De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 21 augustus pagina 12

21 augustus 1926 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

i'ïTfjaeïAV!»; *ti v.« DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2568 SG HlL DERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Bij Waller Vaes, Ie Antwerpen Eindelijk was de verbouwing klaar van Vaes'huis, «n ik dacht: nu zal hij wat tijd hebben ! Want, ik ken hém te langen, hoop ik, te goed, om niet te weten, dat *jj die verbouwing iedere spijker, die ze erin sloegen, herri zal'hebben geïnteresseerd ; dat iedere steen moest ?en; zou. voldoen aan de moeilijke eisenen, die Vaes -stelde, dat het heel wat lasten zou geven de marmeren playuizen te vinden, naar grootte en trant, zooals hij die zich gedacht had, en dat er vondsten zouden zijn gedaan, door hem, van kleur, van verlichting, van overzicht, van toezicht op alle trappen van zijn trappenhuis, en van een uitzicht uit de groote kamer ?op al die trappen. Dat was zóó. Alles was er; ook ?een QUd geschilderd ruitje met den Prince van Orangiën, en hier een fra"ai stuk gesneden hout, en ?daar een".zuiver-zich welvend boogje. En dan was er ?de nieuwe, groote, witte kamer, de grootgeworden ?woonruimte, die over de heele breedte gaat van het liuis en waar Vaes vrienden ontvangt op zijn hartelijke ?en gulle manier, het centrum van z,ijn huis, na het atelier, de werkelijke werkplaats. De kamer is zeer langwerpig, een kamer voor een lange, niet te breede tafel, voor laten wijn en veel gesprekken, vlot en met ernst, speelsch en zonder schroom. Er zijn twee groote gordijnlooze ramen in, en uit een van die ramen ziet ge de vreemde oudste daken van de buurt ~van' de Zilversmidstraat, die vlak is bij 't Stadhuis ?en vlak bij den grooten, immer wonderlijken toren. Te midden van die twee ramen is een deur naar het staatsie-atelier (én der drie ateliers), waar Vaes wel <ëens een, portret schildert (ge moet daar altijd stillekens over spreken, want portrettenschilderen is een van zijn aangename kruisen") en waar ge de stillevens vindt, soms perfect van stof uitdrukking, en toch met een muzikale stemming in de kleur. "Want Vaes is een doortrapt schilder (in den goeden zin). Hij gteft het niét gauw op; hij zal alles brengen n het werk: de stof, n de melodie van het gemoed. En dat lukt hem zeker meer dan ns, en dan begint hij (hij is een respectabel mensch) zich nieuwe moeiten uit te zoeken. (Wat zou het leven verlaten zijn, Vaes, zónder de moeiten !) Zóó zal het zijn leven door gaan, maken van moeiten, die ten einde brengen, en weer moeiten ik zei u: hij is een respectabel schilder, en geen leverantier van dingen, die hij eenmaal kan. Vaes is een Antwerpsch schilder, zooals Permeke er weer een is, ook iemand uit de 2ilvefsmidstraat, waar de huizen soms drie kelders boven elkaar hebben en waar 't huis van Vaes proper en gaaf staat tegenover huizen, met gothische vensters, soms zonder ruiten; de duiven vliegen daar in-en-uit. Het is een straat, die leeft op iedere ver dieping, er is daar een kerel, die als hij thuis komt, ?(alle jaren, dat Vaes weet) leest, leest, lang uit in «en stoel, god-weet welke overbodige lectuur? Maar het is een straat, die leeft vlak bij de haven en bij een vroeger, middeleeuwsch kwartier, dat ze riu zijn wonderlijke middeleeuwschheid hebben ont nomen (het leven is daar rechthoekig gemaakt; terecht misschien, maar hoe zonde van de vlakgestreken zonde-curven). Het is eetf straat van twee schilders, en misschien, huist er de toekomst in van «es derden, jongen schilder. Maar ik ging om Vaes: Antwerpen was lang ver voor mij geweest, en ik vond er Vaes, den schilder, Permeke, den schilder, Floor Vaes, den architect, die van de nieuwe holland:sche bouwkunst houdt in haar soberheid, Delen, den kritikus, wiens enthousiasme n feilen toon kan hebben, en de vrouw van Vaes en zijn zoon, en de vrouw van Permeke, die ik voor het eerst ontmoette. Het was goed volk; geen doetjes, om den zuiveren dood niet; stekelige, vlotte gentlemen soms, slim leep, gevat, maar de mannen, allen met een overgave aan hun werk; zonder phrctseeen algeheeletoewijding! Vaes zat er, de gastheer, in zijn zwarte baard, elegant ?en nerveus, snel tot het spitsvondige toe; de architect Vaes, de ware Christen, maar een Christen uit het ?zuiden (de leer heeft daar niets neer-drukkends), Delen, met zijn gezicht als een vogel, pikte de eieren ?stuk die hij kon, als een specht zocht hij naar alle holle boomen, en Permeke was ros-verbrand als een zeilens-man, en stond zijn man, met een nu en dan vroolijke blague. En er werd goed gedronken, maar *r werd niet theoretisch-getobd. Waar-om ook? De tobberijen zijn reëel genoeg; waarom zouden wij ze In theorieën hebben verdund! We wisten allen, wat er te koop is; veel kunstzij is er tusschen ! (de vrouwen hebben glazen beenen daarvan!) Maar, wat er ook was: we genoten eikaars gezelschap, en ?dat lijkt me vrij zeldzaam; we hadden allemaal een eigen contour, en het is genoegelijk plastische een heden voor je te zien. We geloofden allemaal in malkaars pogen tot zuiverheid, en er was iets tusschen Kunstzaal VAN LIER «v» e« m*m*t hrt Pmtbutoor t* l*ra (N.-H.) «sa c\9 ANTIQUITEITEN - OOSTBRSCHB KUNST SCHILDERIJEN - NEGERPLASTIEK Digelijk» ook dei Zondag» geopend Teeken ing voor ,,de Groene Amsterdammer" door J. C, Sinia BERGLAND VANSOPPENG DOOR J, G. SINIA ET berg/and van Soppeng! O, hoe vaak heb ik hef vervloekt, a/s ik op patrouille-tochten, versmachtend bijna van dorst en op de grenzen van totale uitputting, langs zijn steile met alang-a/ang bedekfe hellingen opwaarts zwoegde, of door zijn verraderlijk snel sfroomende rivieren trok; hoe vaak ook heb ik er gebibberd van kou, a/s kille regenwolken zeilden dwars door de woning, welke ik met mijn froepje tot nachtverblijf uitgekozen had! Schoon is het, dat berg/and, maar hef is een woeste schoonheid, die wel lokt en lonkt door de groofe verscheidenheid van vorm en kleur, waaronder zij zich openbaart, doch haren bewonderaars onmenschelijk zware eischen stelt. Uit ons bamboehuisje te Waltan-Soppeng, welks oogenschijnli/k onsolide bouw ons in den beginne, wanneer Jief, onder hef geweld van plotseling opstekende sformvlagen, steunend en kreunend heen en weer wiegelde, nog al eens beangstigd had, doch dat wij later leerden vertrouwen en ondanks zijn vele ? gebreken zoo lief kregen, hadden wij, over de foppen van het zware geboomte, waaronder de kampong verscholen lag, een schitterend uitzicht op het gebergte. Vandaar uit, waar ik, na weken van geweldige inspanning, weer rust en ontspanning vond, zsg ik hef f liefst en kon ik nog hef best zonder eenige bitterheid van zijn schoonheid genieten. ons, dat ons verbond, dat in geen duizend gezelschap pen gevonden wordt; we hadden een gemeenzame spraak, een stil, innerlijk dialekt, dat niemand kan praten, dan die er mee is geboren. We behoefden elkaar niet te ontzien, omdat we malkander waar deerden ! En dat zijn van die verkwikkingen des levens, waar alle Cadillac's en Rolls Royce leeg van zijn. Het is een beetje een gevaarlijke drank; als die je eenmaal drinken gaat, die lafenis; ze doet al het andere kaf schijnen. Ze is in enkele huizen maar dis lafenis, en maar met enkele menschen drink je haar; maar als ze er is, wat kan je dan in godsnaam de rest schelen? Bij Vaes was ze, dien avend, van 't begin af tot de kleine uren...., en de avend werd er groot van ! Gerard Kutten, ,,In den Cirkel , Den Haag. Eigenlijk heeten deze kunstzalen op nieuwe wijs de Sirkel " met een S dus, maar dat woord en die letter S is mij niet rond genoeg, en ik zal plastischer is ze de juiste schrijfwijze met een C bewaren. De heer G. Rutten is een der jongere katholieken, en hij is als velen dezer jongeren gekenmerkt door een groote verscheidenheid in het werk; hij zet zich tot alles al is dat alles misschien niet op de juiste wijze aan gevat; hij is een bizar niéuwe-lichter, veel nieuwer dan bijv. de Wiegmans. Ik acht hem daarom niet hooger dan de Wiegmans en ook niet hooger dan Wiegersma; ik acht hem niet grooter dan Sluyters; 'k geloof zelfs niet, dat ik hem boven tto van Rees stel. Maar ik zeide u: hij behoort tot de jongste katholieken, tot het tweede soort daarvan; hij is een uiterlijk-excessieve, en ik waardeer alleen de innerlijkexcessieven. Die zijn schilden de betrouwen", en die zijn feitelijk altijd eenvoudig, want het diepe, het die pere, en het diepste is noodgedwongen eenvoud; daar liggen de vaste bases van onze ontroeringen.Wat de heer Gesard Rutten aangaat, ik ben niet zeker, dat zijn basis betrouwbaar is, zelfs voor hem zalf. Hij zit in lijn werk vol verscheidenheid, dat is zeker, maar zit er in zijn werk genoeg van hemzelf? Zoekt hij zijn zelf genoeg of'is hij een der vele Haastigen (haast is een slechte gist voor een kunstwerk ! En als bij alle, die vol on verteerde verscheidenheid zitten, en vol haast (eer zucht is soms de opjager van dien haast, die tegen het Tl Nederlaridsche Munt Holland's beste 10 cents sigaar woord is: zalig zijn zij, die wachten kunnen en willen) moet er toch gevraagd worden, ik spreek hier alleen over het werk ! wat is ten slotte een der ware eigen schappen van het werk van Rutten. En dat is onge twijfeld een zinnelijkheid, die niet alleen te zien is in de teekeningen, die van Beardsley en Karel de Nerée afkomen, maar die ook in de amechtige tee keningen onderToorop's invloed ontstaan, is te vinden. En ik meen met deze zinnelijkheid een zinnelijkheid niet van den open rijen grond, maar een die, eer machteloos, tiert in d'achterkamers bij een klein binnenplaatsje; een, die meer invreet, dan oplaait een zinnelijkheid van verscholen gedachten. Naast deze verdoken zinnelijkheid, die het maken van een werkelijk-religieus schilderij uitsluit, vindt ge een schilderij, dat aan den Douanier doet denken en andere, laten wij ze expressionistisch noemen, waar naar het boersch-komische, dat tegenspel voor het boersch-tragische, getracht werd en waar bizar is, immers niet aan een kracht ontsproten, wat plomp kan zijn, maar wat waar en algemeen moet blijven (zie bijv. Wiegersma). Ook dit is buiten het algemeen religieuze ik zie dus m.a.w. dat het geloof in Rutten, niet aesthetisch-actief is, maar eer een bizarre, bizarre, want wat anaemische zinnelijkheid. Rutten kan alleen reëel worden, zoo hij zulke zinnelijkheid strakke scherpte en schrille toon zal geven. 6 GIDDING ITUYNENBURG aSCHILDEPS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl