Historisch Archief 1877-1940
DEiGROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2568
MR. E. S. O R O B I O DE
C A S T R Of
DOOR MR. C. H. GUÉPIN
MEN vraagt mij eenige regels te schrijven onder
den naam en het portret van Mr. E. S. Orobio
de Castro. Ik doe dit gaarne, het zal echter niet
gemakkelijk zijn, want hij was een persoon met ver
scheidene kwaliteiten, hetgeen een belichting van
velerlei zijden wenschelijk maakt en onwillekeurig
zal'een oud vriend en studiegenoot hem bezien van
de zijde, van waar zijn studiegenooten hem altijd
zijn blijven bezien.
Het was toch een eigenaardigheid van onzen vriend
dat zijn persoon voor ons altijd herinneringen opwekte
aan hét studentenleven. Zelfs bij de ernstigste ver
gaderingen kwam deze eigenschap te voorschijn en
ik mag zeggen, het maakte zijn persoon des te aan
trekkelijker. Want hoewel chef van een der belang
rijkste Assurantiekantoren te Amsterdam, erkende
leider van belangrijke commissies op assurantie gebied,
bleef hij de joviale persoonlijkheid, vol sprudelnden
humor en wist hij bij allen ernst het humoristische
naar voren te brengen. a$
De hooge positie, die hij aan de Amsterdamsche
Beurs innam, had hij echter niet te danken aan deze
eigenschap, maar hoofdzakelijk aan het feit, dat hij
als opvolger van zijn ter beurze nog niet vergeten
vader in alle opzichten diens voetsporen heeft gedrukt.
Zijn naam is daar bekend als een van de uiterste
correctheid en rechtschapenheid. Om zijn figuur was
evenals om die van zijn vader, een aureool van behulp
zaamheid en van een uitgesproken zin tot bemidde
ling. Het moge zijn glorie'blij ven, dat hij de groote
reputatie, die den naam Orobio de Castro ter beurze
had, heeft gehandhaafd en dat nog steeds de eerste
onderteekening met dien naam aan de houders der
beurspolissen de zekerheid geeft, dat hunne belangen
aan goede handen zijn toevertrouwd.
Naast de belangrijke bezigheden van zijn omvangrijk
bedrijf, hetwelk vele reizen naar en in het buitenland
noodzakelijk maakte, wist hij tijd te vinden voor
werkzaamheid op velerlei gebied, want hij was veel
zijdig ontwikkeld en had een fijnen geest, vooral ge
spitst op literatuur en kunst. Jaren lang heeft hij zijne
avonduren gewijd aan wat de literatuur op allerlei
gebied hem kon verschaffen om aan zijn fust tot
studie te voldoen. Ook heeft.hij gedurende verschei
dene jaren nog tijd kunnen vinden om op te treden
als Redacteur van de Groene en voor het schrijven
van verscheidene artikelen, waarvan die onder het
pseudoniem Petronius" wel in het bijzonder ver
meld mogen worden. Ook zijn voorzitterschap van
de afd. Amsterdam van het Ned. Tooneelverbond
en het commissariaat van het Leesmuseum, wijzen
op uitingen van zijn zin voor kunst en studie.
Voor allen, die hem kenden, had hij iets dat aantrok,
iets van een aangeboren distinctie, iets dat getuigde
van een bijzondere fijnheid van gevoel. In breede
kringen was hij de altijd welkome, want zijn binnen
komen gaf warmte; men voelde, dat hij gaarne voor
anderen bezig was, en dat men kon rekenen op zijn
volle belangstelling en medeleven.
Hij was dan ook voortdurend zorgend en bezorgd
voor hen, die zijn interesse hadden en nog tijdens zijn
ziekte kwamen uit de ziekeninrichting, waar hij ver
pleegd werd, berichten, die meldden, dat ook daar
nog zijn gedachten voor anderen bezig waren.
Hij laat een groote leegte achter en bij zijn vele
vrienden dankbare herinnering.
DE RESULTATEN VAN
HET MIDDELBAAR
ONDERWIJS
DOOR C. THOMASSEN
Daalt hel peil?
LJ ET aantal leerlingen, dat de Middelbare Scholen
1 * bezoekt, is de laatste jaren ernorm gestegen.
Niet weinigen zijn er, die deze toeneming veront
rustend vinden en ook daarom bezwaar maken tegen
de toelating zonder examen, dus alleen op een ver
klaring van het hoofd eener lagere school en van
de(n) betrokken klasse-onderwijzer(es).
We zullen eerst enkele cijfers laten spreken.
Aantal leerlingen der H.B.S. met 3?5-jarigen
cursus voor jongens en meisjes.
Eind 1865
1880
1895
1910
1922
Jongens
1203
4182
6600
10741
21143
Meisjes
103
351
2242
6879
Totaal
1203
4285
6951
12983
28022
De toehoorders(essen) leerlingen, die slechts
enkele lessen volgen zijn hierin niet begrepen.
Voor de jaren na 1922 vermelden de jongste
Jaarcijfers voor Nederland", uitgekomen Januari
1926, nog geen gegevens.
Zooals men ziet, is de stijging inderdaad buiten
elke verhouding met die der bevolking.
In hoe sterke mate zij bevorderd is door de feitelijke
afschaffing van het toelatingsexamen is moeilijk te
zeggen.
Tot 1921 wordt nog de helft, soms de grootste
helft, toegelaten na examen. Dan is er plotseling
een gansch andere verhouding, zooals uit onderstaan
de cijfers blijkt:
In totaal
werden
toegelaten
Hiervan
na examen
Afgewezen
werden
na examen
m
1920 6307 3281 1273
1921 8071 1554 1232
1922 7752 959 903
Hieruit andere conclusies te trekken, dan dat de
toelating na examen sterk vermindert, lijkt ons ge
waagd.
Opmerkelijk is de sterke daling van 't aantal
geëxamineerden na 1920 en de toeneming van het
aantal afgewezenen. Waarschijnlijk is dit hieruit te
verklaren, dat zij, die van de lagere school geen ver
klaring van geschiktheid kunnen krijgen, niet veel
kans maken om het toelatingsexamen met succes te
doorstaan.
Over het peil der leerlingen geven deze cijfers geen
uitsluitsel.
De Jaarcijfers" vermelden echter ook, hoeveel
leerlingen telken jare overgangsexamen deden en
hoeveel daarvan slaagden.
Uit deze cijfers zou iets kunnen blijken van een
dalend peil, maar de uitkomst is anders. Het
percentage geslaagden beweegt zich nml. eenigszins in
stijgende lijn. Van omstreeks 75 a 77 tot 1914 is het
geklommen tot 80.1 in 1921.
Voor 1922?het laatste jaar, waarover nu gegevens
beschikbaar zijn, volgt dan een daling op 77.4 pCt.
Of deze toevallig is, en zich in de volgende jaren
niet herhaalt, kan eerst later blijken.
De Jaarcijfers" leveren nog andere gegevens,
waaruit evenmin een achteruitgang van het peil der
leerlingen blijkt.
Nu als vroeger verdwijnen er leerlingen, vóór zij
de H.B.S. hebben doorloopen. Een aantal oorzaken
werken hier samen, doch de voornaamste zal wel zijn,
dat deze kinderen onmogelijk met hun klas mee
kunnen.
Is er eenige aanwijzing, dat dit aantal stijgt?
Van 1913 af kunnen we jaar na jaar nagaan
hoeveel jongens 1) de eerste klassen tellen en hoeveel
er het volgend jaar in de tweede klasse zitten.
Het percentage schommelt achter in de 80 en
springt in 1922 plotseling op 94.9.
Voor de jaren na 1922 en vóór 1914 leveren de
Jaarcijfers" deze gegevens niet. Eenige stellige
aanwijzing omtrent het peil kunnen wij er niet in
vinden.
Op dezelfde wijze is uit te zoeken hoeveel jongens
uit de eerste klassen na twee jaar nog over zijn in de
derde klassen.
Dit percentage is achter in de 70, doch wordt in
1922 in eens 82.8.
Het verloop wordt eerder minder dan meer, wat
in geen geval op een dalend peil wijst.
Hoe de teruggang van de derde op de vierde klas
is, kan niet worden ontcijferd.
In deze periode vallen de eindexamens der H.B.S.
met 3-jarigen cursus en hieromtrent zijn geen afzon
derlijke gegevens te vinden.
Wel is het weer mogelijk om van 1913 af na te
gaan, hoeveel jongens de vierde klassen tellen en
BATENBURG & FOLMER
(G. W. FOLMER)
DEN HAAG,
HUYGENSPARK22
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTING
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN
hoeveel er het volgende jaar nog over zijn in de vijfde
klassen.
Dit percentage is van omstreeks 80 in 1913 gestegen
op ruim 86 in 1920, 1921 en 1922.
Het lied wordt eentonig, doch ook hier ontbreekt
de geringste aanduiding van een dalend peil. Eer het
tegendeel.
Zien we nu naar den uitslag van het eindexamen.
Als we cijfers hadden, waaruit was af te leiden,
welk percentage der leerlingen geregeld de H.B.S.
doorliep en hoeveel daarvan slaagden, dan zouden
we ongetwijfeld waardevolle gegevens hebben.
Ze ontbreken echter geheel.
Het feit reeds, dat de gegevens in de Jaarcijfers"
betrekking hebben op de scholen met drie- en met
vijf-jarigen cursus gezamenlijk, maakt het haast
onmogelijk, om ten aanzien van de eindexamens
eenige gevolgtrekking te maken.
Toch hebben We uitgerekend, welk percentage sinds
1913 voor het eindexamen slaagde. Het was 85.2
in 1913 en 85.4 in 1922, een enkele maal iets lager,
doch meestal iets hooger.
Wie hieruit iets meer wil afleiden, dan dat een
examen altijd een examen blijft, ga zijn gang. Wij
zien er geen enkele andere aanwijzing in.
, Mogen we dus concludeeren, dat het peil van het
M.O. zich gehandhaafd heeft op dezelfde hoogte,
waarop het stond, toen het aantal leerlingen veel
geringer was en het toelatingsexamen nog voor selec
tie zorgde?
Het komt ons voor, dat op grond van de gegeven
cijfers een andere conclusie niet mogelijk is.
En meerdere cijfers zijn bij ons weten niet beschik
baar.
Wij zouden hier dit artikel dus gevoeglijk kunnen
besluiten, ware het niet noodzakelijk nog op n
typisch verschijnsel te wijzen.
Het is dit: de sterke stijging van het aantal vrou
welijke leerlingen op de scholen, die aanvankelijk
alleen voor jongens waren bestemd.
Hoe die groei was, blijkt uit deze enkele cijfers.
In 1875 zijn er op 3434 leerlingen slechts 27 meisjes
en in 1922 op 28022 leerlingen niet minder dan 6879'
of 24.5 pCt. van het totaal.
Het schijnt wel, dat hiermee ongeveer de grens is
bereikt.
Dit is echter voor de strekking van ons artikel van
geen beteekenis.
Dat we deze cijfers er toch in opnemen, vindt zijn
verklaring hierin, dat we wel eens het vermoeden
hoorden uitspreken, dat het groeiend aantal meisjes
op de H.B.S. een noodlottigen invloed moest hebben
op het onderwijspeil.
Voor meisjes immers, zoo luidde dan de rede
neering, zijn de wiskundige vakken in den regel
grooter struikelblok dan voor de jongens.
Al zit in deze bewering eenige waarheid, toch moet
op grond van onze gegevens worden geconstateerd:.
de sterke toeneming van het aantal vrouwelijke leer
lingen heeft het peil der gemengde middelbare scholen
niet omlaag gedrukt.
Tot slot dit verzoek.
Mocht dit artikel aanleiding geven tbt beschou
wingen in andere bladen, dan verzoeken wij beleefd
om toezending daarvan.
Bussum.
1) Voor de meisjes vinden we alleen de totaal
cijfers vermeld, niet die van de verschilltnde klassen.
Kon. Meubeltransport-Maatschappij
DE GRUYTER 6 Co.
o>a svs svs DEN HAAG <x> <*°<x>
AMSTERDAM ~ ARNHEM
Verhuizingen per Auto-Trein