Historisch Archief 1877-1940
No. 2568
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Ostaschkoff nam de karaf op
hernam hij na eenige oogenblikken. We
zullen het er tenminste maar op wagen.
Hij ging dicht bij mi] aan de tafel
zitten en vervolgde op zachten toon:
Ik beken u eerlijk, mijnheer Van
der Boom, dat ik u niet in vertrouwen
zou nemen, als ik u niet,noodig had.
Om te beginnen was dit. een harde
waarheid, maar ik begreep dat ik geen
recht had om te protesteeren en bleef
zwijgend zitten.
U is vandaag onvoorzichtig ge
weest, hernam de detective. Dat komt
veel voor bij' menschen die weinig
ervaring hebben, op elk gebied, en uw
ijver om mij bij het zoeken naar de
oplos'sing te helpen, is overigens te loven.
En gelukkig is er veel kans, dat mijn
onderzoek door uw zelfstandig optreden
niet noemenswaard vertraagd zal wor
den, ja, het is mogelijk, dat we er nog
voordeel van hebben. Als de politie
tenminste zoo meteen niet alle profijt,
dat we er van zouden kunnen trekken,
door een tactloos optreden bij voorbaat
vernietigt.
U kunt mij helpen, vervolgde hij,
nadat hij een sigaar had aangestoken
(ik merkte op dat Crampton een sterk
rooker was), maar u hoeft mij natuurlijk
niet te helpen. U is geheel vrij.
Ik verlang niets liever dan u te
helpen, zei ik vol vuur.
Ik dank u, hernam hij glimlachend,
maar dan moet ik er ook op staan, dat u
elke aanwijzing van mij, ook de
allergeringste, stipt opvolgt. Alleen op die
voorwaarde kan ik uw hulp accepteeren.
Ik verzeker u, dat u zich in het
vervolg niet meer over me te beklagen
zult hebben.
Ik moet er u dan nog op Wijzen,
vervolgde de detective, dat de hulp, die
ik van u vraag, gevaar voor uw leven
beteeként. Het is mijn plicht, u daarop te
Wijzen, opdat u kunt handelen met de
volle verantwoordelijkheid voor wat u
doet.
Mijn leven is tóch in gevaar, zei ik
laconiek.
Dat is zoo, antwoordde Crampton,
maar de gevaren, waarmee ik u in aan
raking zal moeten brengen, zijn waar
schijnlijk grooter dan het gevaar, dat u
hier bedreigt. Alsikeen anderen weg zag,
zou ik er u niet in betrekken. Maar ik
weet er niets anders op.
Ik verzeker u nog eens, hernam ik,
dat ik geheel tot uw beschikking ben.
En ik verlang te meer, u bij te staan,
omdat ik voel, dat ik een ernstige fout
heb begaan. Ik wil die desnoods goed
maken met het kostbaarste wat ik heb:
mijn leven.
Ik weet niet of mijn woorden theatraal
klonken. Ik weet wel, dat ik ernstig
meende wat ik zei.
Crampton moet dat gevoeld hebben.
Hij vervolgde tenminste met zijn zachte,
bijna fluisterende stem:
Ik heb u vanmorgen al gezegd, dat
we te doen hebben met een uitgebreide
internationale bende, die het toelegt op
het verzamelen van enorme kapitalen,
waarschijnlijk met de een of andere
politieke bedoeling. Uw geval, en de
avonturen die u vannacht beleefd heeft,
Wijzen er mij opnieuw op, dat we in elk
geval niet met gewone roof-misdadigers
te maken hebben. Dat gesprek van u
met dien Smerjakoff we nemen
tenminste maar aan dat hij dat is
duidt veel meer op een tot in het waan
zinnige doorgevoerd fanatisme dan op
bewuste misdadigheid. Ik ken volstrekt
uw politieke inzichten niet, mijnheer
van der Boom;...
Hij hield een oogenblik op, wachtte
blijkbaar een antwoord van me.
Ik heb er geen, antwoordde ik
eenvoudig; ik heb nooit aan politiek
gedaan. Maar een politiek, die moord en
diefstal als de middelen kiest om haar
doel te bereiken, stel ik op n lijn met
misdaad.
Ik ook, vervolgde Crampton. Nu
enkele feiten. In de laatste maanden
hebben in verschillende steden van
Europa, onder geheimzinnige omstandig
heden, bankdiefstallen plaats gehad. In
Marseiile is de Banque de la
Mediterranée opgelicht voor eenige millioenen
francs. In Berlijn, Southampton,
Christiania, Barcelona, Dresden en Brussel zijn
eveneens dergelijke diefstallen gepleegd.
Er is analogie van methode te
constateeren; eenige zeer rijke particulieren
zijn op nagenoeg dezelfde wijze van hun
vermogen beroofd, en met den dood
bedreigd, wanneer zij van het geval
aangifte bij de politie zouden doen. Dat
men u niet heeft gedreigd, komt waar
schijnlijk doordat u hun te vroeg ont
snapt is; dat ze u naar het leven staan,
nu ze weten dat u openbaarheid aan de
zaak heeft gegeven, heeft u gezien.
Verschillende personen, van wie het
vaststaat, dat ze op de een of andere
manier met de bende in betrekking staan,
zijn in hechtenis genomen, maar de
verhooren hebben nog geen enkele maal
iets tastbaars opgeleverd. De kern van
het geval is ons nog volkomen verborgen.
Dat kan komen, doordat geen van de
verhoorde personen iets wilde zeggen;
maar het is ook mogelijk, dat ze maar
gedeeltelijk op de hoogte waren. In elk
geval is het duidelijk, dat er een centraal
punt bestaat, en dat moeten we hebben.
Verschillende aanwijzingen het zou
te ver voeren om ze u allemaal op te
noemen doen mij veronderstellen,
dat dat centrale punt in Parijs gezocht
moet worden; op het oogenblik ten
minste.
Nu heb ik twee aanknoopingspunten.
Het eene is dit.
Hij haalde zijn portefeuille te voor
schijn en nam er een blaadje papier uit.
U herinnert u dat papiertje^ dat
men u, als den doofstommen bood
schapper, vannacht ter hand gesteld
heeft? Er staan de volgende letters op:
f b a r y c
In geen enkele mij bekende taal be
teeként dat iets. Nu zegt dat nog niet
veel, maar ik ben er voor alle zekerheid
even mee naar professor Czobanitz
gegaan; dat is een vriend van me, die
een fabelachtige talenkennis bezit, en
die kon de lettercombinatie evenmin
terecht brengen als ik. Ik nam dus aan,
dat het geheimschrift was. Nu ben ik
ongeveer een half jaar geleden belast
met het onderzoek van een enormen
juweelendiefstal in Berlijn, en bij mijn
nasporingen, die overigens nog tot
nagenoeg geen enkel resultaat hebben
geleid, ben ik in het bezit gekomen van
de volgende getallenreeks:
5 11 69 13 2086
Nadat ik vanmorgen een paar uur
had zoek gebracht met het probeeren
van de mij bekende systemen om ge
heimschrift op te lossen, kwam ik op het
idee, dat deze getallenreeks de sleutel
zou kunnen zijn. Het was zoo maar een
inval van me; ik had tot nogtoenietde
minste aanwijzing, dat die juweelen
diefstal met ons geval samenhing.
Kijkt u nu eens hier. Ik tel van elk der
letters in de combinatie f b a r y c"
telkens zooveel letters in het alphabet
terug als de respectieve getallen aan
geven. Dan krijg ik voor de f een a, voor
de b een q, en zoo vervolgens. Als ik bij
het aftellen aan de a kom, begin ik weer
achteraan in het alphabet. Op deze
wijze krijg ik het woord aquila". Het
is heel eenvoudig, maar zonder den
sleutel is de oplossing onmogelijk. Ik
vermoed dat een aantal leden van de
bende in het bezit is van den sleutel ?
ze weten niet dat ik hem heb en dat
ze daardoor in 't geheim met elkaar
kunnen correspondeeren. Als men, aan
het eind van de cijferreeks gekomen,
weer bij de 5 begint, kan men een wille
keurig aantal woorden vormen.
Wat nu dat woord aquila aangaat, ik
vermoed dat het een wachtwoord is, dat
toegang geeft tot een geheime bijeen
komst. Het woord had al vannacht
overgebracht moeten worden, en het is
mogelijk dat die vergadering al heeft
plaats gehad. In .dat geval zouden we
voor ditmaal aan den sleutel van het
geheimschrift niets meer hebben. Maar
we moeten het probeeren.
(Wordt vervolgd)