Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2568
REI S BRIEVEN UIT ZUID-AMERIKA
tel
Chili
EEN uitstapje in de omstreken van Santiago en
de noodige ervaringen omtrent het leven buiten
de groote steden, zouden ons ook niet bespaard blijven.
Chileensche kennissen hadden even buiten de stad
een gemakkelijk te bereiken" zomerverblijf. Ze
hadden ons uitgenoodigd hen te komen bezoeken op
hun quinto een optrekje of landhuisje bij Penaflor,
een plaatsje 28 K.M. buiten Santiago gelegen, waar
vele families de warme maanden December en
Januari heentrekken. Penaflor bereikt men hetzij
met een auto langs zeer slecht onderhouden wegen,
vol kuilen en wit van het stof, of na eerst drie kwartier
in een treintje te zitten en daarna nog een half uur
met een paardentrammetje voort te sukkelen. Onze
wandeling begonnen we 's morgens om acht uur. We
waren al Zaterdagsavonds naar Pe'naflor gegaan en
hadden in het primitieve hotel geslapen om vroeg op
het pad te gaan.
Een jongetje van het hotel bracht ons over een
moerassig weiland en door allerlei kreupelhout tot een
beekje, waar we, na er eenige groote keien ingegooid
te hebben, met vrij droge voeten overheen kwamen.
Daarna ging het verder door kreupelbosch tot we voor
een breede rivier stonden. Aan den overkant zagen we
paarden grazen; de jongen begon te roepen, te fluiten
en in zijn handen te klappen, de bedoelihg was
namelijk, dat er iemand met de paarden de rivier over
zou komen om ons te halen en naar den overkant te
brengen. Maar toen er na een kwartier roepen nog
niemand kwam, waadde het jongetje de rivier door
om de paarden te halen. Eindelijk na nog een kwartier
wachten kwam het paard. Een kleine jongen zat er op,
zonder zadel en met bloote voeten. Hij had een groote
poncho om, een soort cape. Eén voor n werden we
nu, achter dat jongmensch zittend en ons stevig aan
zijn poncho vasthoudend, naar den overkant
gebracht. Bij iederen stap dien het paard deed,
raakten onze schoenen het water, zoodat we het
bijna betreurden, maar niet op een ondiepe plaats zelf
de rivier te zijn doorgewaad. Toen we aan den over
kant stonden, ging de tocht verder door een droge
rivierbedding die vol kiezelsteenen lag, tot we weer
voor een breede, diepe beek stonden. Hierover lag
een dunne boomstam van hoogstens vijf centimeter
breed. Er naast lag een kort stammetje, half in den
modder en dit diende als steun bij het oversteken. Bij
iederen stap prikten we daarmee een eindje verder de
beek in, en kwamen er werkelijk droogvoets over.
Daarna trokken we nog eens door een groote kale
vlakte vol doornig kreupelhout en stonden toen
eindelijk aan den voet van den berg. Veel van een
weg was er niet te bekennen, we klauterden naar
boven, de weg kon niet missen, had men ons verzekerd.
Natuurlijk verdwaalden we; telkens als we dachten,
dat we nu eindelijk op een echten weg kwamen, liepen
we dien af, om dan na een poosje tot de ontdekking te
komen dat de weg plotseling was opgehouden en we
weer midden tusschen kreupelhout en cactussen
stonden. Zoo hebben we loopen dwalen, zonder een
weg gezien te hebben. Ze zijn er eenvoudig niet. Zon
der boomstammetje (dat was inmiddels verdwenen)
moesten we de beek weer over. Paarden waren ook al
nergens meer te bekennen. Dus trokken we kousen en
schoenen uit en waadden de rivier, vol glibberige
ronde steenen, door. Daarna nog twee beekjes over en
we kwamen eindelijk moe en warm bij onze gastvrouw
aan, terwijl de gastheer reeds te paard was vertrokken
om ons te zoeken en de politie te waarschuwen, dat er
twee Hollanders zoek waren. Als men nu bedenkt,
dat Penaflor een prachtig plaatsje is, vol schilder
achtige riviertjes waarlangs groote treurwilgen, met
mooie bergen om te wandelen, dan is het toch wel
teekenend voor de laksheid der Chilenen dat hier zoo
niets gedaan wordt, om de plaats voor wandelen en
uitstapjes geschikter te maken. Men wandelt hier niet.
Wie niet paard rijdt, blijft thuis. Men denkt er ook
i niet aan om de omgeving eens te verkennen, niet om
een brug over de rivier te bouwen of wegen aan te
leggen op de bergen. Alleen die gekke gringos zouden
er behoefte 'aan hebben of er van profiteeren, de
Chilenen niet.
In en om Valparaiso is dat intusschen heel anders.
Dat komt omdat daar de vreemdelingen hun invloed
doen gelden. Maar de echte Chileen blijft minachtend
neerzien op het drukke gedoe van die Gringos".
Valparaiso is uit Santiago in 'drie en een half uur
met den electrischen trein te bereiken. Ongeveer
halfweg, ligt, komende van Santiago, het plaatsje
Llai Llai, op de splitsing van de lijn die uit de Ander
komt. Aan het station zitten daar wel twintig vrouw
tjes, allen met groote witte huishoudschorten en
met wit linnen zonnehoeden op, achter witte tafeltjes
fruit; aardige gevlochten mandjes met appels, peren,
paltas of druiven koopt men voor bijna niets, wel een
bewijs dat men hier in een rijk fruitland zit.
Nadert men Valparaiso, dan rijdt de trein langs
mooie tuinen en aardige villa's van de vele voorsteden,
wel langs een afgebakenden weg, maar de vele over
wegen zijn alle onbeschermd. Wel luidt er voort
durend een groote bel op de locomotief, maar oppassen
is toch de boodschap.
Valparaiso, de tweede stad van Chili en de voor
naamste haven tot nu toe (San Antonio, welke haven
door Hollanders gebouwd is, belooft in de toekomst
even belangrijk, zoo niet belangrijker te worden) is
geheel op heuvels gebouwd, langs den Stillen Oceaan. .
Valparaiso is na de aardbeving van 1906, die bijna de
heele benedenstad verwoestte, in modernen stijl weer
opgebouwd. De meeste huizen zijn van beton. Dit zal
wel te danken zijn aan de energie der vele vreemde
lingen die hier wonen, daar het in de andere
Chiieensche steden opvalt, hoeveel verbrande huizen er
blijven staan, waarvan men vertelt dat ze al 10 jaar
of langer geleden zijn afgebrand, terwijl er niet aan
gedacht wordt zoo'n verwoeste piek weer te bebouwen.
Door de vreemdelingen heeft Valparaiso een heel
ander cachet dan Santiago. In de benedenstad vindt
men de groote-moderne kantoorgebouwen en winkels.
Op de heuvels zijn vaak fraaie huizen en villa's, waar
Ik heb in de praktijk herhaaldelijk kunnen
constateren, dat kinderen, wier moeders
geregeld coffeïne-bevattende dranken, zoo
als koffie en thee, gebruiken, vaak
algemeen zwak van lichaam zijn. Het
zenuwvergif, de coffeïne, gaat met de
moedermelk in het bloed van het kind
over en veroorzaakt meestal slapeloosheid,
storing der stofwisseling en andere voor
de ontwikkeling van het kind nadeelige
gevolgen.
Prof. Dr. W te München.
de vreemdelingen, vooral Engelschen en Duitschers
wonen. Het is nog een heele tocht, om uit de beneden
stad naar zoo'n cerro" of heuvel te klimmen, waarop
men woont. Men heeft dan ook tallooze liften in de
stad, die het publiek voor een kleinigheid het vaak
vermoeiende klimmen besparen. Op vele cerros van
waar men een verrukkelijk gezicht op den Stillen:
Oceaan heeft, zijn soms goed bestrate en breede
wegen, maar op andere, waar de armere Chileensche
bevolking woont, liggen de huizen of krotjes kris kras:
door elkaar en van straten of wegen is hier niets te
bekennen. Het is zeer moeilijk om er -den weg te
vinden, zoo niet onmogelijk, zelfs voor de politie,
waardoor het vaak bijna ondoenlijk is, om dieven of
andere misdadigers op te sporen. Het is vuil en arm,.
voor HoIIandsche begrippen een onmogelijke toestand,
zoo'n stad zonder woningplan, rooilijnen of eenig.
begrip van hygiëne. Maar schilderachtig is het wel.
Op een onzer wandelingen kwamen we langs een
krotje, tegen een berghelling gebouwd van gedroogde
leem, zonder ramen. De eigenaar, een oude man naar
men ons vertelde, had een stukje van den berg om zijn
hutje heen afgeperkt. Daar wroetten zijn kippe,n rond.
De omheining bestond uit oude pannen, kapotte
tinnen ketels, leege groenteblikjes, een gedeelte van
een verroest spiraalmatras, stukjes ijzerdraad: het
leek een versperring als in oorlogstijd. Vrijheid.
blijheid, ik denk dat de man voor geen goud had
willen ruilen voor een keurige kamer in een van die
reuzenblokken van Amsterdam-Zuid; binnen zijn
prikkeldraadversperring was hij, doAr geen woning- of
gezondheidswet gehinderd, onbeperkt heerscher over
een zij het dan ook klein en vies, maar onbetwist eigen
terrein.
De voorsteden zijn werkelijk bijzonder mooi. Vina
del Mar is wel de grootste en bekendste. Een prachtige
asfaltweg, aangelegd door een particuliere maat
schappij, met recht van tolheffing leidt erheen. Met
den trein, per auto of tram is het gemakkelijk te
bereiken. Vele gringos" (vreemdelingen) hebben er
dan ook hun gezellige woningen, sommigen mooie
moderne villa's, anderen eenvoudiger huisjes. Allen
gaan dagelijks voor hun werk heen en weer naar
Valparaiso en getroosten zich evenals de forensen bij
ons gaarne die moeite, om van het buitcnieven te
kunnen genieten. Het mooie van Vina is de Cancha"
dit is eigenlijk een reusachtig sportpark. Men heeft
er prachtige voetbalterreinen, mooie tennisbanen,,
schitterende in de heuvels gelegen golfterreinen. Het
geheel heeft a! heel weinig van het Amsterdamsche
Stadion, maar meer van een prachtig park met mooie
lanen, waar men heerlijk rijden en wandelen kan, en
tevens allerlei sport beoefenen. De mooie welverzorgde
omstreken van Valparaiso steken dus wel gunstig af
bij die van Santiago. Zoo heeft men langs zee een
prachtigen weg aangelegd, die tot het badplaatsje
Con Con voert, waarheen men in ongeveer vier uur
kan wandelen, een weg die in aanleg en schoonheid
van natuur niet voor de Riviera behoeft onder te doen.
En toch kan Valparaiso geen genade vinden bij de
echte ingeroest-Chileensche inwoners van Santiago.
Het is te veel een stad van gringos en men mist er het
deftige of deftigdoende bureaucratische en
regeeringskringetje der hoofdstad, waar voor een Chileen blijk
baar geen schoonheid van natuur tegen op kan.
T. M,.
KONINKLIJKE BAZAR
82, ZEESTRAAT DEN HAAG
WAAR "SHOPPING" WORDT
EEN VERFIJND GENOEGEN