De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 21 augustus pagina 19

21 augustus 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2568 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ostaschkoff nam de karaf op hernam hij na eenige oogenblikken. We zullen het er tenminste maar op wagen. Hij ging dicht bij mi] aan de tafel zitten en vervolgde op zachten toon: Ik beken u eerlijk, mijnheer Van der Boom, dat ik u niet in vertrouwen zou nemen, als ik u niet,noodig had. Om te beginnen was dit. een harde waarheid, maar ik begreep dat ik geen recht had om te protesteeren en bleef zwijgend zitten. U is vandaag onvoorzichtig ge weest, hernam de detective. Dat komt veel voor bij' menschen die weinig ervaring hebben, op elk gebied, en uw ijver om mij bij het zoeken naar de oplos'sing te helpen, is overigens te loven. En gelukkig is er veel kans, dat mijn onderzoek door uw zelfstandig optreden niet noemenswaard vertraagd zal wor den, ja, het is mogelijk, dat we er nog voordeel van hebben. Als de politie tenminste zoo meteen niet alle profijt, dat we er van zouden kunnen trekken, door een tactloos optreden bij voorbaat vernietigt. U kunt mij helpen, vervolgde hij, nadat hij een sigaar had aangestoken (ik merkte op dat Crampton een sterk rooker was), maar u hoeft mij natuurlijk niet te helpen. U is geheel vrij. Ik verlang niets liever dan u te helpen, zei ik vol vuur. Ik dank u, hernam hij glimlachend, maar dan moet ik er ook op staan, dat u elke aanwijzing van mij, ook de allergeringste, stipt opvolgt. Alleen op die voorwaarde kan ik uw hulp accepteeren. Ik verzeker u, dat u zich in het vervolg niet meer over me te beklagen zult hebben. Ik moet er u dan nog op Wijzen, vervolgde de detective, dat de hulp, die ik van u vraag, gevaar voor uw leven beteeként. Het is mijn plicht, u daarop te Wijzen, opdat u kunt handelen met de volle verantwoordelijkheid voor wat u doet. Mijn leven is tóch in gevaar, zei ik laconiek. Dat is zoo, antwoordde Crampton, maar de gevaren, waarmee ik u in aan raking zal moeten brengen, zijn waar schijnlijk grooter dan het gevaar, dat u hier bedreigt. Alsikeen anderen weg zag, zou ik er u niet in betrekken. Maar ik weet er niets anders op. Ik verzeker u nog eens, hernam ik, dat ik geheel tot uw beschikking ben. En ik verlang te meer, u bij te staan, omdat ik voel, dat ik een ernstige fout heb begaan. Ik wil die desnoods goed maken met het kostbaarste wat ik heb: mijn leven. Ik weet niet of mijn woorden theatraal klonken. Ik weet wel, dat ik ernstig meende wat ik zei. Crampton moet dat gevoeld hebben. Hij vervolgde tenminste met zijn zachte, bijna fluisterende stem: Ik heb u vanmorgen al gezegd, dat we te doen hebben met een uitgebreide internationale bende, die het toelegt op het verzamelen van enorme kapitalen, waarschijnlijk met de een of andere politieke bedoeling. Uw geval, en de avonturen die u vannacht beleefd heeft, Wijzen er mij opnieuw op, dat we in elk geval niet met gewone roof-misdadigers te maken hebben. Dat gesprek van u met dien Smerjakoff we nemen tenminste maar aan dat hij dat is duidt veel meer op een tot in het waan zinnige doorgevoerd fanatisme dan op bewuste misdadigheid. Ik ken volstrekt uw politieke inzichten niet, mijnheer van der Boom;... Hij hield een oogenblik op, wachtte blijkbaar een antwoord van me. Ik heb er geen, antwoordde ik eenvoudig; ik heb nooit aan politiek gedaan. Maar een politiek, die moord en diefstal als de middelen kiest om haar doel te bereiken, stel ik op n lijn met misdaad. Ik ook, vervolgde Crampton. Nu enkele feiten. In de laatste maanden hebben in verschillende steden van Europa, onder geheimzinnige omstandig heden, bankdiefstallen plaats gehad. In Marseiile is de Banque de la Mediterranée opgelicht voor eenige millioenen francs. In Berlijn, Southampton, Christiania, Barcelona, Dresden en Brussel zijn eveneens dergelijke diefstallen gepleegd. Er is analogie van methode te constateeren; eenige zeer rijke particulieren zijn op nagenoeg dezelfde wijze van hun vermogen beroofd, en met den dood bedreigd, wanneer zij van het geval aangifte bij de politie zouden doen. Dat men u niet heeft gedreigd, komt waar schijnlijk doordat u hun te vroeg ont snapt is; dat ze u naar het leven staan, nu ze weten dat u openbaarheid aan de zaak heeft gegeven, heeft u gezien. Verschillende personen, van wie het vaststaat, dat ze op de een of andere manier met de bende in betrekking staan, zijn in hechtenis genomen, maar de verhooren hebben nog geen enkele maal iets tastbaars opgeleverd. De kern van het geval is ons nog volkomen verborgen. Dat kan komen, doordat geen van de verhoorde personen iets wilde zeggen; maar het is ook mogelijk, dat ze maar gedeeltelijk op de hoogte waren. In elk geval is het duidelijk, dat er een centraal punt bestaat, en dat moeten we hebben. Verschillende aanwijzingen het zou te ver voeren om ze u allemaal op te noemen doen mij veronderstellen, dat dat centrale punt in Parijs gezocht moet worden; op het oogenblik ten minste. Nu heb ik twee aanknoopingspunten. Het eene is dit. Hij haalde zijn portefeuille te voor schijn en nam er een blaadje papier uit. U herinnert u dat papiertje^ dat men u, als den doofstommen bood schapper, vannacht ter hand gesteld heeft? Er staan de volgende letters op: f b a r y c In geen enkele mij bekende taal be teeként dat iets. Nu zegt dat nog niet veel, maar ik ben er voor alle zekerheid even mee naar professor Czobanitz gegaan; dat is een vriend van me, die een fabelachtige talenkennis bezit, en die kon de lettercombinatie evenmin terecht brengen als ik. Ik nam dus aan, dat het geheimschrift was. Nu ben ik ongeveer een half jaar geleden belast met het onderzoek van een enormen juweelendiefstal in Berlijn, en bij mijn nasporingen, die overigens nog tot nagenoeg geen enkel resultaat hebben geleid, ben ik in het bezit gekomen van de volgende getallenreeks: 5 11 69 13 2086 Nadat ik vanmorgen een paar uur had zoek gebracht met het probeeren van de mij bekende systemen om ge heimschrift op te lossen, kwam ik op het idee, dat deze getallenreeks de sleutel zou kunnen zijn. Het was zoo maar een inval van me; ik had tot nogtoenietde minste aanwijzing, dat die juweelen diefstal met ons geval samenhing. Kijkt u nu eens hier. Ik tel van elk der letters in de combinatie f b a r y c" telkens zooveel letters in het alphabet terug als de respectieve getallen aan geven. Dan krijg ik voor de f een a, voor de b een q, en zoo vervolgens. Als ik bij het aftellen aan de a kom, begin ik weer achteraan in het alphabet. Op deze wijze krijg ik het woord aquila". Het is heel eenvoudig, maar zonder den sleutel is de oplossing onmogelijk. Ik vermoed dat een aantal leden van de bende in het bezit is van den sleutel ? ze weten niet dat ik hem heb en dat ze daardoor in 't geheim met elkaar kunnen correspondeeren. Als men, aan het eind van de cijferreeks gekomen, weer bij de 5 begint, kan men een wille keurig aantal woorden vormen. Wat nu dat woord aquila aangaat, ik vermoed dat het een wachtwoord is, dat toegang geeft tot een geheime bijeen komst. Het woord had al vannacht overgebracht moeten worden, en het is mogelijk dat die vergadering al heeft plaats gehad. In .dat geval zouden we voor ditmaal aan den sleutel van het geheimschrift niets meer hebben. Maar we moeten het probeeren. (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl