Historisch Archief 1877-1940
W liöfi ;AM^rilmAiiiR,' wEEKBlAiD
BOEKBESPREKING
1 Arihür van Schendel, Verdichtsel van
\4 Zomerdagen. Boosten en Stols, Maastricht
r (1925, in het colophon).
Jhr. W. H. W, de Koek, Lebak en de Max
Havelaar, Den Haag. N. V. W. P.
van Stockum en Zoon, 1926.
Marie Koopmans, De Bdvenmeester,
\ ??'.. folkloristische roman uit Twente, L. J.
van Veen, Amsterdam, zonder jaar.
, De eerste en voornaamste indruk, dien ik van het
Verdichtsel kreeg, is, dat het zoo mooi is gedrukt door
Bposten en Stols. Het is een waar genot zoo'n pagina
op zich zelf enkel als drukwerk te bekijken. Alles is
volmaakt in evenwicht, de letter is krachtig en
zuiver van vorm; alle verhoudingen lijken mij'in
volkomen harmonie.
Wat den inhoud betreft, men moet misschien wel
«en beetje een flegmatisch temperament hebben om
met volkomen rust en bezinning dit proza lang
genietend te kunnen lezen. Ik kan me voorstellen,
«lat het sommige menschen wat irriteert. Ik moet
bekennen, toen ik aanvankelijk zoo hier en daar eens
«en bladzij op goed geluk opsloeg, ben ik wel eens
op het punt geweest wat kriebelig te worden. Dit is
geen proza dat overmeestert en beheerscht; het moet
toevallig met de stemming van den lezer
samenklihken.
De Godin Flora, die in den frisschen aanvang van
den zomer gehuldigd placht te worden, was niet
slechts een der weldadigste, maar ook de lieflijkste der
vreugdeschenksters. Vooral de vrouwen die een heilige
verwachting koesterden, beminden haar en baden
dat het engeltje, waarvan zij droomden rein en schoon
zijn oogen in deze wereld mocht open doen, een bede
die immer verhoord werd. Bij de wieg van het nieuwe
menschje en onder het gelaat der moeder plaatste
men dan die andere kinderen welke onder de hoede
van Flora bij planten en heesters geboren waren, en er
?was geluk daar waar hun geur zich met den adem der
onschuld mengde. De wijsheid in de hemelen had
natuurlijk een goede reden om een godin naar de aarde
te zenden enkel om over de bloemen te waken". Ja,
<lat is nu allemaal heel lief en aardig, maar toch wel
?een beetje fade, wat?
Toch ligt zoo'n indruk misschien slechts aan een
tijdelijke stemming van den lezer, vooral als hij niet
steeds gelijk gestemd is met het gemoed van den
auteur. Deze staat in stille, serene observatie en zachte
ontroering tegenover al het waarneembare en ongrijp
bare om hem heen, de krekels, de bloemen, de
Middellandsche zee, zijn droomen; hij ziet het in groote
liefde voor al het zijnde; hij beschouwt het en zegt
zijn indrukken en sentimenten in de zoete, een
voudige gratie van zijn klare zinnen, die zonder
«enige geweldige beroering altijd met dezelfde rustige
kalmte voortstroomen en 's dichters zuivere ziel
weerspiegelen. Soms is het, of hij naar ongeveer den
stijl der Adriaantjes zoekt, naar Van Deyssel in zijn
latere periode. Met dat zelfde onverstoorbaar plech
tige gebaar zegt ook hij zijn niet steeds bijzonder
diepzinnige en gewichtige overpeinzingen. Dit geeft
soms een lichten humor aan het werk, die misschien
' aiiet bedoeld is. Ook dan als ik onder den ban van
Van Schendels bekoring komen kon, heb ik wel
meermalen het gevoel gehad een grens te naderen,
waar plotseling die ban kon verbroken worden.
Ik vind, dat de tijd nu wel gekomen is, dat we
Multatuli vóór alles als kunstenaar moeten beschou
wen. Zijn werk voor Indiëwas krachtig en behoort
tot de historie; er zijn daar nieuwe phasen ingetreden,
?waarvan Multatuli zelf nimmer heeft kunnen droomen.
Als wijsgeer en denker heeft hij niets nieuws ge
bracht. Alleen de petillante, aangrijpende vorm voor
zijn denken was van hem. Dat buiten zijn eigen
bedoeling, ook in zijn naam een deel van de stupide
massa nog steeds doorgaat met onbekookt phraseeren
?en theoretiseeren, is zijn schuld niet en verdient aller
minst toejuiching. Maar de kunstenaar Multatuli
?blijft, groot en eerbiedwaardig, en de mensch Douwes
.Dekker is van dien kunstenaar niet te scheiden.
Dat doet Jhr. de Koek in zijn boek wel. Hij ziet
?enkel nuchterlijk den gewonen burgerlijken mensch
:in zijn maatschappelijke verhoudingen, vooral in
N.v.v/HF.VANDERHEIDE
HILVERSUM
'SORAVELANDSCHEWEQ, TEL. 1150.
VRAAGT U EENS TEEKEN INGEN
EN PRIJSOPGAAF VOOR HET
SMAAKVOL INRICHTEN VAN
uw LANDHUIS OF VILLA.
BEKNOPT PROSPECTUS FRANCO.
verband met de Lebak-zaak; toetst hem steeds aan
de alledaagsche burgermans-moraal en komt dan
tot de conclusie, dat Douwes Dekker vol van op
zettelijke leugen en bedrog zat, kortom, dat hij
eigenlijk gezeid een gemeen sujet was.
Multatuli was een groot romantisch kunstenaar.
Van het karakter der Romantische kunst en hare
dienaren in West-Europa van het midden der 18de
eeuw tot op de dagen van Multatuli blijkt Jhr. de
Koek niet het allerminste besef te hebben. Daardoor,
is er voor hem bij de beoordeeling van Multatuli's
woorden en daden geen plaats voor goede trouw ook
in de dwaasheden, voor eerlijk zelfbedrog, voor
geestdriftige zelfsuggestie tegenover wat men van
een ander standpunt misschien absurditeit noemen
kan, voor dollen hybris. Daarom is Jhr. de Koek
iemand die (in deze materie onbevoegd is tot een
oordeel. Zijn boek kan enkel de krenterige
kleinzielige bourgeoisie-naar-den-geest laten smullen.
Reeds elders heb ik deze mijne beschouwing van zijn
boek meer uitvoerig toegelicht.
Een folklorische roman. Ik herinner mij in mijn
jongensjaren op school een roman gelezen te hebben
getiteld: Hoe Oeorge een man werd". De held treedt
op als vondeling en komt als zoodanig spoedig in
aanraking met den veldwachter, den burgemeester,
den Burgerlijken Stand. George wordt, als ik het wel
heb, een groot man, voor zoover dit dan vereenigbaar
is met het lidmaatschap van den Gemeenteraad, de
Kamer enz. Dit alles gebeurde om ons, jongens, op
een aangename wijze in te wijden in de geheimen van
het .^raderwerk" van het staatsbestuur. Enfin, het
was een staathuishoudkundige roman en men zal mij
wel op mijn woord gelooven, dat het systeem aan den
roman als roman geen goed deed.
De herinnering aan dergelijke lectuur uit mijn jeugd
deed me met eenige aarzeling den roman van Marie
Koopmans opslaan. Juist daardoor misschien viel
hij mij mee. Zij geeft haar didactiek op een aange
namer wijze dan die meneer van George. Men vraagt
zich soms af, wat eigenlijk domineert, de roman of
de folklore.
Maar die roman is daarom nog niet van de bovenste
plank, al is hij vol romantische tragiek. Er is een rijk,
heerschzuchtig notaris op dat dorp in Twente, die
indertijd zijn dienstmeisje, toen de nood aan den man
kwam.met zijn gebrekkigen, bultigen knecht heeft doen
trouwen en den man als pachter op een zijner hoeven
tot zekere welgesteldheid heeft doen komen. Buiten
den boer en den notaris, weet alleen nog de pastoor
het naadje van de kous.
De oudste zoon uit het pachtersgezin moet op bevel
van den notaris voor onderwijzer studeeren en wordt
later hoofd van de Roomsche school op het dorp. Dit
schoolhoofd en een latere echte dochter, Lotti, van
den notaris raken razend verliefd op elkaar. Zoowel
de pachter als de notaris sterven, zonder dat het
geheim is geopenbaard. Wat een situatie ! Het scheelt
geen haar of Maar de schrijfster weet er wel wat
op te vinden en de notarisdochter gaat in Den Haag
heidenkinderen bekeeren; de schoolmeester gaat naar
den Oost. Dit is nog maar enkel het hoofddrama in
deze spannende geschiedenis; maar is nog veel en
veel meer ontroerende materie.
Het psychologisch inzicht in deze Twentsche
boerenlui, die meestal als min of meer beschaafde"
stadsmenschen spreken, gaat niet diep. Zoo zegt een
stervend boerinnetje tegen den bovenmeester: Zie
jij van haar af. Dan maakt haar trots het wel in orde.
Meisjestrots is in zulke dingen 'n heele beste medicijn".
Mogen we aannemen, dat zij zich van een dergelijk
psychologisch verschijnsel rekenschap kan geven
en vooral dat ze het zoo netjes formuleeren kan?
Als de situatie tusschen de jonge, eenvoudige Lotti
eri den bovenmeester ontdekt is, zegt de oude, ge
moedelijke dorpspastoor: Nietwaar, Lotti jij
weet wel reeds, wat vaak de gevolgen zijn van een
familiehuwelijk? Denk je toch eens later als
moeder van idiote of gebrekkige kindertjes! Neen
God heeft voor jou beter weggelegd". Daaraan heeft
het meisje nog niet gedacht. Ja dat kan haar een
maal overkomen. Haar peinzen is ineens midden
tusschen een bekend huishouden alle kreupele,
zenuwzieke lieden alle ontsproten uit een derge
lijke vereeniging".
Het verhaal? speelt in Katholieke kringen; men
mag vermoeden, dat ook de schrijfster Katholiek is.
Is het wel psychologisch juist gezien, dat zoo'n
dorpspastoor, als belangrijkste bezwaar tegen een
huwelijk tusschen broer en zuster wijst op de ge
brekkige kindertjes en dat zoo'n eenvoudig dorpskind,
pas van 't pensionaat, direct soortgelijke, haar bekende
gevallen ter illustratie weet aan te halen? Ik doe
slechts even een greep.
Tusschen al die tragiek door, krijgen we dan telkens
een soms niet onaardige teekening van oude gewoonten
en gebruiken bij huwelijk, begrafenis, Pinkster
feesten enz.
Ik geloof, dat ik dit romannetje het best definieer
als middelmatige Cremer, behalve dan dat de schrijf
ster ook als zij zelf aan het woord is van lullen" en
beroerd" spreekt. Als we nu nog bedenken, dat het
folkloristische gedeelte ook al wel elders beschreven
is, dan blijven er weinig motieven over om het
werk van Marie Koopmans met bijzonder enthou
siasme te begroeten.
J. PRINSEN J.Lz.
De coffeïnevrije koffie HAG heeft mijne
verwachtingen ver overtroffen. Deze koffie
smaakt uitstekend en is inderdaad vrij
van de schadelijke werking op hart en
zenuwen, zoodat ik ze aan mijne patiënten
ten zeerste aanbeveel.
Dr. K te Sp
Albert Kuyle. Zeiltocht. Maastricht 1925.
Boosten en Stols
De jongste Katholieke litteratuur vertoont een
eigenaardig hybridisch karakter. Een tegenstrijdig
heid van vorm en geest. Naar den vorm: ongebrei
delde lyriek, uit de voegen gerukte rhythmen,
bandelooze op-papier-gooierij. Naar den geest: een tekort
aan bezieling. Aan artistieke bezieling, wel te ver
staan. Een zeldzaam interessant verschijnsel, deze
Katholieke litteratuur in haar menigvuldige uitings
vormen. Er kan van-alles uit voortkomen; de heele
beweging kan ook plotseling verbloeien en wég-zijn.
Nu al aan 't klassificeeren gaan sommigen hebben
t beproefd is een ontijdig en hachelijk probeeren;
een min of meer objectief bepalen van de artistieke
waarde, collectief V>f individueel, is een moeilijke en
gevaarlijke onderneming.
Nu ligt hier dit boekje Zeiltocht" voor me van
Albert Kuyle. Een zeiltocht van drie personen, die
niet, of nauwelijks, geindividualiseerd zijn. Het is
of de schrijver zich met de uiterste voorzichtigheid
in acht heeft genomen, dat zijn verhaal toch vooral
geen verhaaltje" zou worden. De auteur moet dat
natuurlijke zelf weten, maar een zekere irriteerende
vaagheid, een episch tekort, is er het directe gevolg
van. En beschouwd als lyriek mist het de bekoring
van het volkomene, onbevangene zich-geven, toont
het veeleer een hooghartige terughouding, noteert
het, tusschen de regels door, de behaaglijke beschou
wing van het eigen zielebeeld. Ik sprak zoo-even
van een tekort aan artistieke bezieling. Dat tekort
is ook hier op te merken, en wat nog erger is: het
wordt aangevuld door een belangrijk kwantum
doodgewoon-menschelijke ijdelheid.
Toch geen waardeloos boekje. Meermalen word je,
deze bladzijden volgend, getroffen door scherpe en
fijne ziening, door de blijkbare bewogenheid van een
eventjes-ontroerde dichterziel. Maar dan komt weer
dadelijk de elegante causeur, en de dichter kan zich
opbergen.
Het schetsje Kontakten", dat achter Zeiltocht"
aankomt, nuanceert nog iets beter de cerebrale
schijn-diepte van de artistieke bewustworderigheid,
die tegenwoordig in de lucht schijnt te zitten.
Alessandro Manzoni. De verloofden. Vert.
v. Mary Robbers. Met een voorwoord van
Romo.no Guarnieri. Amsterdam z.i.
Van Munster's Uitgevers-Maatschappij.
Een mooie daad van Van Munster's Uitgevers
maatschappij, de uitgave dezer moderne, volledige
vertaling van Manzoni's grooten historischen roman.
Het is wel een van de beste, die de Europeesche
letterkunde van de negentiende eeuw ons geschonken
hebben, al heeft ook dit boek de gebreken van den
historischen roman uit de school van Walter Scott:
de wijdloopigheid, en de opeenstapeling van histo
rische bijzonderheden, die niet in het hoogere, artis
tieke verband van het kunstwerk zijn opgenomen.
De heer Guarnieri, die voor het boek een overigens
doorwerkte en grondige inleiding schreef, meent,
dat Manzoni zich van zijn tijdgenooten-auteurs
onderscheidt door een harmonische vereeniging
van waarheid en verbeelding", maar deze harmonie
lijkt mij ook voor De verloofden" toch maar be
trekkelijk. De beschrijving van de pest in Milaan
bijvoorbeeld op zichzelf terecht beroemd als een
stuk machtige epiek wat staat die in los verband
tot de kern van het verhaal, wat doet het accidenteel
aan. In de romans van Van Lennep is de eenheid
van roman en historie sterker.
Terecht wijst de heer Guarnieri op de beteekenis
van Manzoni's boek als daad van geloof, op het
ethisch-religieus ideaal van den schrijver, dat den
grondslag en het wezen van zijn kunstenaarschap
. vormt". Harmonie van godsdienstig en artistiek
ideaal is in dezen roman inderdaad bereikt; de wijze,
waarop het religieuze element in de handeling is
verwerkt, heft het boek op een hooger plan dan dat
van den avonturen-roman, maakt de handeling
ondergeschikt aan een ethisch-wijsgeerig en religieus
levensinzicht. Deze harmonie vooral is het, die het
boek blijvend behoedt voor verouderen. Ik heb het
werk weer geheel gelezen; dat ik er tot het einde toe
van heb kunnen genieten, is ongetwijfeld ook toe
te schrijven aan het uitmuntende Nederlandsch van
de vertaalster. ?>
HERMAN MIDDENDORP