De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 14 augustus pagina 19

14 augustus 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2561 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 en het gaat mij eigenlijk ook niets aan, hoe u het weet. Maar iets anders: zou u zoo. beleefd willen zijn, u even te legitimeeren? Waar het, voor den heer "Lacrpix ging om-een belangrijk bedrag, was zijn vraag volkomen begrijpelijk, maar ze bracht mij niet weinig in verlegenheid. Ik was vermomd, en leek niets op het portret van den pas, dien ik in mijn zak had. Andere legitimatiebewijzen had ik niet. Ik begreep tegelijkertijd, dat het mij nooit zou lukken, het hotel te koopen, als ik niet kon bewijzen, dat ik de per soon was, voor toien ik mij uitgaf, zoowel tegenover den heer Lacroix als tegenover den vertegenwoordiger van de Bank, die mijn geld beheerde. Ja, als ik weigerde, mij te legitimeeren, had ik nog'groote kans ook, om voor een oplichter te worden gehouden. De heer Lacroix begon, toens ik enkele oogerfblikken talmde inSSr antwoorden, al een bedenkelijk gezicht te trekken. Ik heb er geen bezwaar tegen, aan uw verlangen te voldoen, zej ik nu, terwijl ik mijn pas te voorschijn haalde en hem dien overreikte;. Alleen mijn uiterlijk komt niet heèiemaal overeen met het portret van iiet paspoort, zooals u ziet. * Neen, mompelde de heer Lacroix, die er hoe langer hoe minder van begreep, dat klopt niet' Maar kijkt u nu eens. Snel ontdeed ik me van den knevel h de pruik. Nieuwe verwondering van den heer Lacroix, die me aankeek met een blik, waarin ik duidelijk meende te lezen, dat hij de relaties met mij maar liever niet voort wenschte te zetten. Mijn vermomming zal u wel zon derling voorkomen, m'sieur Lacroix, hernam ik, maar zij was om bepaalde redenen noodzakelijk. U ziet nu wel, dat ik de man ben, voor wien ik mij uitgeef. Ik verzeker u dat ik een ernstige gegadigde ben voor het koopen van uw hotel. Mijn vermogen wordt beheerd door de Banque nationale. Vertrouwt u die instelling? Natuurlijk ! Ik zal u eventueel betalen met een cheque op de Banque nationale. Ik ben juist aan 't onderhandelen over den verkoop van mijn hotel, zei de heer Lacroix nu, begrijpend dat het mij ernst was. Zijn die onderhandelingen zoo ver gevorderd, dat u niet vrij meer is, met mij.... Neen, dat niet. Hoeveel heeft men u geboden? Twee en een half millioen francs. ??Hoeveel vraagt u? Drie millioen francs. Voor het hotel, met den heelen inventaris, alles inbegrepen? Alles. Ik koop uw hotel voor drie millioen francs. Vindt u goed dat ik even de Bank opbel? Ik zal vragen of ze een employ sturen met een cheque; dan kan ik u direct betalen. Belt u dan even een notaris op, en zegt u, dat hij hierheen komt met een blanco koopacte. ??Er zijn twee hypotheken op het huis ! zei de .heer Lacroix zenuwachtig. Wonen de hypotheekhouders hier in Parijs? -Ja??Belt u ze dan even op en vraagt u of ze hier naar toe komen. Ik wou mijn eigendom liefst geheel onbezwaard be zitten, en zal de heeren direct hun voor schotten terugbetalen, zoo noodig met vergoeding, als ze er overigens iets tegen mochten hebben, dat u het pand ver koopt. De heer Lacroix zat perplex over mijn snelle manier van zaken doen, en ik-zelf was er eerlijk gezegd ook verbaasd over. Maar ik voelde, dat ik de situatie beheerschte, en stapte naar de telefoon. Ik belde de Bank op en voerde het volgende gesprek: Ik heb het hotel Continental gekocht in de rue de Londres. Kunt u even een employéhierheen sturen met een cheque van drie millioen francs? Zeker, m'sieur Van der Boom. Kan hij over een uur hier zijn? Natuurlijk, m'sieur Van der Boom. Dank u. Ik hing den hoorn op, en wendde mij om naar den verbluften heer Lacroix. Zou u nu even die andere heeren .willen opbellen? vroeg ik. En dan zou u mij zeer verplichten, als u me in het heele hotel zou willen rondleiden. Ik ben benieuwd wat ik eigenlijk gekocht heb. XVI IK DOE EEN VREESELIJKE ONTDEKKING Ik houd het voor volstrekt niet onmogelijk, dat in dit oogenblik ook de heer Lacroix als zoovelen vóór hem, aan de normale werking van mijn hersenapparaat getwijfeld heeft, en dat hij, toen ik hem vroeg of ,hij; nu de andere personen wilde opbellen, alleen aan mijn verzoek