De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 21 augustus pagina 15

21 augustus 1926 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

ffo. 2568 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 15 OP DEN ECONOMISCHEN U I T K IcJ K DOOR JHR. MR. H. SMISSAERT Rijksverzekeringsbank en Kaden van Arbeid VEREENVOUDIGING in de uitvoering van onze sociale verzekeringswetten is een ingewik keld, veelzijdig vraagstuk. Stelt men het aan de <orde en aan de orde (s het! hoelang reeds? «n hoelang nog? , dan ontketent men daar mede eéhe gedachtenwisseling, die niet licht tot ?eene vaste slotsom zal leiden, omdat de velen, die ?adviezen "geven, niet van eenzelfde standpunt uitgaan. Wat meent men dat, bij reorganisatie van de uitvoering, ' moet gehandhaafd blijven? Aan welke beginselen (of als beginselen beschouwde hoofdzaken) mag niet worden getornd? In hoever ^moet, bij het zoeken naar eene oplossing in de richting ?van eenvoudiger organisatie, rekening worden ge houden met de politiek" of met gevoeligheden van politieken aard? Moeten opk overigens heilige huisjes ?worden ontzien? Al naar gelang die vragen in ver schillenden zin worden beantwoord, zal ook de aanbevolene oplossing anders uitvallen. Over dit vraagstuk is al heel veel gesproken en ^geschreven; trouwens dok ik heb in deze kolommen meer dan eens daarover iets gezegd. Indien ik daaraan thans, nog iets wil toevoegen, doe ik dat, omdat over «en belangrijk hoofdpunt, zakelijk beschouwd, iets ?op te merken valt, dat tot nu toe 'slechts zelden en dan nog maar in 't voorbijgaan tot uiting kwam. Laat ons het geval stellen, dat de vraag der meest igewenschte reorganisatie werd voorgelegd aan een man-van-zaken, die volkomen onbevangen, los van ?elk vooroordeel, daar tegenover stond, die alleen met den eisen van efficiency" te rade ging en wien men slechts deze beperking oplegde, dat hij aan de grond- ' ?slagen der arbeidersverzekering als zoodanig niet raakte. Deze man zou dan, het terrein dier verzeke ring overziende, beginnen met vast te stellen, dat het gewichtigste deel der uitvoering betrof de (industrieele) Ongevallenwet-1921 en de Invaliditeitswet (met de Ouderdomswet); wat Land- en Tuinbouwongevallenwet aangaat, hier berust het grootste deel der ver zekering (opbrengen van middelen en schaderege ling) bij de particuliere bedrijfsvereenigingen en valt aan de R(ijks) Verzekerings B(atïk) slechts zeer weinig toe. Wat nu de O(ngevallen) W(et)-1921 en de 'l(nvaliditeits) W(et) aangaat, bij de eerste kent men . de risico-overdracht, die bij de tweede slechts theo retisch bestaat; dit instituut geeft den werkgevers de vrijheid hun bijdragen in de kosten op andere wijze ?op te brengen dan door premie-betaling aan de R.V.B., " -welke rijks-instelling intusschen ook voor de O.W.1921 eene eigen portefeuille" bezit. Voor de I.W. s zij de eenige risico-draagster; voor beide takken van verzekering heeft zij ten volle de schade-regeling, de rente-toekenning te verrichten. Ziet men nu van ingrijpende hervormingen in dit historisch gewordene af en laat men om de zaak niet te verwarren, de nog niet tot uitvoering gebrachte Ziektewet buiten beschouwing, dan kan men het vraagstuk der reorganisatie van de uitvoering voorloopig terugbrengen tot het volgende: aangenomen dat, onder welke benaming en in welken vorm ook, n de uitoefening van onze arbeidersverzekering altijd ?wel eene centrale rijks-instelling, gelijk van l Februari 1903 af de R.V.B., een werkdadig aandeel zal hebben te nemen, hoe zal dan de som van werk, door die instelling te verrichten, zoo goed mogelijk geregeid Worden? Natuurlijk wordt van heel wat omvangrijke vraag stukken hiermee slechts een deel aan de orde gesteld, maar dit is een belangrijk deel, waarvoor toch altijd bij' vrijwel welk stelsel" ook, eene oplossing zal moe ten worden gevonden. En dus is het wel de moeite ?waard, dit stuk als 't ware af te zonderen, het uit te lichten uit het complex en naar een antwoord op deze enkele vraag te zoeken. De man-van-zaken, die de door de rijksinstelling <gemakshalve noem ik haar R.V.B.) te verrichten taak overziet, zal beginnen met na te gaan, op welke ?wijze tot nu toe, die verrichting plaats heeft. Daarbij r 113 CT2 HEERENGRACHT 5OO AMSTERDAM TAP'JTEn zal hij bevinden, dat de R.V.B, ongeveer twintig jaar lang de uitvoering van de O.W.-1921 zonder medewer king van andere colleges te behartigen heeft gehad; de door den wetgever ingestelde decentralisatie door opdracht van werkzaamheden aan de Raden van Arbeid dagteekent van Januari 1923. Ook een deel van I.W.- en andere verzekerings-besognes werden toen aan die colleges opgedragen. En nu zal mijn man-van-zaken willen weten, wat die mede-of samen werking op dit gebied beteekende, in hoever hier naar den eisch van efficiency" gestreefd werd naar doelmatige arbeidsverdeeling. Maar de onbevangen onderzoeker, dien ik hier ten tooneele voer, openbaart zich als een vreemdeling in Jeruzalem, als hij aan den eisch van efficiency" denkt bij de door den wetgever verordende mede werking der Raden van arbeid. Die Raden zijn niet omstreeks het jaar 1923 ingesteld ten einde met de R.V.B, te kunnen samenwerken; zij waren reeds lang van te voren opgericht in een veel ruimere gedachtensfeer Wij zullen onzen zaken-man dit eerst moeten uiteenzetten om hem duidelijk te maken: hoe het was" en hoe het werd" en waarom de arbeidsverdeeling rammelt. Talma heeft in zijn RadenWet" (van 1913) ons de organisatie van den Arbeid" willen geven; hij koesterde het ideaal, dat de groote maatschappelijke groep van',,den arbeid", heel de wereld van werk gevers en werknemers in Nederland door hem, door zijn wet, als 't ware gecristalliseerd zou worden in een verband, waarbinnen alle deelen van die groep zouden zijn samengevoegd tot eene eenheid, die allen om vattende, aller gemeenschappelijke belangen naar aller gemeenschappelijke inzicht zou behartigen. Zoo danige samenvoeging opende een wijd perspectief: niet alleen kon aan die breed-vertakte organisatie worden opgedragen de uitoefening van sociale verze keringswetten, die immers patroons en arbeiders van zoo nabij raakten, maar haar kon ook worden toevertrouwd de zorg voor velerlei, wat tot nu toe door den wetgever was geregeld; bleef in dien gedachtengang de wet ook al zekere eischen stellen, de organisatie van den arbeid zou allerlei bedrijfsrege lingen vaststellen: loon, werktijd, veiligheid.... wat niet al? De organisatie zou daartoe verordenende bevoegdheid bezitten; zij zou haar eigen zaak, al haar eigene zaken ter hand nemen en codificeeren. Het zou de verwezenlijking zijn van de souvereiniteit in eigen kring, in den kring van den arbeid" Dat was wel breed opgezet, eene stoute gedachte, een schoone droom. Ja, een droom. Want deze kloeke hervormer beging een psychologische fout, waardoor heel dit stelsel in de praktijk mislukte: zijn ideaal was niet dat van ,,,,den arbeid" ten onzent. En de arbeid" weigerde, zich een ministerieel ideaal te laten opdringen. In ons