Historisch Archief 1877-1940
No. 2567
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
UIT DE NATUUR:
De Breedbladige Wespenorchis
? (Foto A. Burdet)
VERANDERING
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
T N het voorlaatste nummer van het
?*? Tijdschrift van de Heide-maatschappij
vinden wij een aardig artikeltje getiteld
Natuurschoon op onze ontginningen".
Je zoudt zoo zeggen, het geweten begint
te spreken. Vooral in de eerste tientallen
jaren van haar bestaan heeft de in zoo
menig opzicht prijzenswaardige Maat
schappij, meestal onbewust, zich dik
wijls deerlijk vergrepen aan het
oorspronkelijk natuurschoon van onze
woeste gronden. Wij kunnen haar
daarover niet hard vallen, want dat
natuurschoon werd destijds slechts
door weinigen gekend en gewaar
deerd en de stichters van de Maat
schappij hadden een zoo gróote geest
drift voor de vermeerdering van onze
welvaart door de ontginning van onze
woeste gronden, de ontwatering van
de slechts half bruikbare landstreken,
dat zij zich om het behoud van de zeer
bijzondere flora en fauna van sommige
hunner arbeidsvelden weinig bekommer
den: Eerst later kwam er critiek en
tegenwoordig weten wij wel, dat er op
menige plaats onnoodig, overbodig, zelfs
onvoordeelig is ontgonnen, trouwens
niet alleen door de Heidemaatschappij.
Het doet ons goed, om in boven
genoemd artikel den wensch uitgespro
ken te zien, dat bij ontginning van
woesten grond sommige gedeelten zouden
worden uitgespaard terwille van het
behoud van natuurschoon, al komt er de
min of meer nuchtere overweging bij te
LINCOLN
de meest volmaakte wagen
JAN LIMBACH- Haarlem
pas, dat dergelijke terreinen toch in
den regel niet loonend kunnen worden
beboscht.
In hoofdzaak wordt in het artikel
echter betoogd, dat de ontginning of
liever de bebossching nieuw natuurschoon
zou kunnen opleveren, vooral wanneer
die bebossching wordt uitgevoerd vol
gens de beginselen, waarvan Van
Schermbeek tientallen van jaren ge
leden hier in Nederland de vaak mis
kende pionier was. Liesbosch,
Mastboscn, Ulvenhoutsche bosch getuigen
thans nog van zijn geniale opvattingen.
De bosschen van Hagenau en
Rhederoord zijn ook te noemen als aanplan
tingen, die ons thans verblijden met
hun natuurschoon. Doch laat ik hier
dadelijk zeggen, dat ik de
Wort-Rhedensche Hei toch niet gaarne zoo beboscht
zou zien. Daar zit hem de kneep, een
aangeplant bosch, hoe mooi ook, hoe
goed ook behandeld, is dikwijls niet in
staat om het verlies van het oorspron
kelijk terrein te vergoeden. Heel mis
schien soms wel na eenige eeuwen. Na
tuurschoon is een ruimer begrip dan
woudpracht.
Onder woudpracht versta ik niet
alleen schilderachtige groepeeringen van
boom- en struikpartijen, maar vooral
rijkdom van soorten in den ondergroei
zoowel wat de struiken betreft, als de
begroeiing van den bodem zelve met
mossen, paddestoelen en bloeiende plan
ten. De ontginner zal in den regel die
bodemplanten zelf niet aanbrengen,
de heesters tegenwoordig wel. Hij be
hoeft zich er ook niet druk over te ma
ken, langzamerhand komen ze wel van
zelf, al kan het ook lang duren, eer er
een behoorlijkej^verscheidenheid aan
wezig is.
Als'ije|maar lang genoeg leeft, dan
kun 'je het genoegen hebben van n
voor n de goede geesten van het woud
hun intrek te zien nemen in wat eerst
een nuchtere en vijandige
dennenplantage was. Een kwart eeuw geleden
hadden we hier in het duin een heerlijke
duinroosjeshelling en die werd met
dennetjes bezet, onnoodig, ongewenscht,
onvoordeelig. Beter en fraaier vast
legging van het duin dan door duin
roosjes is niet te bedenken, maar de
bebossching moest in het groot gebeuren
en aan uitsparen werd niet gedacht. De
zwarte dennen groeiden op en sloten
weldra zoo aaneen, dat de overgebleven
roosjes geen licht genoeg meer konden
krijgen, ze werden in den loop van en
kele jaren al spichtiger en schraler en
verdwenen weldra onder een laag van
afgevallen naalden en van het slaapmos,
dat het rendiermos, de mooie metgezel
der duinroosjes, verdrong. Nu volgden
paddestoelen o.a. boleten, Helvella's,
melkzwammen en de kleine, fijne
Lepiota clypeolaria en kort daarop, in het
vijftiende jaar van de beplanting een
paar planten van beteekenis, de
breedbladige wespenorchis en het stofzaad.
Daarmee kreeg het bosch, het nieuwe
bosch, den ridderslag en dat nog al op
vrij jeugdigen leeftijd. Dat zat hem wel
in de omgeving, want n in het oude
bosch van den binnenduinrand n in
de prachtige berkeriboschjes van de
duinvalleien is dat tweetal sterk ver
tegenwoordigd, 't Komt er maar op aan,
of hun stoffijne zaadjes een
zwammenrijken bodem vinden, waar zij kunnen
ontkiemen.
Het zal uw aandacht trekken, dat
zoowel in de duinstreek als elders het
jonge bosch dikwijls een prachtige rijke
vegetatie vertoont van de breedbladige
wespenorchis. De plant is gemakkelijk
te herkennen, in de eerste plaats aan
haar algemeen voorkomen, waarvan
onze foto u een duidelijk beeld geeft, als
aan de bloemen met hun merkwaardige
kleur en samenstelling: de groenachtige
gestreepte kelkbladeren, de
kroonbladeren, gelig en paarsig en groenig, het
onderste met holle honigkuil en om
gekrulde lip. Binnenin die bloem vinden
we dan niet zooals gewoonlijk een kring
van meeldraden j^en een of meer
centrale stijlen, maar een vreemd
bouwsel, dat we na eenig getob leeren
analyseeren als een dikke stijl met
glimmenden stempel en daarboven en tegen
aan gegroeid n enkele meeldraad of
liever een enkele helmknop, waaruit een
kleverig knobbeltje puilt. Als je dat
aanraakt, dan blijft het aan je pink
kleven en dan komt een lichtgele
stuifmeelmassa mee. Dit gebeurt nu altijd
als een wesp aan de honig komt likken.
Hij krijgt dan zoo'n stuifmeelklompje
aan zijn kop en drukt dat dan, zonder
dat hij 't weet, dat stuifmeel tegen den
stempel van de volgende bloem, die hij
bezoekt. Die wespen zijn zoo dol op de
honig van deze orchidee, dat ze bloem
na bloem afzoeken en ze krijgen dan
tientallen van die stuifmeelklompjes aan
hun kop. Ik heb er wel gezien, die er
geheel door verblind waren, zoodat ze
niet meer durfden te vliegen en ik heb
ze dan maar van dien overlast bevrijd.
De inlichting van de bloem en de li
chaamsbouw en manieren van de wespen
zijn geheel met elkaar in overeenstem
ming, zoodat het dier vast en zeker dat
stuifmeel op zijn kop krijgt, wanneer
tenminste de bloem het nog bevat.
Wanneer honigbijen of hommels deze
bloem bezoeken, dan gebeurt het dikwijls
genoeg, dat ze het kleefknobbeltje in
het geheel niet aanraken, of dat ze de
stuifmeelklompjes aan hun tong krijgen,
zooals ik dat zag bij de honigbij. Ook
vliegen komen honig halen, zonder het
stuifmeel aan hun kop te krijgen, 't Is
een heel aardige vacantiebezigheid, om
eens een half uurtje door te brengen bij
een groepje van die bloeiende wespen
orchissen en als ge ze eenmaal hebt
leeren kennen, dan zult ge ook wel be
langstelling krijgen in hun manier van
groeien, het ontplooien van hun bloeitop,
de merkwaardige duikelingen van hun
bloemknoppen en misschien ook zult ge
wel eens het konijn verwenschen, dat
soms op eens al de bloeitoppen afknaagt.
In het algemeen mogen wij ook wel be
weren, dat een nieuw bosch des te spoe
diger aannemelijk wordt voor den
kenner van de vaderlandsche flora en
fauna, naarmate er minder konijnen zijn.
Misschien vertel ik u later wel eens,
hoe het gaat met de dierenwereld in
het nieuwe bosch en dan kunnen we
eens de balans opmaken van winst en
verlies bij het veranderen van de duin
roosjeshelling in perceeltje dennebosch.
V
ERTAALDE
BOEKEN
LUIGI PIRANDELLO, Vijftien verhalen.
Uit het Italiaansch vertaald door Mr.
H. P. Berdenis van Berlekom. Amster
dam, Mij voor Goede en Goedkoope
Lectuur.
PROF. Dr. P. HABERLIN, Wegen en
dwaalwegen der opvoeding, vertaald door
Anna van Gogh?Kaulbach. Inleiding
van Prof. Dr. Ph. Kohnstamm, die o..m
schrijft: Het aantrekkelijke van
Ha'berlin's opvoedkundige boeken bestaat
voor mij in den mooien samenhang van
theorie en praktijk. Dit boek bepaalt zich
geenszins tot het jonge kind. Zijn uit
eenzettingen over straf en strengheid,
die zoo uitnemend de gevaren aangeven
van sentimentaliteit eenerzijds, auto
ritaire willekeur anderzijds, zullen voor
al hen interesseeren, die met den eigen
lijken kinderleeftijd en de rijpere jeugd
in aanraking komen. De inleider zou
het werk niet alleen willen aanbevelen
aan opvoeders van beroep, maar het
ook gaarne zien in handen van ouders.
Uitgave Mij. voor Goede en Goed
koope Lectuur.
WILHELM SCHAPER, De levensdag van
een menschenvriend, vertaald door J.
Bruinwold Riedel. Amsterdam, Mij. voor
Goede en goedkoope Lectuur.
VOOR
TAFELZILVER
(HANDWERK)
EN '
IMITATIE ANTIEK
ZILVERWERK
IN DEN SILVEREN
MOLENBEECKER"
AMSTERDAM DEN HAAG
Kal verst raat 32 Hoogstraat 31.u
DE
HIS MASTER'S VOICE"
GRAMOPHONE
IS
UW IDEAAL
VAN WAT EEN PHONOGRAPH
OF GRAMOPHONE
ZIJN MOET!
Te hooren bij al onze geaccre
diteerde agenten.
N.V. DUTCH GRAMOPHONE CY.
(Late The American
Import Company)
22a A m s t e r d a m s c h e Veerkade
DEN HAAG
CLUBFAUTEÜILS
van gróote bekende Engthch: fabriek,
met gepatenteerd, onverslijtbaar
binner.werk
vanaf f 10.?, per maand,
Vraagt inlichtingen en geïllustreerde
prijscourant onder motto Fauteuil"
aan NIJGH & VAN DITMAR's
Adv.Bureau, Rotterdam.
PEEK & CLOPPENBÜRG