
door de stijging van de prijzen der visscherij
benoodigdheden: netten, touwwerk, zeilen, schepen, motoren,
stoommachines, petroleum, steenkolen, smeerolie, en
door de hoogere eischen, door de sociale wetgeving
aan het bedrijf gesteld; de loonen der visschers hebben
er weinig toe bijgedragen, omdat deze meestal geheel
of grootendeels uit een bepaald deel van de opbrengst
der visscherij bestaan. Bovendien wordt, bij bepaalde
takken van visscherij, met dezelfde middelen een
geringe gewichtshoeveelheid, bestaande uit minder
begeerde, n.mi. kleinere visschen gevangen. Met name
is dit het geval bij de zeil- en beugvisscherij in de
Noordzee. Van enkele vischsoorten, welke voor deze
visscherijen van bijzonder belang zijn, als vooral
schol en schelvisch komen nml. tengevolge van de
overmatige bevissching der Noordzee de grootere
en daardoor zwaardere en meer waardige exemplaren
hoe langer hoe schaarscher in die zee voor, worden
dus de gemiddelde afmetingen hoe langer hoe kleiner.
Deze omstandigheid werkt er natuurlijk toe mede,
om de bedrijfskosten per gewichtseenheid te doen
toenemen en is niet bevorderlijk voor wat men zou
kunnen noemen de gemiddelde begeerlijkheid per
eenheid.
De inflatie, welke de oorlog in verschillende landen
veroorzaakte, beteekent anderzijds een daling van
den prijs van den arbeid. Immers zij doet den prijs
der waren stijgen sneller en sterker, dan het geldbe
drag der loonen, m.a.w. de koopkracht der loonen,
dus het werkelijke loon gaat achteruit. De daling
van den prijs van den arbeid deelt zich uiteraard
mede aan alles, wat met behulp van dien arbeid
wordt voortgebracht en wel in sterker mate naar
gelang deze in de voortbrenging een belang
rijker aandeel heeft. In het bijzonder de vruchten
van eigen bodem kunnen daardoor verhoudings
gewijze goedkooper worden geproduceerd. Bovendien
neemt de overheid in zulke landen meestal in het
belang van de volksvoeding maatregelen, opdat de
producenten van dergelijke waren zich het voordeel
van den goedkooperen arbeid niet kunnen toeëigenen,
door de prijzen op het wereldpeil te brengen. De
prijzen, welke er in die landen zelf voor betaald
worden, dalen daardoor vrij sterk in verhouding tot
de productie-kosten per eenheid van goederen, tot
welker voortbrenging de goedkoope arbeid minder
heeft bijgedragen en althans tot die van visch,
herkomstig uit landen met waarde-vast geld, zooals het
onze.
Nu kan de vischproducent, door zich met een
kleinere winst per eenheid tevreden te stellen, den prijs
van zijn artikel een tijdlang regelen naar dien van het
goedkoope product, doch dit wordt hem onmogelijk,
zoodra zijn prijs genaderd is tot zijn productie
kosten per eenheid. Er komt dus een oogenblik,
waarop de visch, althans die van vreemde herkomst,
voor de inwoners van een land met deprecieerend
geld een duur artikel wordt. Zij gaan het dan voor een
deel vervangen door goedkoopere producten van eigen
bodem, bijv. vleesch van eigen vee, of door andere
goedkoopere waren als bijv. bevroren vleesch of wel
zij vergenoegen zich met goedkoopere soorten visch.
Slechts het meer koopkrachtige deel der bevolking
blijft zich nog de weelde veroorloven van het genot
der dure buitenlandsche visch.
De invoer van visch, en althans die van duurdere
visch, uit landen met waarde-vast geld, zal dus
afnemen, de hoeveelheid visch, welke die landen met
winst of zonder verlies kunnen verkoopen, vermindert
en de vischprijzen dalen.
Van de beide voornaamste buitenlandsche afzet
gebieden voor onze visch, Duitschland en België, is,
zooals men weet, eerst Duitschland ernstig door de
inflatie geteisterd. ?. ? ..'-.<? tvf,-.,.>?£ w|
Onze vischexport naar Duitschland werd er in
de eerste helft van 1923 bijna geheel door tot stil
stand gebracht. De achteruitgang beperkte zich
echter tot dusver geenszins tot dat land. Dit is begrij
pelijk. Immers vooreerst is Duitschland niet de eenige
staat, waar de waarde der valuta achteruit ging;
in Oostenrijk, Polen en Rusland is het niet of nauwe
lijks beter gegaan. Verder is Nederland niet het eenige
vischproduceerende land, dat in landen, waar de
koers van het geld daalde, minder visch dan vroeger
kon uitvoeren en alle landen, die deze moeilijkheden
ondervinden, pogen zich in andere afzetgebieden scha
deloos te stellen. Zoo Groot-Brittanniëvoor het ver
lies van debiet voor zijn pekelharing in
Sovjet-Rusland en Polen door een grooteren afzet in Duitschland.
Hotel Duin en Daal" * Bloemendaal
Str. koud en warm water op alle kamers
PRIVÉBADKAMERS Telefoon 22223
De verruiming van het debiet in die andere gebieden;
was echter slechts mogelijk, wanneer de visch tot
lagere prijzen werd aangeboden en de landen, waar
de productie-kosten per eenheid het laagst waren»
konden daarbij het verst gaan en het best hun doel
bereiken.
Tot die landen behoorde in den tijd van de marken
inflatie natuurlijk bovenal Duitschland met zijn
goedkpopen arbeid en daardoor goedkoope
visscherijbenoodigdheden en zijn voor een exportbedrijf
als de visscherij goedkoope crediet. De
stoomtreilreederijen daar te lande poogden van die gunstige
omstandigheid zooveel mogelijk te profiteeren, door
een sterke uitbreiding van hun vloot. Denemarkea
was in de zomermaanden gedurende welke het met
succes met de snurrevaad kon visschen, even
eens een sterke concurrent, terwijl de productie
kosten per eenheid gevangen visch in Groot-Brit
tanniëhet hoogst bleken te zijn. Dit en het feit, dat
de Duitschers in die dagen geweerd werden, verklaart
waarom onze stoomtreilers toen in Groot-Brittani
een betere markt vonden dan in ons eigen land.
Thans zijn ook Belgiëen Frankrijk ernstig door de
inflatie aangetast.
Belgiëtrok als gevolg daarvan reeds lang bij voor
keur goedkoope versche zeevisch uit IJmuiden..
In den laatsten tijd is de toestand echter zoodanig;
geworden, dat onze consignatiehandel zelfs de goed
koope versche visch in Belgiëmoeilijk zonder verlies
ter markt kan brengen en klaagt ook onze
haringhandel over afzetmoeilijkheden daar te lande.
Frankrijk heeft voor onzen vischuitvoer lang niet
zoo groote beteekenis als België. Groót-Brittanni
importeerde er echter beduidende hoeveelheden
versche zeevisch. Kan zij die niet meer kwijt, dan moet
dit een ongunstigen invloed hebben op de Engelsche
markt en dus indirect ook op onze markt, welke voor
een beduidend deel van Engeland afhankelijk is,
Een soortgelijk indirect nadeel kan ook een inkrimping.
van het debiet van andere landen in Belgiëvoor ons.
bedrijf hebben.
De uitbreiding van de Duitsche stoomtreilvloot,
welke in de inflatie-periode tot stand is gekomen,
heeft daarbij de capaciteit der stoomtreilvisscherij
in Europa abnormaal vergroot. De Duitsche reederijen:
trachten de vangsten van deze te omvangrijke vloot
van de hand te zetten o.a. door verruiming van het de
biet in Duitschland zelf. Zij vinden daarin steun bij de
Duitsche Regeering, die daartoe o.a. bewerkte, dat
voor het vervoer der Duitsche visch op de Duitsche
spoorwegen een flinke reductie op de vrachtprijzen
wordt toegestaan.
Daardoor is het thans mogelijk, deze visch in verschil
lende streken in Duitschland aan te bieden tegen lagere
prijzen dan de van elders ingevoerde visch en wordt
de verkoop van onze versche zeevisch, vooral van
degoedkoopere soorten, op verderen afstand van
[Jmuiden dan Frankfort a/d. Main zeer bemoeilijkt. Een
ander gevolg is, dat de Denen voor de versche zeevisch
welke zij niet meer in Duitschland kunnen slijten,
in Groot-Brittanniëafzet gaan zoeken, waardoor de
vischprijzen daar te lande gedrukt worden en de afzet
mogelijkheden voor ons product daar weer ongunsti
ger worden.
Kort samengevat, is de toestand sinds den oorlog;
dus zoodanig, dat voor de visch in de hoeveelheid»
waarin zij in Europa geproduceerd wordt, geen debiet
gevonden kan worden tegen prijzen, welke in een
verhouding tot de productie-kosten per eenheid staan,
die in doorsnee een redelijke winst verzekeren. De
ondernemingen, welke onder de gunstigste omstan
digheden exploiteeren, kunnen wellicht zonder verlies.
of zelfs met eenige winst werken; over het algemeen,
zijn de winstkansen echter ongunstiger dan in nor
male andere bedrijven en verscheidene ondernemin
gen kunnen zich niet of met moeite staande
houdenIndien de afzetmogelijkheden niet veel gunstiger
worden, is een sterke inkrimping van het bedrijf on
vermijdelijk. De ondernemingen, die onder de
slechtsteomstandigheden exploiteeren, dus voor welke
deverhouding tussehen de prijzen van het product ea
de productie-kosten per eenheid het ongunstigst zijn,
zullen daarbij moeten verdwijnen.
Voor onze visscherij-ondernemingen is het natuurlijk;
van overwegend belang, dat zij niet daartoe behooren,
dus dat hun productie-kosten per eenheid van de
vangst in verhouding tot die van het bedrijf in andere
landen zoo laag mogelijk worden, eensdeels door
toepassing van visscherij-methoden, waarbij met
dezelfde kosten meer gevangen wordt, anderdeels
door bezuiniging op de kosten zelf.
De Regeering zou tot die bezuiniging veel kunnen
bijdragen door, althans totdat de crisis geheel is door
geziekt, de zware lasten, welke als gevolg van de sociale
wetgeving op het bedrijf zijn gelegd, zooveel mogelijk
te verminderen.
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Den
Haao
DB BE-STE HOEDEN IN HOLLAND