vrijgevochten land voelen noch patroons, noch arbeiders iets voor organisatie van boven af; zij zullen, ieder voor zich, wel uitvinden of zij zich in een verband begeven zullen en in welk verband en hoe en waartoe. Een wet, die hun dat voorschrijft, dat oplegt, heeft geen kans ooit iets anders dan een papieren decreet te worden. En zoo is het gegaan. De zaak is van 't begin af mislukt, is nooit levend geworden in de kringen onzer werkgevers en werknemers. Krachtens de Radenwet werden Raden van Arbeid opgericht en werd ook verder de organisatie opgebouwd, doch zonder dat van iets anders dan uiterst matige, aanvankelijke belangstelling bij de gegadigden bleek. Een Raad van Arbeid is een college, samengesteld uit vertegenwoor digers van werkgevers en van arbeiders als bestuurs leden onder leiding van een tot geen van beide groepen behoorenden voorzitter, die slechts zelden met heel het bestuur vergadert, doch regelmatig met n daartoe gedelegeerd bestuurslid-werkgever en n dito arbeider de loopende zaken bespreekt. De aan wijzing van deze bestuursleden geschiedde door be middeling van patroons- en werklieden-organisaties (zoodat ongeorganiseerden daarop geen invloed had den); na die eerste aanwijzing heeft men, ter ver mijding van verkiezingskosten, haar ook na omme komst van den gestelden termijn bestendigd. Zie hoe de arbeid" zijne vertegenwoordigers in deze colleges heeft verkregen en behouden ! De Raden van Arbeid werden belast met eenige werkzaamheden in verband met de Inval. Wet en de Ouderdomswet, ook met de Vrijwillige Ouderdoms Verzekering. Toen in 1921 van de (industrieele) Ongevallenwet de wer kingssfeer sterk werd uitgebreid en de R.V.B, daar door meer personeel (vooral ook voor den buitendienst) behoefde, zijn aan de Raden v. A. onderscheidene werkzaamheden in verband met die wet opgedragen nml. met betrekking tot verificatie van loonlijsten, vaststelling en invordering van door werkgevers aan de R.V..B. te betalen premies, beslissingen in zake verzekeringsplicht en classificatie van ondernemingen, alles ter voorbereiding van wat aan het bestuur der R.V.B, competeert. Zoo heeft de centrale rijksinstelling naast zich zien opkomen administratieve colleges, waaraan ter be handeling werd gegeven een deel van het werk, dat verricht moest worden, colleges, niet door haar inge steld of samengesteld, doch uit eigen hoofde en uit eigen recht bestaande, op welken arbeid zij wel toezicht oefent, omdat de vruchten van dien arbeid voor hare rekening komen. Ziedaar de positie.Hoe die zich wreekt en hoe dat te verhelpen? Daarover een volgende maal. J. S. MBUWSEN, Hol. A'dam-R'dam-Den HM* DB BELSTE HOEDEN IN HOLLAND TOEGEPASTE KUNST DOOR JAN D. VOSKUIL Eenige nieuwe affiches. Een reclame plaat van W. H. Gispe. Tegenover het groote .aantal reclameplaten, dat den Faatsten tijd verschenen is en waarin zoo dikwijls gespeculeerd wordt op den slechten smaak van het meerendeel der menschen, is er maar sporadisch een aan te wijzen, welke voldoende kunstzinnige en practische eigenschappen bezit. Tot zulk een kan men ongetwijfeld het biljet rekenen, dat W. H. Gispe onlangs voor deRotterdam-Zuid Amerika lijn ontwierp. Allereerst treft hierin wel de zuiverheid, waarmede het doelmatige en ideëele tot een organisch werkstuk vereenigd is. Bepaalde motieven zijn niet ter ver siering van deze plaat gebruikt, doch de ornamen teering heeft zich op geheel andere wijze opgelost. Zij spreekt zich uit in de grootte, den vorm, de kleursterkte en de plaatsing