De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 14 augustus pagina 7

14 augustus 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2567 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND UIT DE NATUUR: De Breedbladige Wespenorchis ? (Foto A. Burdet) VERANDERING DOOR DR. JAC. P. THIJSSE T N het voorlaatste nummer van het ?*? Tijdschrift van de Heide-maatschappij vinden wij een aardig artikeltje getiteld Natuurschoon op onze ontginningen". Je zoudt zoo zeggen, het geweten begint te spreken. Vooral in de eerste tientallen jaren van haar bestaan heeft de in zoo menig opzicht prijzenswaardige Maat schappij, meestal onbewust, zich dik wijls deerlijk vergrepen aan het oorspronkelijk natuurschoon van onze woeste gronden. Wij kunnen haar daarover niet hard vallen, want dat natuurschoon werd destijds slechts door weinigen gekend en gewaar deerd en de stichters van de Maat schappij hadden een zoo gróote geest drift voor de vermeerdering van onze welvaart door de ontginning van onze woeste gronden, de ontwatering van de slechts half bruikbare landstreken, dat zij zich om het behoud van de zeer bijzondere flora en fauna van sommige hunner arbeidsvelden weinig bekommer den: Eerst later kwam er critiek en tegenwoordig weten wij wel, dat er op menige plaats onnoodig, overbodig, zelfs onvoordeelig is ontgonnen, trouwens niet alleen door de Heidemaatschappij. Het doet ons goed, om in boven genoemd artikel den wensch uitgespro ken te zien, dat bij ontginning van woesten grond sommige gedeelten zouden worden uitgespaard terwille van het behoud van natuurschoon, al komt er de min of meer nuchtere overweging bij te LINCOLN de meest volmaakte wagen JAN LIMBACH- Haarlem pas, dat dergelijke terreinen toch in den regel niet loonend kunnen worden beboscht. In hoofdzaak wordt in het artikel echter betoogd, dat de ontginning of liever de bebossching nieuw natuurschoon zou kunnen opleveren, vooral wanneer die bebossching wordt uitgevoerd vol gens de beginselen, waarvan Van Schermbeek tientallen van jaren ge leden hier in Nederland de vaak mis kende pionier was. Liesbosch, Mastboscn, Ulvenhoutsche bosch getuigen thans nog van zijn geniale opvattingen. De bosschen van Hagenau en Rhederoord zijn ook te noemen als aanplan tingen, die ons thans verblijden met hun natuurschoon. Doch laat ik hier dadelijk zeggen, dat ik de Wort-Rhedensche Hei toch niet gaarne zoo beboscht zou zien. Daar zit hem de kneep, een aangeplant bosch, hoe mooi ook, hoe goed ook behandeld, is dikwijls niet in staat om het verlies van het oorspron kelijk terrein te vergoeden. Heel mis schien soms wel na eenige eeuwen. Na tuurschoon is een ruimer begrip dan woudpracht. Onder woudpracht versta ik niet alleen schilderachtige groepeeringen van boom- en struikpartijen, maar vooral rijkdom van soorten in den ondergroei zoowel wat de struiken betreft, als de begroeiing van den bodem zelve met mossen, paddestoelen en bloeiende plan ten. De ontginner zal in den regel die bodemplanten zelf niet aanbrengen, de heesters tegenwoordig wel. Hij be hoeft zich er ook niet druk over te ma ken, langzamerhand komen ze wel van zelf, al kan het ook lang duren, eer er een behoorlijkej^verscheidenheid aan wezig is. Als'ije|maar lang genoeg leeft, dan kun 'je het genoegen hebben van n voor n de goede geesten van het woud hun intrek te zien nemen in wat eerst een nuchtere en vijandige dennenplantage was. Een kwart eeuw geleden hadden we hier in het duin een heerlijke duinroosjeshelling en die werd met dennetjes bezet, onnoodig, ongewenscht, onvoordeelig. Beter en fraaier vast legging van het duin dan door duin roosjes is niet te bedenken, maar de bebossching moest in het groot gebeuren en aan uitsparen werd niet gedacht. De zwarte dennen groeiden op en sloten weldra zoo aaneen, dat de overgebleven roosjes geen licht genoeg meer konden krijgen, ze werden in den loop van en kele jaren al spichtiger en schraler en verdwenen weldra onder een laag van afgevallen naalden en van het slaapmos, dat het rendiermos, de mooie metgezel der duinroosjes, verdrong. Nu volgden paddestoelen o.a. boleten, Helvella's, melkzwammen en de kleine, fijne Lepiota clypeolaria en kort daarop, in het vijftiende jaar van de beplanting een paar planten van beteekenis, de breedbladige wespenorchis en het stofzaad. Daarmee kreeg het bosch, het nieuwe bosch, den ridderslag en dat nog al op vrij jeugdigen leeftijd. Dat zat hem wel in de omgeving, want n in het oude bosch van den binnenduinrand n in de prachtige berkeriboschjes van de duinvalleien is dat tweetal sterk ver tegenwoordigd, 't Komt er maar op aan, of hun stoffijne zaadjes een zwammenrijken bodem vinden, waar zij kunnen ontkiemen. Het zal uw aandacht trekken, dat zoowel in de duinstreek als elders het jonge bosch dikwijls een prachtige rijke vegetatie vertoont van de breedbladige wespenorchis. De plant is gemakkelijk te herkennen, in de eerste plaats aan haar algemeen voorkomen, waarvan onze foto u een duidelijk beeld geeft, als aan de bloemen met hun merkwaardige kleur en samenstelling: de groenachtige gestreepte kelkbladeren, de kroonbladeren, gelig en paarsig en groenig, het onderste met holle honigkuil en om gekrulde lip. Binnenin die bloem vinden we dan niet zooals gewoonlijk een kring van meeldraden j^en een of meer centrale stijlen, maar een vreemd bouwsel, dat we na eenig getob leeren analyseeren als een dikke stijl met glimmenden stempel en daarboven en tegen aan gegroeid n enkele meeldraad of liever een enkele helmknop, waaruit een kleverig knobbeltje puilt. Als je dat aanraakt, dan blijft het aan je pink kleven en dan komt een lichtgele stuifmeelmassa mee. Dit gebeurt nu altijd als een wesp aan de honig komt likken. Hij krijgt dan zoo'n stuifmeelklompje aan zijn kop en drukt dat dan, zonder dat hij 't weet, dat stuifmeel tegen den stempel van de volgende bloem, die hij bezoekt. Die wespen zijn zoo dol op de honig van deze orchidee, dat ze bloem na bloem afzoeken en ze krijgen dan tientallen van die stuifmeelklompjes aan hun kop. Ik heb er wel gezien, die er geheel door verblind waren, zoodat ze niet meer durfden te vliegen en ik heb ze dan maar van dien overlast bevrijd. De inlichting van de bloem en de li chaamsbouw en manieren van de wespen zijn geheel met elkaar in overeenstem ming, zoodat het dier vast en zeker dat stuifmeel op zijn kop krijgt, wanneer tenminste de bloem het nog bevat. Wanneer honigbijen of hommels deze bloem bezoeken, dan gebeurt het dikwijls genoeg, dat ze het kleefknobbeltje in het geheel niet aanraken, of dat ze de stuifmeelklompjes aan hun tong krijgen, zooals ik dat zag bij de honigbij. Ook vliegen komen honig halen, zonder het stuifmeel aan hun kop te krijgen, 't Is een heel aardige vacantiebezigheid, om eens een half uurtje door te brengen bij een groepje van die bloeiende wespen orchissen en als ge ze eenmaal hebt leeren kennen, dan zult ge ook wel be langstelling krijgen in hun manier van groeien, het ontplooien van hun bloeitop, de merkwaardige duikelingen van hun bloemknoppen en misschien ook zult ge wel eens het konijn verwenschen, dat soms op eens al de bloeitoppen afknaagt. In het algemeen mogen wij ook wel be weren, dat een nieuw bosch des te spoe diger aannemelijk wordt voor den kenner van de vaderlandsche flora en fauna, naarmate er minder konijnen zijn. Misschien vertel ik u later wel eens, hoe het gaat met de dierenwereld in het nieuwe bosch en dan kunnen we eens de balans opmaken van winst en verlies bij het veranderen van de duin roosjeshelling in perceeltje dennebosch. V ERTAALDE BOEKEN LUIGI PIRANDELLO, Vijftien verhalen. Uit het Italiaansch vertaald door Mr. H. P. Berdenis van Berlekom. Amster dam, Mij voor Goede en Goedkoope Lectuur. PROF. Dr. P. HABERLIN, Wegen en dwaalwegen der opvoeding, vertaald door Anna van Gogh?Kaulbach. Inleiding van Prof. Dr. Ph. Kohnstamm, die o..m schrijft: Het aantrekkelijke van Ha'berlin's opvoedkundige boeken bestaat voor mij in den mooien samenhang van theorie en praktijk. Dit boek bepaalt zich geenszins tot het jonge kind. Zijn uit eenzettingen over straf en strengheid, die zoo uitnemend de gevaren aangeven van sentimentaliteit eenerzijds, auto ritaire willekeur anderzijds, zullen voor al hen interesseeren, die met den eigen lijken kinderleeftijd en de rijpere jeugd in aanraking komen. De inleider zou het werk niet alleen willen aanbevelen aan opvoeders van beroep, maar het ook gaarne zien in handen van ouders. Uitgave Mij. voor Goede en Goed koope Lectuur. WILHELM SCHAPER, De levensdag van een menschenvriend, vertaald door J. Bruinwold Riedel. Amsterdam, Mij. voor Goede en goedkoope Lectuur. VOOR TAFELZILVER (HANDWERK) EN ' IMITATIE ANTIEK ZILVERWERK IN DEN SILVEREN MOLENBEECKER" AMSTERDAM DEN HAAG Kal verst raat 32 Hoogstraat 31.u DE HIS MASTER'S VOICE" GRAMOPHONE IS UW IDEAAL VAN WAT EEN PHONOGRAPH OF GRAMOPHONE ZIJN MOET! Te hooren bij al onze geaccre diteerde agenten. N.V. DUTCH GRAMOPHONE CY. (Late The American Import Company) 22a A m s t e r d a m s c h e Veerkade DEN HAAG CLUBFAUTEÜILS van gróote bekende Engthch: fabriek, met gepatenteerd, onverslijtbaar binner.werk vanaf f 10.?, per maand, Vraagt inlichtingen en geïllustreerde prijscourant onder motto Fauteuil" aan NIJGH & VAN DITMAR's Adv.Bureau, Rotterdam. PEEK & CLOPPENBÜRG

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl