Historisch Archief 1877-1940
W. A. URBAN
AUTOSTALLING Frankensla^ 12
Handel in auto's en toebehooren
TELEFOON 50049
SCHEVENINGEN
ONDER HOOFDREDACTIE VAN G. W. KERNRAMP
Redacteuren: H. BRUGMANS EN TOP VAN RHIJN-NAEFF
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM KEIZERSGRACHT 333
.: N. V. DE GROENE AMSTERDAMMER AMSTERDAM
TOE AND H«Et.
$*«&$
OPGERICHT IN 1877
No. 2567
ZATERDAG 14 AUG. 1926
EEN ILLUSIE
De Brief van Clemenceau
ER hangt in het IWusée du Luxembourg een
schilderij uit het jaar. 1885. Het stelt
Clemen?ceau voor, een volksvergadering toesprekende. De
korte gestalte in gekleede jas staat recht-op, de,
toen nog, zwarte snorren hangen om den mond en
?de blik uit de donkere oogen onder de overhangende
?wenkbrauwen is dwingend.
Reeds veertig jaar geleden dus was Clemenceau
beroemd; zijn eerste optreden valt echter nog vijftien
jaar vroeger, toen hij, tijdens de Commune, burge
meester was van het arrondissement Montmartre
en bemiddelen wilde tusschen de communards en
Versailles.
. Sindsdien blijkt hij, met tusschenpoozen een figuur
in het publieke leven van Frankrijk, als erkend hoofd
?der radicaal-socialisten, hij, de tombeur des
ministères", om in 1906 zelf als eerste minister
met een groot hervormings-program voor het land
ie treden.
Wij hier kennen hem echter vooral als den man,
die in het laatste gedeelte vanden oorlog de leider van
Frankrijk was en mér nog als den tijger, wiens
realistischen klauw de idealistische frazes van
Wilson bij de vredesonderhandelingen te Versailles
in 1919 uiténrafelde en die Frankrijk daarmee den
schijn der overwinning bezorgde.
Is het den ouden man, die zooveel illusies in zijn
langen loopbaan om zich heen aan scherven heeft
2ien vallen, in de stille teruggetrokkenheid van zijn
buiten in de Vendée, schrijvende aan zijn boek over
Demosthenes, geopenbaard geworden, dat ook het
Versailles van 1919 een gebroken illusie is? Men zou
het uit zijn stilzwijgen sinds 1920 willen opmaken,
dat hij niet verbroken heeft om de kritiek op zijn
-vredesverdrag te beantwoorden, ook niet nu onlangs
de politieke ontreddering volslagen scheen, doch
slechts nog om (int 1922) een reis naar Amerika te
maken in dienst der propaganda voor Frankrijk, dat
daar overigens weinig baat bij vond.
Nu pas heeft de welhaast vijf-en-tachtigjarige zijn
scherpe pen weer in zijn bijtenden inkt gedoopt. Hij
heelt een open brief aan president Coolidge geschreven,
waarin hij te velde trekt tegen den geest van louter
zakelijkheid, die, naar zijn zeggen, Amerika betracht
bij de regeling der intergeallieerde schulden. Wij
zijn schuldenaren en gij schuldeischers", zegt hij,
en het lijkt wel of dit eenvoudig een geldkwestie is.
Moeten er dan geen andere overwegingen gelden".
Indien de naties", vervolgt hij, niet anders dan
handelshuizen waren, dan zouden bankrekeningen
het lot van de wereld regelen. Gij eischt van ons de
betaling niet van een handelsschuld, maar van een
oorlogsschuld en gij weet, evenals wij, dat onze kas
leeg is. In zulke gevallen teekent de debiteur wissels
op termijn; het is dat ook wel wat gij ons vraagt.
Maar het zou noodig zijn dat wij over en weer konden
gelooven aan een afbetaling in geld op den
vastgestelden dag. Maar, dit is het geheim van de komedie,
dat het hier slechts fictieve wissels betreft om te
eindigen op leening met goede hypotheken op onze
bezittingen, evenals in Turkije".
En aan het slot vindt de grijsaard de volle gereser
veerde scherpte terug die zoovelen jaren lang hebben
gevreesd- Ik zou het (Amerika) slechts de uiterste
hulde van mijn zwijgen kunnen brengen, indien ik
mij vergist had".
Behalve de Matin", de Quotidien" en de
Humanité" looft de geheele Parijsche pers den brief met
warmte. De lof is te begrijpen. Clemenceau geeft hier
uiting aan het gevoel dier tallooze Franschen, die
slechts weten dat Frankrijk gebloed heeft uit duizend
wonden en niet begrijpen, dat het nu nóg meer bloeden
moet, die geleefd hebben in de illusie van les boches
payeront" en nu, ontgoocheld, zien, dat de Duitschers
niet hun, maar zij Amerika betalen moeten, ja, door
de verhandelbaarheid van de Fransche schuldbrieven,
die anders dan de Engelschen, de Amerikanen zijn
blijven eischen, zij te eeniger tijd misschien zelfs
tegenover schuldeischers zouden komen te staan die
wonen aan den overkant van den Rijn, dat zij met
andere woorden Duitschland zouden moeten betalen
voor de-overwinning op Duitschland behaald. Is het
wonder, dat deze redeneering het bevattingsvermogen
van den doorsnee Franschman te boven gaat, die in
zijn hersens de kronkels mist, noodig om de problemen
der moderne economie te kunnen verstaan? De aan
den maatstaf van het menschelijk gevoel onttrokken,
boven alles tronende geld-gerechtigheid der moderne
wereldpolitiek ontgaat hem.
De lof der Parijsche bladen is begrijpelijk; de
kritiek der drie genoemde uitzonderingen echter meer
gerechtvaardigd.
Zou Clemenceau vergeten", vraagt de Matin, dat
hij een van de voornaamste makers van dezen vrede
is? Inderdaad is er in 1919 niets commercieel tusschen
de bondgenooten geregeld. Wiens schuld is dat? En
wanneer Frankrijk thans zijn schuldeischers tegenover
zich ziet, wie is daarvoor dan verantwoordelijk?
Waarom anders stelt de Amerikaansche schuld voor
ons geweten zulk een benauwend vraagstuk dan
omdat zij bovenaan een rekening van 407 millioen
dollar aanwijst voor na den wapenstilstand door
Frankrijk gekochte en slecht verkochte voorraden?
En wie heeft die voorraden gekocht? Wie heeft de
onnoodige, schrikkelijke factuur uit naam van
Frankrijk geteekend?",,Clemenceau had beter gedaan,
besluit de Matin, te blijven zwijgen".
Zoo komt het ons ook voor. Wij zien, met de
Quotidien", in een brief van Clemenceau slechts,,een
uiting van te laat berouw". Berouw komt steeds te
laat. Clemenceau zal zich zelf nauwelijks kunnen
voorstellen dat zijn brief in Amerika den indruk
maken zal, dien hij schijnt te bedoelen. De tijd is
voorbij, dat de stem van een zij het nog gezaghebbend
grijsaard beslissende wendingen in de politiek kon
brengen. De Amerikanen zijn bovendien alleen
sentimenteel, wanneer zij onder den indruk raken
van hun eigen deugd. En al zou, ongerijmde veronder
stelling, Clemenceau's brief het geweten wekken van
DE GROENE AMSTERDAMMER
Prijs per jaargang ? 10.?bij vooruitbetaling
Per No. 25 Cent. Advertent.ën ? 0.75 per regel
INHOUD:
1. S. Marius, Een illusie.
2. Dr. J. van Zanten, Dr. Ph. Falkenburg f
H. Middendorp, Boekbespreking.
3. Dr. Jan RomMn, Kerk en Staat in Mexico
Joh. Braakensiek, Spanjes zetel in den Volken
bond.
4. Prof. Dr. H. Brugmans, Amsterdamsche bijzon
derheden.
5. T. M., Reisbrieven uit Zuid-Amerika L. J.
Jordaan, De Inflatie-zwemmer.
6. Annie Salomons, Bijkomstigheden Charivarius»
De Vereenigde Staten van Europa en de
Charivaria.
1. Dr. Jac. P. Thijsse, Uit de Natuur.
9. Elis M. Rogge. Voor Vrouwen.
10. Herman de Man, Hollandsche tafereelen.
11. J. O. Sinia, In het oerwoud.
12. Prof. Dr. J. Prinsen en Herman Middendorp,
Boekbespreking.
13. F. Landre, Allernieuwste interieurkunst.
15. Paul Sabel, Financiën. A. Plasschaert, Schilder
kunstkroniek.
16. R. R., Concours de carrosserie et d'élegance
Richard Heuckeroth, Radio B. van Vlijmen
Charlorte Kohier.
17. Alida Zevenboom's Croquanle croquetjes
Kumgra Nosalis, Rijm Uit het Kladschrift
van Jantje.
18. Herman Middendorp, Om zestig millioen, met
teeken, door Prof. J. H. Jurres en G. Westermann.
20. Cel 2, Telefoontje. Charivarius, Cliarivaria.
Omslag: Problemen.
Bijvoegsel: Joh. Braakensiek, De brief van
Clemenceau.
DE GIRONUMMERS VAN DE N. V. DE GROENE AMSTER
DAMMER ZIJN AMSTERDAM, G 1000 EN POST 72880
het Amerikaansche volk, niet het volk, maar de
bankiers en de regeering hebben deze dingen uit te
maken en zij zullen ze slechts uitmaken, zooals
Calvin Coolidge in zijn calvinistisch-droog antwoord
duidelijk heeft gezegd, met de officieele vertegen
woordiging van Frankrijk, die zich de weelde van
bittere verwijten niet veroorloven kan.
* , *
Clemenceau's brief is een illusie, waarvan hij in het
beste geval zelf de'dupe is. Zijn ouderdom doet hem
in het verleden leven, in een tijd toen de politiek nog
iets anders was dan een aanhangsel van de economie.
S. MARIUS