der vlakken, waarop de voor stelling en de letters volgens hun werkelijke waarde aesthetisch gerangschikt zijn. Zoo wordt reeds bij den eersten blik de aandacht gevestigd op den vooruitstuwenden boeg van het schip, waarmede de ont werper een indrukwekkend gedeelte van den oceaanstoomer uitgekozen heeft, om van de voornaamste gedachte het varen" een eenvoudige en sprekende karakteristiek te geven. Tegelijkertijd met deze beel tenis wordt men ook getroffen. door de woorden Passage" en Rotterdam-Zuid Amerikalijn", waar van de letters tegen den smallen, hel gelen achtergrond duidelijk uitkomen, terwijl eveneens de namen Monte Video en Buenos Aires" spoedig in het oog vallen. De opschriften van ondergeschikt belang vormen hiertusschen een rythmische vlakverdeeling, welke het geheel bindt tot n kantige compositie, waarvan het rechte karakter verlevendigd wordt door de pittige zigzag lijnen van de gestyleerde golven onder aan te plaat. Het biljet werd bij de N. V. Kühm en Zoon te Rotterdam gelithographeerd. Verder werden ons nog eenige affiches toegezonden, welke al heel weinig artisticiteit bezitten. In het affiche, dat F. van Bemmel voor de auto tentoonstelling te Weltevreden ontwierp, is met den besten wil geen schoonheid te ontdekken. Al het uit gebeelde houdt onderling zoo weinig verband met elkander en er zijn hier zooveel verschillende kleuren gebruikt, dat men er waarlijk duizelig van wordt. De opschriften alleen tellen reeds vier verschillende tinten, terwijl zij niet in het minst overeenkomst vertoonen met de voorstelling. De voorgrond is nog het minst slecht, wellicht omdat de groot gehouden vorm van de auto en het stuurrad er aan herinnert, wat er al niet van dit mooie moderne gegeven te maken zou zijn, wanneer de ontwerper zijn taak beter begrepen had ! Ook door de te naturalistisch gehouden meisjesgestalte, waarvan bovendien de helft door den kant van het papier botweg werd af gesneden, heeft het geheel een zoet effect gekregen, terwijl het verschiet, met het althans volgens deze plaat allesbehalve fraaie tentoonstellingsgebouw, waarop de vlaggetjes wapperen, alsof zij voor kinderspeelgoed bedoeld zijn, door het gemis van decoratieve eigenschappen al evenmin op een affiche thuis behoort. Bij G. Kolff en Co. te Batavia werd dit biljet gedrukt. De zes reclameplaten, die bestemd zijn om de schoonheid en het aantrekkelijke van Holland in het buitenland bekend te maken, blinken ook al niet uit door artistieke qualiteiten. Met eenige afgezaagde gegevens heeft Jos. Rovers, de ontwerper, de buiten landers trachten te boeien. Maar hij vergat daarbij dat het nationaal kostuum op zichzelf niet voldoende kan zijn om de aandacht, te trekken, vooral omdat dit reeds duizenden malen als reclamemiddel is toe gepast. Hetzelfde geldt ook voor de oude Kathedraal en de malle meulentjes", die helaas evenmin op deze platen vergeten werden. Alleen wanneer men deze te veel misbruikte onderwerpen volgens een origineele wijze verwerkt, kunnen zij nog bekoring voor het publiek hebben, maar zooals de heer Rovers ze op de gewone traditioneele manier heeft weergegeven, doen zij niet anders dan een ieder.... vervelen. Ook van de biljetten, waarop als attractie voor de Nederlandsche badplaatsen een paar dames in zwempak werden afgebeeld, kan men niet meer zeggen, dan dat zij burgerlijk en alledaags zijn en met kunst niets te maken nebben. Het zestal werd bij Emrik en Binger te Haarlem gedrukt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl