Historisch Archief 1877-1940
No. 2561
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
en het gaat mij eigenlijk ook niets aan,
hoe u het weet. Maar iets anders: zou u
zoo. beleefd willen zijn, u even te
legitimeeren?
Waar het, voor den heer "Lacrpix ging
om-een belangrijk bedrag, was zijn vraag
volkomen begrijpelijk, maar ze bracht
mij niet weinig in verlegenheid. Ik was
vermomd, en leek niets op het portret
van den pas, dien ik in mijn zak had.
Andere legitimatiebewijzen had ik niet.
Ik begreep tegelijkertijd, dat het mij
nooit zou lukken, het hotel te koopen,
als ik niet kon bewijzen, dat ik de per
soon was, voor toien ik mij uitgaf, zoowel
tegenover den heer Lacroix als tegenover
den vertegenwoordiger van de Bank, die
mijn geld beheerde. Ja, als ik weigerde,
mij te legitimeeren, had ik nog'groote kans
ook, om voor een oplichter te worden
gehouden. De heer Lacroix begon, toens
ik enkele oogerfblikken talmde inSSr
antwoorden, al een bedenkelijk gezicht
te trekken.
Ik heb er geen bezwaar tegen, aan
uw verlangen te voldoen, zej ik nu,
terwijl ik mijn pas te voorschijn haalde
en hem dien overreikte;. Alleen mijn
uiterlijk komt niet heèiemaal overeen
met het portret van iiet paspoort, zooals
u ziet. *
Neen, mompelde de heer Lacroix,
die er hoe langer hoe minder van begreep,
dat klopt niet'
Maar kijkt u nu eens.
Snel ontdeed ik me van den knevel
h de pruik. Nieuwe verwondering van
den heer Lacroix, die me aankeek met
een blik, waarin ik duidelijk meende te
lezen, dat hij de relaties met mij maar
liever niet voort wenschte te zetten.
Mijn vermomming zal u wel zon
derling voorkomen, m'sieur Lacroix,
hernam ik, maar zij was om bepaalde
redenen noodzakelijk. U ziet nu wel,
dat ik de man ben, voor wien ik mij
uitgeef. Ik verzeker u dat ik een ernstige
gegadigde ben voor het koopen van uw
hotel. Mijn vermogen wordt beheerd
door de Banque nationale. Vertrouwt
u die instelling?
Natuurlijk !
Ik zal u eventueel betalen met een
cheque op de Banque nationale.
Ik ben juist aan 't onderhandelen
over den verkoop van mijn hotel, zei de
heer Lacroix nu, begrijpend dat het mij
ernst was.
Zijn die onderhandelingen zoo ver
gevorderd, dat u niet vrij meer is,
met mij....
Neen, dat niet.
Hoeveel heeft men u geboden?
Twee en een half millioen francs.
??Hoeveel vraagt u?
Drie millioen francs.
Voor het hotel, met den heelen
inventaris, alles inbegrepen?
Alles.
Ik koop uw hotel voor drie millioen
francs. Vindt u goed dat ik even de Bank
opbel? Ik zal vragen of ze een employ
sturen met een cheque; dan kan ik u
direct betalen. Belt u dan even een
notaris op, en zegt u, dat hij hierheen
komt met een blanco koopacte.
??Er zijn twee hypotheken op het
huis ! zei de .heer Lacroix zenuwachtig.
Wonen de hypotheekhouders hier
in Parijs?
-Ja??Belt u ze dan even op en vraagt u
of ze hier naar toe komen. Ik wou mijn
eigendom liefst geheel onbezwaard be
zitten, en zal de heeren direct hun voor
schotten terugbetalen, zoo noodig met
vergoeding, als ze er overigens iets tegen
mochten hebben, dat u het pand ver
koopt.
De heer Lacroix zat perplex over mijn
snelle manier van zaken doen, en ik-zelf
was er eerlijk gezegd ook verbaasd over.
Maar ik voelde, dat ik de situatie
beheerschte, en stapte naar de telefoon.
Ik belde de Bank op en voerde het
volgende gesprek:
Ik heb het hotel Continental
gekocht in de rue de Londres. Kunt u
even een employéhierheen sturen met
een cheque van drie millioen francs?
Zeker, m'sieur Van der Boom.
Kan hij over een uur hier zijn?
Natuurlijk, m'sieur Van der Boom.
Dank u.
Ik hing den hoorn op, en wendde mij
om naar den verbluften heer Lacroix.
Zou u nu even die andere heeren
.willen opbellen? vroeg ik. En dan zou u
mij zeer verplichten, als u me in het heele
hotel zou willen rondleiden. Ik ben
benieuwd wat ik eigenlijk gekocht heb.
XVI
IK DOE EEN VREESELIJKE
ONTDEKKING
Ik houd het voor volstrekt niet
onmogelijk, dat in dit oogenblik ook de
heer Lacroix als zoovelen vóór hem,
aan de normale werking van mijn
hersenapparaat getwijfeld heeft, en dat hij,
toen ik hem vroeg of ,hij; nu de andere
personen wilde opbellen, alleen aan
mijn verzoek voldeed om me niet kwaad
te.n^aj^n.,; ? . v;"'''!'
In iil&e.tf^l, hij deed het, en verklaarde
na eenige :«Bfhuten, dat over een uurtje
zoowel de notaris als de beide
hypotheek'? houders hier zouden zijn.
Vervolgens liet hij me de heele in
richting zien, en ik toonde een gepaste
belangstelling. Het was een ouderwetsch,
smal en hoog gebouw, dat twee en dertig
logeerkamers bevatte. De heer Lacroix
scheen nu weer wat meer vertrouwen
in me te krijgen; hij liet ten minste niet
na, alles wat wij bezichtigden, aan te
prijzen, en het hotel-bedrijf, mits er een
geschikt persoon, aan het hoofd stond,
als zeer winstgevend af te schilderen.
Het hotel Continental maakte den indruk
van goed onderhouden te zijn, maar dat
was dan ook alles wat ik er van zeggen
kon; ik kon in de verste verte niet
als de ronde bogen wezen op
middeleeuwsche constructie.
De tegenwoordige eigenaar scheen
zich voor deze architectuur niet te
interesseeren en ook ik veinsde maar
matige belangstelling; later, als ik alleen
was, zou ik hier wel eens een nauw
keuriger onderzoek instellen.
Een aardige ruimte voor
eventueele uitbreiding van het bedrijf, zei ik
terloops.
Zeker, zeker, -viel de heer 'Lacroix
mij ijverig bij; die zou uitmuntend
geëxploiteerd kunnen worden, keukens,
bijkeukens, bergplaatsen, wijnkelders;
er zijn nog acht of negen van die kelders
over.
Ik bedacht, dat bij een eventueel
aanwenden voor keukenruimte de ven
tilatie wel moeilijkheid zou geven, maar
vond het niet noodig, mijn geleider dat
probleem voor te leggen.
Wij gebruikten samen de lunch, en de
heer Lacroix beschouwde mij nu al
zoozeer als een persoon van vertrouwen,
dat hij mij een glas uitmuntenden
portwijn offreerde. Ik sprak trouwens
over den koop van het hotel als over een
afgedane zaak.
Mijn stemming begon er vrij wat
beter op te worden. Of het kwam door de
verhoogde activiteit, die, ik het laatste
uur had kunnen betoonen, weet ik niet,
maar ik zag den uitslag van de onder
neming, waaraan Crampton en ik op het
oogenblik ieder op ons eigen houtje
Ik bezichtigde de kelders . . .
bepalen, of de prijs, dien ik er voor zou
besteden, en diéin dezen inflatietijd
vijf a zes ton bedroeg, eenigszins met de
waarde overeenkwam.
De heer Lacroix deed nog enkele
zwakke pogingen om te weten te komen,
wat voor vleesch hij eigenlijk in de kuip
had. Hij vroeg of ik van plan was, het
hotel zelf te gaan beheeren, waarop ik
ontkennend antwoordde en zei, dat ik
er een vriend van me, die aan lager wal
geraakt was, mee verrassen wou. Hij
scheen dit een aardige millionnairsgril
te vinden, en begon nu vertrouwelijker
over zijn eigen toekomstplannen te
spreken. Hij was van plan, stil te gaan
leven op het land en weidde opnieuw uit
over het rendeeren van het hotel-bedrijf:
in tien jaar kon men, bij een verstandige
exploitatie, met dit hotel zooveel ver
dienen, dat men verder van zijn geld
kon leven. Al geloofde hij graag, dat ik
dat persoonlijk niet noodig zou hebben,
voegde hij er met een vleiend lachje bij.
Wij bezochten ook het sousterrain,
en hier zag ik de rond gemetselde ge
welven, waarvan Ostaschkoff mij ge
sproken had. Voor een klein gedeelte
waren de kelders in gebruik als keukens
en bergplaatsen; verderop waren ze leeg
en niet eens voorzien van electrisch
licht.
Het is hier oud, maar solide, zei de
heer Lacroix lachend.
Dat was inderdaad het geval. De
groote, onregelmatige steenen zoowel
werkten, met meer vertrouwen tege
moet. Misschien was de voortreffelijke
port, waarvan ik overigens met opzet
maar een zeer matig gebruik maakte,
er ook eenigszins de oorzaak van. De
heer Lacroix verzekerde mij, dat er van
dit merk nog minstens honderd vijftig
flesschen in den kelder lagen, en ik nam
mij stellig voor, dat ik deze niet alle aan
mijn logeergasten verspillen zou.
Kort na de lunch, juist toen ik de
beminnelijkheid van mijn gastheer had
gereciproceerd door hern een goede
Hollandsche sigaar aan te bieden
waarvan het merkwaardigste was dat
hij tijdens mijn avonturen van den
afgeloopen nacht hél gebleven was
arriveerden er twee employé's van de
Banque Nationale.
De eene was de heer Jacquemart, dien
ik al op de Bank had leeren kennen.
Hij was vergezeld van een lang, bleek
jongmensch, dat een grooten blikken
trommel droeg, en ik vroeg me dadelijk
af, of zoo'n toestel noodig was, om een
cheque, al was het er dan een van drie
millioen francs, over te brengen
Maar de heer Jacquemart bracht me
op te hoogte.
We hebben n millioen meege
bracht in baar, verklaarde hij. U hoeft
er natuurlijk geen gebruik van te maken,
maar bij zulke groote bedragen wordt
dat wel meer gedaan. De cheque wordt
zoo meteen gebracht. Die moest nog
even gereed worden gemaakt, maar wij
meenden u niet te mogen laten wachten.
Ik liet de keus aan den heer Lacroix,
en deze verklaarde onmiddellijk dat hij
er niet het minste bezwaar tegen had,
een derde van de koopsom in contanten
te ontvangen.
Er waren tegenover de bank enkele
formaliteiten te vervullen, en nauwelijks
was ik hiermee klaar, of de notaris ver
scheen op het tooneel. Enkele minuten
later waren ook de beide hypotheek
houders aanwezig. Alles ging, daar er
niets te loven en te bieden was, van een
leien dakje, en geen half uur later was
ik officieel eigenaar van het hotel Con
tinental.
De heer Lacroix verklaarde, dat hij
nog dienzelfden avond vertrekken wilde.
Ik bood hem gastvrijheid aan voor
zoolang hij dat zelf noodig zou vinden,
maar onder veel beleefde plichtplegingen
zei hij, dat hij daar geen gebruik van
zou maken. Hij gaf me een lijst met de
namen van het dienstpersoneel en vroeg
me of ik het noodig vond dat allen bij
elkaar werden geroepen om met den
nieuwen eigenaar kennis te maken. Dit
leek mij echter ongewenscht. Ik had me-,
zelf al met ongerustheid te binnen
gebracht, of het niet heel onvoorzichtig
was, mijn vermomming af te leggen, en
me in mijn ware gedaante aan allerlei
menschen te vertoonen, al had ik dan
ook niet de minste reden, een van hen te
wantrouwen. Ik zei daarom tegen den
heer Lacroix, dat ik het voorloopig
voldoende vond, als hij den gerant bij
me bracht.
Twee minuten later stond hij voor me.
M'sieur Labille, zoo heette hij, was een
kalme, beschaafd-uitziende man, die
mij beleefd aanhoorde en mij verzekerde,
dat ik alles aan hem kon overlaten, tot
ik mij-zelf van een en ander op de hoogte
had gesteld. Het was op het oogenblik
niet zoo druk; slechts vijftien van de
twee en dertig kamers waren bezet.
De looper van de Bank, die de cheque
brengen zou, was er nog niet. De beide
employé's hadden gedurende mijn laatste
werkzaamheden in een aangrenzend
kantoor-vertrekje gewacht.
Wij hebben den tijd, verklaarde
de heer Jacquemart gemoedelijk. Wij
kunnen best even wachten. En de man
zal wel direct hier zijn.
Uitstekend, antwoordde ik ver
genoegd. Dan wil u hier nog wel zoo lang
wachten? U begrijpt: ik heb het druk
met al deze beslommeringen !
Derangeert u zich vooral niet!
Behaaglijk onderging ik de inschikke
lijkheid, die men den millionnair bewees.
Ik zocht Ostaschkoff weer op, die in
het restaurant bezig was, alles in
gereedheid te brengen voor het diner.
Mag ik u even storen? vroeg ik.
Als u er geen bezwaar tegen heeft, zon
ik u graag wat in rang willen verhoogen.
Hij vertrok geen spier van zijn
gezicht.
U moet me goed begrijpen, ver
volgde ik. Ik ben eigenaar van het hotel
geworden, en u begrijpt dat het mij zeer
tegen de borst zou stuiten, als u hier als
mijn ondergeschikte werkzaam bleef.
Maar het zou me nog erger spijten als u
wegging. Ik-zelf heb van het
hotelbedrijf niet het minste verstand, en ik
vertrouw, dat u er althans iets van weet.
De gerant lijkt me een geschikt man,
maar ik ken hem niet, en ik moet op 't
oogenblik voor alles menschen om me
heen hebben, waarvan ik weet, dat ik ze
vertrouwen kan. Zou u mij, laten we
zeggen, uit oude vriendschap, den
dienst willen bewijzen, de eerste dagen
de directie voor mij te voeren? Van
eenige zakelijke relatie zal tusschen u en
mij geen sprake zijn, behalve dat ik u
verzoek, aan mij over te laten, uw
diensten te honoreeren.
Met genoegen, zei hij, terwijl de
gemoedelijke glimlach weer op zijn
gelaat verscheen, als ik er u een dienst
mee kan doen.
Laat ik dan beginnen met u de
omstandigheden uit te leggen, waarin ik
mij bevind, hernam ik. En nu vertelde ik
hem in het kort wat ik had beleefd,
sedert de erfenis mij was ten deel ge
vallen.
Zijn gelaat had een bezorgde
uitdrukking.^toen ik met mijn verhaal
klaar was.
(Wordt vervolgd)