voldeed om me niet kwaad te.n^aj^n.,; ? . v;"'''!' In iil&e.tf^l, hij deed het, en verklaarde na eenige :«Bfhuten, dat over een uurtje zoowel de notaris als de beide hypotheek'? houders hier zouden zijn. Vervolgens liet hij me de heele in richting zien, en ik toonde een gepaste belangstelling. Het was een ouderwetsch, smal en hoog gebouw, dat twee en dertig logeerkamers bevatte. De heer Lacroix scheen nu weer wat meer vertrouwen in me te krijgen; hij liet ten minste niet na, alles wat wij bezichtigden, aan te prijzen, en het hotel-bedrijf, mits er een geschikt persoon, aan het hoofd stond, als zeer winstgevend af te schilderen. Het hotel Continental maakte den indruk van goed onderhouden te zijn, maar dat was dan ook alles wat ik er van zeggen kon; ik kon in de verste verte niet als de ronde bogen wezen op middeleeuwsche constructie. De tegenwoordige eigenaar scheen zich voor deze architectuur niet te interesseeren en ook ik veinsde maar matige belangstelling; later, als ik alleen was, zou ik hier wel eens een nauw keuriger onderzoek instellen. Een aardige ruimte voor eventueele uitbreiding van het bedrijf, zei ik terloops. Zeker, zeker, -viel de heer 'Lacroix mij ijverig bij; die zou uitmuntend geëxploiteerd kunnen worden, keukens, bijkeukens, bergplaatsen, wijnkelders; er zijn nog acht of negen van die kelders over. Ik bedacht, dat bij een eventueel aanwenden voor keukenruimte de ven tilatie wel moeilijkheid zou geven, maar vond het niet noodig, mijn geleider dat probleem voor te leggen. Wij gebruikten samen de lunch, en de heer Lacroix beschouwde mij nu al zoozeer als een persoon van vertrouwen, dat hij mij een glas uitmuntenden portwijn offreerde. Ik sprak trouwens over den koop van het hotel als over een afgedane zaak. Mijn stemming begon er vrij wat beter op te worden. Of het kwam door de verhoogde activiteit, die, ik het laatste uur had kunnen betoonen, weet ik niet, maar ik zag den uitslag van de onder neming, waaraan Crampton en ik op het oogenblik ieder op ons eigen houtje Ik bezichtigde de kelders . . . bepalen, of de prijs, dien ik er voor zou besteden, en diéin dezen inflatietijd vijf a zes ton bedroeg, eenigszins met de waarde overeenkwam. De heer Lacroix deed nog enkele zwakke pogingen om te weten te komen, wat voor vleesch hij eigenlijk in de kuip had. Hij vroeg of ik van plan was, het hotel zelf te gaan beheeren, waarop ik ontkennend antwoordde en zei, dat ik er een vriend van me, die aan lager wal geraakt was, mee verrassen wou. Hij scheen dit een aardige millionnairsgril te vinden, en begon nu vertrouwelijker over zijn eigen toekomstplannen te spreken. Hij was van plan, stil te gaan leven op het land en weidde opnieuw uit over het rendeeren van het hotel-bedrijf: in tien jaar kon men, bij een verstandige exploitatie, met dit hotel zooveel ver dienen, dat men verder van zijn geld kon leven. Al geloofde hij graag, dat ik dat persoonlijk niet noodig zou hebben, voegde hij er met een vleiend lachje bij. Wij bezochten ook het sousterrain, en hier zag ik de rond gemetselde ge welven, waarvan Ostaschkoff mij ge sproken had. Voor een klein gedeelte waren de kelders in gebruik als keukens en bergplaatsen; verderop waren ze leeg en niet eens voorzien van electrisch licht. Het is hier oud, maar solide, zei de heer Lacroix lachend. Dat was inderdaad het geval. De groote, onregelmatige steenen zoowel werkten, met meer vertrouwen tege moet. Misschien was de voortreffelijke port, waarvan ik overigens met opzet maar een zeer matig gebruik maakte, er ook eenigszins de oorzaak van. De heer Lacroix verzekerde mij, dat er van dit merk nog minstens honderd vijftig flesschen in den kelder lagen, en ik nam mij stellig voor, dat ik deze niet alle aan mijn logeergasten verspillen zou. Kort na de lunch, juist toen ik de beminnelijkheid van mijn gastheer had gereciproceerd door hern een goede Hollandsche sigaar aan te bieden waarvan het merkwaardigste was dat hij tijdens mijn avonturen van den afgeloopen nacht hél gebleven was arriveerden er twee employé's van de Banque Nationale. De eene was de heer Jacquemart, dien ik al op de Bank had leeren kennen. Hij was vergezeld van een lang, bleek jongmensch, dat een grooten blikken trommel droeg, en ik vroeg me dadelijk af, of zoo'n toestel noodig was, om een cheque, al was het er dan een van drie millioen francs, over te brengen Maar de heer Jacquemart bracht me op te hoogte. We hebben n millioen meege bracht in baar, verklaarde hij. U hoeft er natuurlijk geen gebruik van te maken, maar bij zulke groote bedragen wordt dat wel meer gedaan. De cheque wordt zoo meteen gebracht. Die moest nog even gereed worden gemaakt, maar wij meenden u niet te mogen laten wachten. Ik liet de keus aan den heer Lacroix, en deze verklaarde onmiddellijk dat hij er niet het minste bezwaar tegen had, een derde van de koopsom in contanten te ontvangen. Er waren tegenover de bank enkele formaliteiten te vervullen, en nauwelijks was ik hiermee klaar, of de notaris ver scheen op het tooneel. Enkele minuten later waren ook de beide hypotheek houders aanwezig. Alles ging, daar er niets te loven en te bieden was, van een leien dakje, en geen half uur later was ik officieel eigenaar van het hotel Con tinental. De heer Lacroix verklaarde, dat hij nog dienzelfden avond vertrekken wilde. Ik bood hem gastvrijheid aan voor zoolang hij dat zelf noodig zou vinden, maar onder veel beleefde plichtplegingen zei hij, dat hij daar geen gebruik van zou maken. Hij gaf me een lijst met de namen van het dienstpersoneel en vroeg me of ik het noodig vond dat allen bij elkaar werden geroepen om met den nieuwen eigenaar kennis te maken. Dit leek mij echter ongewenscht. Ik had me-, zelf al met ongerustheid te binnen gebracht, of het niet heel onvoorzichtig was, mijn vermomming af te leggen, en me in mijn ware gedaante aan allerlei menschen te vertoonen, al had ik dan ook niet de minste reden, een van hen te wantrouwen. Ik zei daarom tegen den heer Lacroix, dat ik het voorloopig voldoende vond, als hij den gerant bij me bracht. Twee minuten later stond hij voor me. M'sieur Labille, zoo heette hij, was een kalme, beschaafd-uitziende man, die mij beleefd aanhoorde en mij verzekerde, dat ik alles aan hem kon overlaten, tot ik mij-zelf van een en ander op de hoogte had gesteld. Het was op het oogenblik niet zoo druk; slechts vijftien van de twee en dertig kamers waren bezet. De looper van de Bank, die de cheque brengen zou, was er nog niet. De beide employé's hadden gedurende mijn laatste werkzaamheden in een aangrenzend kantoor-vertrekje gewacht. Wij hebben den tijd, verklaarde de heer Jacquemart gemoedelijk. Wij kunnen best even wachten. En de man zal wel direct hier zijn. Uitstekend, antwoordde ik ver genoegd. Dan wil u hier nog wel zoo lang wachten? U begrijpt: ik heb het druk met al deze beslommeringen ! Derangeert u zich vooral niet! Behaaglijk onderging ik de inschikke lijkheid, die men den millionnair bewees. Ik zocht Ostaschkoff weer op, die in het restaurant bezig was, alles in gereedheid te brengen voor het diner. Mag ik u even storen? vroeg ik. Als u er geen bezwaar tegen heeft, zon ik u graag wat in rang willen verhoogen. Hij vertrok geen spier van zijn gezicht. U moet me goed begrijpen, ver volgde ik. Ik ben eigenaar van het hotel geworden, en u begrijpt dat het mij zeer tegen de borst zou stuiten, als u hier als mijn ondergeschikte werkzaam bleef. Maar het zou me nog erger spijten als u wegging. Ik-zelf heb van het hotelbedrijf niet het minste verstand, en ik vertrouw, dat u er althans iets van weet. De gerant lijkt me een geschikt man, maar ik ken hem niet, en ik moet op 't oogenblik voor alles menschen om me heen hebben, waarvan ik weet, dat ik ze vertrouwen kan. Zou u mij, laten we zeggen, uit oude vriendschap, den dienst willen bewijzen, de eerste dagen de directie voor mij te voeren? Van eenige zakelijke relatie zal tusschen u en mij geen sprake zijn, behalve dat ik u verzoek, aan mij over te laten, uw diensten te honoreeren. Met genoegen, zei hij, terwijl de gemoedelijke glimlach weer op zijn gelaat verscheen, als ik er u een dienst mee kan doen. Laat ik dan beginnen met u de omstandigheden uit te leggen, waarin ik mij bevind, hernam ik. En nu vertelde ik hem in het kort wat ik had beleefd, sedert de erfenis mij was ten deel ge vallen. Zijn gelaat had een bezorgde uitdrukking.^toen ik met mijn verhaal klaar was. (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl