De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 21 augustus pagina 7

21 augustus 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 2568 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE REGENDAAS lengte pi.m. 10 m.M. ONZE KWELGEESTEN DOOR DR. JAC. P. THIISSE DE vliegen hebben weinig vrienden. Ze maken het er ook naar. Hoe dikwijls wordt ons een mooie zomerwandeling vergald door wolken van vliegen van allerlei soort, die ons hinderen op 'allerlei manieren. Sommige meenen het niet zoo kwaad, maar ook die ergeren en verontrusten ons, omdat wij maar al te goed weten, hoe de gewone huisvlieg een heele collectie van ziektekiemen kan meedragen aan slurf en pooten en in zijn darmkanaal, waarvan hij den inhoud zoo vlug en kwistig om zich strooit. Typhus, tuberculose, miltvuur, dysenterie, mijnwerker^worm, andere ingewandswormen, dat alles en nog meer draagt onze huisvlieg met zich rond en er is altijd een kansje, dat de een of andere ongelukkige mensch er mee wordt geïnfecteerd. Zooals ge weet steekt de gewone huis vlieg ons nooit en is hij alleen gevaarlijk, doordat de onhebbelijkheden, waarmee hij is beladen, terecht komen in ons voedsel, in ons darmkanaal, in ons bloed. Ook zijn al die narigheden toch weer afkomstig; van menschen. Wanneer wij nu in de bosschen wandelen, dan worden we ook dikwijls omringd door een wolk van vliegen, die op huisvliegen gelijken en* dan ook niet steken. Soms zetten ze zich bij honderden neer op onze kleeren, ook wel op gelaat en handen en 't is wel mogelijk, dat zij zich vergasten aan de vochtig heid van onze huid. Ook ontzien ze zich niet, om neer te strijken in ooghoeken en mondhoeken en dat isdan wel het uiterste wat we kunnen gedoogen. Toch behoeven we voor deze boschvliegen ons niet beangst te maken, wanneer we maar ver genoeg van menschelijke woningen en menschelijk bedrijf verwijderd zijn en ik laat ze dan ook heel gemoedelijk over mijn gezicht rondkuieren, wanneer ik stil moet zitten, om op mijn vogels te letten. Je went er heel gemakkelijk aan. Onder de wandeling houden we ze ons van 't lijf door te waaieren met een takje gagel of iets dergelijks. Maar er zijn ook vliegen, die wél steken en pijn. veroorzaken en bloeding en bulten en heel misschien: /ook wel eens een hinderlijke infectie. Sommige daarvan kent ge natuurlijk op een prik, want als ze eenmaal aan het zuigen zijn, dan laten ze zich gemakkelijk grijpen. Ge hebt ze natuurlijk bij dozijnen dood geslagen en ze misschien ook wel eventjes bekeken, want er zijn er, die dat wel waard zijn. In ons land hebt ge misschien in de eerste plaats wel gelet op het Goudoogje, in de tweede plaats op de Regendaas. De eerste heeft prachtige groengoud glanzige oogen en donker gevlekte vleugels, de tweede heeft gegoftde violette en groene dwarsstreepen over zijn oogen en lichtgrijs gevlekte vleugels. Het heele beest lijkt grijzig, als het zoo rustig met saamgeklepte vleugels op uw hand zit te zuigen. Ik heb geprobeerd, het dier voor u te teekenen en het microscoop er bij gehaald, om wat te zien van zijn prikmachine. Dat was natuurlijk een heel plezierig werkje. Elk dier, elke plant, in detail bekeken, is verrassend mooi en hoe meer je er van weet, hoe mooier alles wordt. De vlekken op de vleugels worden veroorzaakt door haartjes. Elke vleugel is over zijn heele oppervlak dicht bezet met korte haartjes en die zijn op de donkere plekken donker, op de lichte plekken kleurloos. Het aderstelsel van de vleugels is minder eenvoudig dan dat van de gewone huisvlieg en vooral interessant door een klein afgebroken adertje nabij den vleugeltop. Ge begrijpt dat je al wat aan insectenkunde gedaan moet hebben, om je te kunnen verheugen over een klein afgebroken adertje. De evenwichtskolfjes achter de vleugels zijn nog at duidelijk te zien, want ze hebben witte knoppen. Maar het meest interesseert ons de kop, want daar zitten de steekorganen. Eerst zien we aan weerskanten de groote oogen met hun moiréglans en aardige kleurstreepen. Tusschen die oogen zitten een paar donkere vlekken, die ge voor oogen zoudt kunnen houden, maar het zijn er geen. Vóór die vlekken be vinden zich de beide voelsprieten of antennen, die bestaan uit drie leden en het laatste lid is nog al spits. En daarvoor, naar de onderzijde van de kop heen, zit de instrumentendoos, de verzameling van de monddeelen. Met een loupe, die tienmaal vergroot, kunt ge de bijzonderheden al duidelijk genoeg zien, het microscoop geeft natuurlijk veel sterker indrukken. In rust zit alles bijeengepakt en geborgen tusschen een dikkig slurfdeel achteraan en twee platen vooraan. Dat siurfdeel is de onderlip, die platen zijn de tasters. Wanneer we die nu met een paar naalden op zij werken, dan komen er eventjes vijf priemen te voorschijn, alle recht en stevig en vlijmscherp, vooral de drie voorste. Eigenlijk zijn er zes priemen, maar de zesde zit vlak onder de voorste. De inrichting komt in hoofdzaak overeen met die van de steekmuggen: bovenlip, bovenkaken en onderkaken als steekpriemen, onderlip en tasters als steunsel. Maar er is een groot verschil, de priemen van de muggen zijn betrekkelijk veel langer en fijner. De mug ,hanteert een fleuret, de regendaas het korte Romeinsche zwaard. De mug steekt u, zonder dat ge het in hét eerst gewaar wordt, de por van de regendaas laat zich dadelijk gevoelen. Evenals bij de muggen zijn het ook bij de regen-dazen alleen de wijfjes die steken en bloed zuigen. De mannetjes van de regendazen zijn te kennen aan hun groote oogen; zoo groot, dat ze boven op den kop elkander raken. Uit den aard der zaak krijgt ge die mannetjes zelden te zien en men meent ook, dat er veel minder mannetjes zijn dan wijfjes. We willen natuurlijk deze lastposten graag uit den weg ruimen, maar dat gaat niet zoo gemakkelijk als met de huisvliegen. Deze toch tieren zoo goed als alleen op mest en vuiligheid van menschelijk bedrijf, zoodat we door zorgvuldige behandeling van huis en hof hun de gelegenheid benemen, om zich te vermenivuldigen. De larven van onze dazen echter leven in den grond van bosch en heide of in het mos en voeden zich daar met diertjes, vreten ook elkaar wel op. Wij moeten dus hopen, dat zij op hun beurt weer door mieren en mollen worden verorberd. De volwassen dazen worden belaagd door vogels en een van de weinige mannetjes van de regendaas, die ik gezien heb, trof ik aan tusschen de achterpooten van een aller aardigst graafwespje, de grappige bultenaar-wesp, die hem verlamd en wel naar zijn nest droeg. Er zit dus voorloopig niets anders op, dan verder met deze dazen te verkeeren, zooals tot nu toe. Ook bestaat er erger. Als je in de Middelgebergten komt of in Zwitserland dan ontmoet je dazen, veel grooter dan de onze en oneindig veel talrijker en die kunnen steken door drie lagen van kleedage heen. Toch zijn dat op hun manier ook weer heel aardige en buitengewoon mooie dieren. KOP VAN DEN REGENDAAS VAN VOREN GEZIEN o; de samengestelde oogen v: de oogvlekken a: inplanting van de antennen t: tasters 1: bovenlip o: onderlip KRONIEK VAN DEN DANS DOOR J. W. F. WERUMEUS BUNING XXX. Klawdia Gorewa, VoormaligKeizerlijk Russisch ballet' T N alle hoofdsteden van Europa en Amerika zwerven A dansers en danseressen die den zwarten keizerlijken adelaar van Rusland in hun wapen voeren en een scherfje van den glans en pracht der voormalige balletten doen schitteren om hun naam en faam iets beter te belichten. Maar het wil nog al eens ge schieden dat men aan deze heraldieke wettigheid twijfelt en dat.de waarachtige glans der voormalige" het beetje halfsleetsche schittering verduisterd; van de ware Russische ballet-groepen kennen wij toch enkel, buiten de grenzen der Sovjet, de Diaghilewgroep, het Russisch Romantisch-ballet dat eenige jaren geleden helaas na enkele Rotterdamsche voor stellingen weer de plaats moest ruimen, kleine ensem bles als b.v. dat van Pavlova. Maar hier en daar duikt onder den grooten naam een kleine troep van twijfelachtiger allooi op, en daartoe moet men die van Klawdia Gorewa rekenen. Wat men hier vroeger in Amsterdam in enkele nummers in het Rembrandttheater en thans te Scheveningen in het Kurhaus zag, doet vermoeden dat zij inderdaad uit de Russische balletschool is, maar de merkwaardige ongelijkheden van haar techniek die nu eens treft door nobele fragmenten, en dan weer plotseling minder is, de weinig beteekenende vorm van haarAdansen, het] gemis aanj groote allures geven STEEKWERKTUIGEN VAN DEN REGENDAAS \- taster l: bovenlip md: bovenkaak m": onderkaak tevens het vermoeden dat of dit programma uit den treure is afgedanst, óf dat de balletmeester sinds jaren deze scholing niet controleerde, of dat een voort durend optreden voor publiek zonder eisenen hier sleur en onverschilligheid veroorzaakten. Het geringe gehalte der partners doet soms een sfeer van balletschmiere ontstaan: enkele schitteringen in een donkere wolk van slordigheid en bij het geringe aanzien dat het ballet in ons land be/it is iets van dien aard verderfelijk. Men kan hier echter uitstekend vergelijkingen ma ken tusschen goed en slecht balletdansen. Geen enkele van Klawdia Gorewa's dansen ontplooit zich als de danse noble", geleidelijk tot een voortgaande groote muziek van beweging, zooals de beste variaties der Russen en Parijzenaars ons zien deden, en even min brengt zij het abrupte, gesaccadeerde dansen dat de laatste evolutie van Diaghilew's groep schijnt te kenmerken. Het is meestal een toegepaste kunst^ haar dans; een klein figuur, gratieus geteekend, een drentelen, levendig over het tooneel gaand, een fraaie. stand, een zuiver opgaan in de armen van den partner, een been dat even die prachtige beheerschte lijn der balletdans heeft en ze een seconde langer en vaster handhaaft dan men verwacht. Maar behalve zulke decoratieve fragmenten uit de oude schatkamers. van Petersburg, valt er weinig te zien dat inderdaad treft: waar het ballet enkel technische hoedanigheid is en zijn adel mist, kan men er inderdaad veel van de verwijten aan kwijt die er zoo ruimschoots tegen aangebracht zijn. .-Ji :£ * Het is eigenaardig om te zien wat de toeschouwers" bij zulk een vertooning treft. Een zucht van ver lichting ging door de zaal toen in het laatste nummer Gorewa's partner in den bekenden gehurkten boerendans verviel, men wist: dat was cht, Russisch: het stempelde voor menigeen de heele vertooning met een soort nationaal garantiemerk. Hoeveel vitaler en echter danst de Eltzoff-groep. welbekend in ons land, zulke figuren ! Men was tevreden met een zigeunerdans van een der mede-danseressen; hoe onvergelijkelijk veel intenser en rijker geeft Argentina zulk een verwanten dans.' Men raakte .opgetogen over een paar acrobatische sprongen en haalt vaak, bij een goed acrobatisch danspaar in een variétéden neus op. En een overdreven en valsch gevoelde pantomine van Gorewa's partner, een Italiaansche bedelaar, die hysterische bewegingen maakt en doodsangsten mimeert over het geval of hij een aalmoes krijgt of niet, vindt een welwillend onthaal een groot deel van de toeschouwers moet het a.b.c. van den dans; nog altijd op een wel zeer averechtsche wijze geleerd hebben, om tot dergelijke uitingen te komen De eenige remedie schijnt hun betere danskunst dan deze voor te zetten. En ondertusschen kan men zich niet vrij makerr van de gedachte dat hier, in deze danseres, een kunnen en een begaafdheid op een zijspoor is geraakt door gemis aan leiding. De fatale versnippering die telkens van de Diaghilew-groep weer een danseres of danser zich doet afscheiden: Pavlova, Karsavina, Idzikovski, Nemchinova, Nijinska, Fokine, Massine, en hoeveel anderen die een school, een kleine groep vormen, waarvan men zelden groote resultaten ziet, schijnt kenmerkend voor het laatste tijdperk van het ballet en het valt niet te ontkennen dat het een ont bindingsverschijnsel is, iets als de directie-bacil die in het Nederlandsen tooneelleven woedt. Er staat een drang tot nieuwe groepvorming tegenover, maar hoe die twee tegengestelde krachten zullen werken blijft vooralsnog een raadsel. Klawdia Gorewa echter schijnt ons in een van de vele draaikolken geraakt die bij zulke stroom en tegenstroom ontstaan. Makelaar 3. D. R.Nienaber GffAT/S TOEZ. maand: WONINGG1DS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl