Historisch Archief 1877-1940
ffo. 2568
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
15
OP DEN ECONOMISCHEN
U I T K IcJ K
DOOR JHR. MR. H. SMISSAERT
Rijksverzekeringsbank en Kaden van Arbeid
VEREENVOUDIGING in de uitvoering van onze
sociale verzekeringswetten is een ingewik
keld, veelzijdig vraagstuk. Stelt men het aan de
<orde en aan de orde (s het! hoelang reeds?
«n hoelang nog? , dan ontketent men daar
mede eéhe gedachtenwisseling, die niet licht tot
?eene vaste slotsom zal leiden, omdat de velen, die
?adviezen "geven, niet van eenzelfde standpunt
uitgaan. Wat meent men dat, bij reorganisatie
van de uitvoering, ' moet gehandhaafd blijven?
Aan welke beginselen (of als beginselen beschouwde
hoofdzaken) mag niet worden getornd? In hoever
^moet, bij het zoeken naar eene oplossing in de richting
?van eenvoudiger organisatie, rekening worden ge
houden met de politiek" of met gevoeligheden van
politieken aard? Moeten opk overigens heilige huisjes
?worden ontzien? Al naar gelang die vragen in ver
schillenden zin worden beantwoord, zal ook de
aanbevolene oplossing anders uitvallen.
Over dit vraagstuk is al heel veel gesproken en
^geschreven; trouwens dok ik heb in deze kolommen
meer dan eens daarover iets gezegd. Indien ik daaraan
thans, nog iets wil toevoegen, doe ik dat, omdat over
«en belangrijk hoofdpunt, zakelijk beschouwd, iets
?op te merken valt, dat tot nu toe 'slechts zelden en
dan nog maar in 't voorbijgaan tot uiting kwam.
Laat ons het geval stellen, dat de vraag der meest
igewenschte reorganisatie werd voorgelegd aan een
man-van-zaken, die volkomen onbevangen, los van
?elk vooroordeel, daar tegenover stond, die alleen met
den eisen van efficiency" te rade ging en wien men
slechts deze beperking oplegde, dat hij aan de grond- '
?slagen der arbeidersverzekering als zoodanig niet
raakte. Deze man zou dan, het terrein dier verzeke
ring overziende, beginnen met vast te stellen, dat het
gewichtigste deel der uitvoering betrof de (industrieele)
Ongevallenwet-1921 en de Invaliditeitswet (met de
Ouderdomswet); wat Land- en
Tuinbouwongevallenwet aangaat, hier berust het grootste deel der ver
zekering (opbrengen van middelen en schaderege
ling) bij de particuliere bedrijfsvereenigingen en valt
aan de R(ijks) Verzekerings B(atïk) slechts zeer weinig
toe. Wat nu de O(ngevallen) W(et)-1921 en de
'l(nvaliditeits) W(et) aangaat, bij de eerste kent men .
de risico-overdracht, die bij de tweede slechts theo
retisch bestaat; dit instituut geeft den werkgevers
de vrijheid hun bijdragen in de kosten op andere wijze
?op te brengen dan door premie-betaling aan de R.V.B.,
" -welke rijks-instelling intusschen ook voor de
O.W.1921 eene eigen portefeuille" bezit. Voor de I.W.
s zij de eenige risico-draagster; voor beide takken van
verzekering heeft zij ten volle de schade-regeling, de
rente-toekenning te verrichten.
Ziet men nu van ingrijpende hervormingen in dit
historisch gewordene af en laat men om de zaak niet
te verwarren, de nog niet tot uitvoering gebrachte
Ziektewet buiten beschouwing, dan kan men het
vraagstuk der reorganisatie van de uitvoering
voorloopig terugbrengen tot het volgende: aangenomen
dat, onder welke benaming en in welken vorm ook,
n de uitoefening van onze arbeidersverzekering altijd
?wel eene centrale rijks-instelling, gelijk van l Februari
1903 af de R.V.B., een werkdadig aandeel zal hebben
te nemen, hoe zal dan de som van werk, door die
instelling te verrichten, zoo goed mogelijk geregeid
Worden?
Natuurlijk wordt van heel wat omvangrijke vraag
stukken hiermee slechts een deel aan de orde gesteld,
maar dit is een belangrijk deel, waarvoor toch altijd
bij' vrijwel welk stelsel" ook, eene oplossing zal moe
ten worden gevonden. En dus is het wel de moeite
?waard, dit stuk als 't ware af te zonderen, het uit te
lichten uit het complex en naar een antwoord op deze
enkele vraag te zoeken.
De man-van-zaken, die de door de rijksinstelling
<gemakshalve noem ik haar R.V.B.) te verrichten
taak overziet, zal beginnen met na te gaan, op welke
?wijze tot nu toe, die verrichting plaats heeft. Daarbij
r 113
CT2
HEERENGRACHT 5OO
AMSTERDAM
TAP'JTEn
zal hij bevinden, dat de R.V.B, ongeveer twintig jaar
lang de uitvoering van de O.W.-1921 zonder medewer
king van andere colleges te behartigen heeft gehad;
de door den wetgever ingestelde decentralisatie door
opdracht van werkzaamheden aan de Raden van
Arbeid dagteekent van Januari 1923. Ook een deel
van I.W.- en andere verzekerings-besognes werden
toen aan die colleges opgedragen. En nu zal mijn
man-van-zaken willen weten, wat die mede-of samen
werking op dit gebied beteekende, in hoever hier
naar den eisch van efficiency" gestreefd werd naar
doelmatige arbeidsverdeeling.
Maar de onbevangen onderzoeker, dien ik hier ten
tooneele voer, openbaart zich als een vreemdeling
in Jeruzalem, als hij aan den eisch van efficiency"
denkt bij de door den wetgever verordende mede
werking der Raden van arbeid. Die Raden zijn niet
omstreeks het jaar 1923 ingesteld ten einde met de
R.V.B, te kunnen samenwerken; zij waren reeds lang
van te voren opgericht in een veel ruimere
gedachtensfeer Wij zullen onzen zaken-man dit eerst
moeten uiteenzetten om hem duidelijk te maken:
hoe het was" en hoe het werd" en waarom de
arbeidsverdeeling rammelt.
Talma heeft in zijn RadenWet" (van 1913) ons
de organisatie van den Arbeid" willen geven; hij
koesterde het ideaal, dat de groote maatschappelijke
groep van',,den arbeid", heel de wereld van werk
gevers en werknemers in Nederland door hem, door
zijn wet, als 't ware gecristalliseerd zou worden in een
verband, waarbinnen alle deelen van die groep zouden
zijn samengevoegd tot eene eenheid, die allen om
vattende, aller gemeenschappelijke belangen naar
aller gemeenschappelijke inzicht zou behartigen. Zoo
danige samenvoeging opende een wijd perspectief:
niet alleen kon aan die breed-vertakte organisatie
worden opgedragen de uitoefening van sociale verze
keringswetten, die immers patroons en arbeiders
van zoo nabij raakten, maar haar kon ook worden
toevertrouwd de zorg voor velerlei, wat tot nu toe
door den wetgever was geregeld; bleef in dien
gedachtengang de wet ook al zekere eischen stellen, de
organisatie van den arbeid zou allerlei bedrijfsrege
lingen vaststellen: loon, werktijd, veiligheid.... wat
niet al? De organisatie zou daartoe verordenende
bevoegdheid bezitten; zij zou haar eigen zaak, al
haar eigene zaken ter hand nemen en codificeeren. Het
zou de verwezenlijking zijn van de souvereiniteit in
eigen kring, in den kring van den arbeid"
Dat was wel breed opgezet, eene stoute gedachte,
een schoone droom. Ja, een droom. Want deze kloeke
hervormer beging een psychologische fout, waardoor
heel dit stelsel in de praktijk mislukte: zijn ideaal
was niet dat van ,,,,den arbeid" ten onzent. En de
arbeid" weigerde, zich een ministerieel ideaal te laten
opdringen. In ons vrijgevochten land voelen noch
patroons, noch arbeiders iets voor organisatie van
boven af; zij zullen, ieder voor zich, wel uitvinden of
zij zich in een verband begeven zullen en in welk
verband en hoe en waartoe. Een wet, die hun dat
voorschrijft, dat oplegt, heeft geen kans ooit iets
anders dan een papieren decreet te worden.
En zoo is het gegaan. De zaak is van 't begin af
mislukt, is nooit levend geworden in de kringen onzer
werkgevers en werknemers. Krachtens de Radenwet
werden Raden van Arbeid opgericht en werd ook
verder de organisatie opgebouwd, doch zonder dat
van iets anders dan uiterst matige, aanvankelijke
belangstelling bij de gegadigden bleek. Een Raad van
Arbeid is een college, samengesteld uit vertegenwoor
digers van werkgevers en van arbeiders als bestuurs
leden onder leiding van een tot geen van beide groepen
behoorenden voorzitter, die slechts zelden met heel
het bestuur vergadert, doch regelmatig met n
daartoe gedelegeerd bestuurslid-werkgever en n
dito arbeider de loopende zaken bespreekt. De aan
wijzing van deze bestuursleden geschiedde door be
middeling van patroons- en werklieden-organisaties
(zoodat ongeorganiseerden daarop geen invloed had
den); na die eerste aanwijzing heeft men, ter ver
mijding van verkiezingskosten, haar ook na omme
komst van den gestelden termijn bestendigd. Zie
hoe de arbeid" zijne vertegenwoordigers in deze
colleges heeft verkregen en behouden ! De Raden van
Arbeid werden belast met eenige werkzaamheden in
verband met de Inval. Wet en de Ouderdomswet,
ook met de Vrijwillige Ouderdoms Verzekering. Toen
in 1921 van de (industrieele) Ongevallenwet de wer
kingssfeer sterk werd uitgebreid en de R.V.B, daar
door meer personeel (vooral ook voor den buitendienst)
behoefde, zijn aan de Raden v. A. onderscheidene
werkzaamheden in verband met die wet opgedragen
nml. met betrekking tot verificatie van loonlijsten,
vaststelling en invordering van door werkgevers aan
de R.V..B. te betalen premies, beslissingen in zake
verzekeringsplicht en classificatie van ondernemingen,
alles ter voorbereiding van wat aan het bestuur der
R.V.B, competeert.
Zoo heeft de centrale rijksinstelling naast zich zien
opkomen administratieve colleges, waaraan ter be
handeling werd gegeven een deel van het werk, dat
verricht moest worden, colleges, niet door haar inge
steld of samengesteld, doch uit eigen hoofde en uit
eigen recht bestaande, op welken arbeid zij wel toezicht
oefent, omdat de vruchten van dien arbeid voor hare
rekening komen. Ziedaar de positie.Hoe die zich wreekt
en hoe dat te verhelpen? Daarover een volgende
maal.
J. S. MBUWSEN, Hol. A'dam-R'dam-Den HM*
DB BELSTE HOEDEN IN HOLLAND
TOEGEPASTE KUNST
DOOR JAN D. VOSKUIL
Eenige nieuwe affiches. Een reclame
plaat van W. H. Gispe.
Tegenover het groote .aantal reclameplaten, dat
den Faatsten tijd verschenen is en waarin zoo dikwijls
gespeculeerd wordt op den slechten smaak van het
meerendeel der menschen, is er maar sporadisch een
aan te wijzen, welke voldoende kunstzinnige
en practische eigenschappen bezit. Tot zulk een kan
men ongetwijfeld het biljet rekenen, dat W. H. Gispe
onlangs voor deRotterdam-Zuid Amerika lijn ontwierp.
Allereerst treft hierin wel de zuiverheid, waarmede
het doelmatige en ideëele tot een organisch werkstuk
vereenigd is. Bepaalde motieven zijn niet ter ver
siering van deze plaat gebruikt, doch de ornamen
teering heeft zich op geheel andere wijze opgelost.
Zij spreekt zich uit in de grootte, den vorm, de
kleursterkte en de plaatsing der vlakken, waarop de voor
stelling en de letters volgens hun werkelijke waarde
aesthetisch gerangschikt zijn. Zoo wordt reeds bij
den eersten blik de aandacht gevestigd op den
vooruitstuwenden boeg van het schip, waarmede de ont
werper een indrukwekkend gedeelte van den
oceaanstoomer uitgekozen heeft, om van de voornaamste
gedachte het varen" een eenvoudige en sprekende
karakteristiek te geven. Tegelijkertijd met deze beel
tenis wordt men ook getroffen. door de woorden
Passage" en Rotterdam-Zuid Amerikalijn", waar
van de letters tegen den smallen, hel gelen achtergrond
duidelijk uitkomen, terwijl eveneens de namen Monte
Video en Buenos Aires" spoedig in het oog vallen.
De opschriften van ondergeschikt belang vormen
hiertusschen een rythmische vlakverdeeling, welke
het geheel bindt tot n kantige compositie, waarvan
het rechte karakter verlevendigd wordt door de
pittige zigzag lijnen van de gestyleerde golven onder
aan te plaat. Het biljet werd bij de N. V. Kühm en
Zoon te Rotterdam gelithographeerd.
Verder werden ons nog eenige affiches toegezonden,
welke al heel weinig artisticiteit bezitten.
In het affiche, dat F. van Bemmel voor de auto
tentoonstelling te Weltevreden ontwierp, is met den
besten wil geen schoonheid te ontdekken. Al het uit
gebeelde houdt onderling zoo weinig verband met
elkander en er zijn hier zooveel verschillende kleuren
gebruikt, dat men er waarlijk duizelig van wordt.
De opschriften alleen tellen reeds vier verschillende
tinten, terwijl zij niet in het minst overeenkomst
vertoonen met de voorstelling. De voorgrond is nog
het minst slecht, wellicht omdat de groot gehouden
vorm van de auto en het stuurrad er aan herinnert,
wat er al niet van dit mooie moderne gegeven te
maken zou zijn, wanneer de ontwerper zijn taak
beter begrepen had ! Ook door de te naturalistisch
gehouden meisjesgestalte, waarvan bovendien de
helft door den kant van het papier botweg werd af
gesneden, heeft het geheel een zoet effect gekregen,
terwijl het verschiet, met het althans volgens deze
plaat allesbehalve fraaie tentoonstellingsgebouw,
waarop de vlaggetjes wapperen, alsof zij voor
kinderspeelgoed bedoeld zijn, door het gemis van decoratieve
eigenschappen al evenmin op een affiche thuis behoort.
Bij G. Kolff en Co. te Batavia werd dit biljet gedrukt.
De zes reclameplaten, die bestemd zijn om de
schoonheid en het aantrekkelijke van Holland in het
buitenland bekend te maken, blinken ook al niet uit
door artistieke qualiteiten. Met eenige afgezaagde
gegevens heeft Jos. Rovers, de ontwerper, de buiten
landers trachten te boeien. Maar hij vergat daarbij
dat het nationaal kostuum op zichzelf niet voldoende
kan zijn om de aandacht, te trekken, vooral omdat
dit reeds duizenden malen als reclamemiddel is toe
gepast. Hetzelfde geldt ook voor de oude Kathedraal
en de malle meulentjes", die helaas evenmin op
deze platen vergeten werden. Alleen wanneer men deze
te veel misbruikte onderwerpen volgens een origineele
wijze verwerkt, kunnen zij nog bekoring voor het
publiek hebben, maar zooals de heer Rovers ze op
de gewone traditioneele manier heeft weergegeven,
doen zij niet anders dan een ieder.... vervelen. Ook
van de biljetten, waarop als attractie voor de
Nederlandsche badplaatsen een paar dames in zwempak
werden afgebeeld, kan men niet meer zeggen, dan
dat zij burgerlijk en alledaags zijn en met kunst
niets te maken nebben. Het zestal werd bij Emrik
en Binger te Haarlem gedrukt.