Historisch Archief 1877-1940
No. 2569
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
'UIT HET KLAD SCHRIFT VANJANTJE
GES C H.I EDEN/S DES VADERLANDS
DERTIENDE ZANG, II
Zoo was dan Karel hier De Tweede, in Spanje Een,
De Vijfde in Duitschland, en zoo heet hij algemeen
Zoo was dan Karel in de lente van zijn leven,
Door 't grillig lot op d' allerhoogsten troon verheven.
Zijn eeuwige rivaal om d' opperheerschappij
Was Frankrijk's koning, FRANS, een jongeling als hij.
En tusschen deze twee, verwant in aard en streven,
Zou 'swaereld's lot voor welhaast veertig jaren zweven.
Tot viermaal toe heeft Frans met Karel krijg gevoerd,
En tusschentijds werd steeds van weerszij scherp geloerd,
Of niet soms d' een den ander tegen zocht te werken,
Door steels den vijand op te stoken en te sterken.
Historie keert weerom gelijk en ongelijk:
Had niet die andre Karel eens met Lodewijk,
Dien andren Franschen vorst, drie verrei eeuw geleden
Een even feilen strijd om d' oppermacht gestreden?
Maar toen vocht Karel Heethoofd met de Fransche Spin,
Thans was 't een staatsman met een vorst vol ridderzin.
Ja, Frans knoeid' ook wel eens met Solyman en Gelder !
Maar trok het onweer op, en was de lucht weer helder,
Dan was hij gauw weer goed, en vlot en sjoviaal.
Ter illustratie geef ik even dit verhaal:
Men had besloten tot een tiental jaartjes vrede,
En Karel lag voor Aigues Mortes aan de reede.
Ik heb een plan," zei Frans, de ruzie is voorbij,
Nu mokken we niet meer. Ik ga naar zijn galei,
En breng hem een bezoek." De keizer vond het prachtig.
Heel hartlijk was d' ontvangst. Ze wandelden eendrachtig,
Gearmd," zoo zegt een ooggetuige, op het dek,
Gewikkeld in een hoogst geanimeerd gesprek".
Den dag daarop vroeg Frans hem famieljaar ten eten.
't Zal m', een genoegen zijn vergeven en vergeten !"
Zei Karel, en zat aan in broederlij ken geest.
De keizer was nog nooit zoo in zijn sas geweest;
Ze plengden zoeten wijn, ze zongen gaudeamus,
Ze dronken op mekaar, ze schertsten met de dames,
En Karel kreeg bij 't gaan van Frans een zegelring,
Nog mooier dan die Troelstra van zijn club ontving.
Ook 't volgende toont aan want dit was nog maar uiterlijk
Hoe eerlijk Frans kon zijn, hoe goedig en hoe ruiterlijk.
De keizer zat in Spanje en moest naar 't Lage Land
Om Gent te tuchtigen hierover naderhand.
En zie, hij maakt de reis, tot iedereen's verbazing,
Door 't hart van Frankrijk, 't Scheen'het toppunt van verdwazing.
Frans' hofnar, Triboulet, schreef, met een schijn van recht,
't Woord Kareltje" op de lijst, die hij had aangelegd
Van alle groote lui, die dwaze dingen deden.
Ook hij ?" vroeg Frans. Ja wis !", was 't antwoord, en met reden!
Wie 't hol des leeuws betreedt, komt op mijn lijst te staan."
En als 'k hem ongedeerd," sprak Frans, zijn gang laat gaan "
Dan", zei de guit, is dat voor hem een buitenkansje,
En ik zal Kareltje" veranderen in Fransje".
De koning lachte, maar 't zij tot zijn eer gezegd,
Hij heeft den dwaas" geen stroohalm in den weg gelegd.
Toch heeft hij, 'k zei het reeds, met al zijn vriendlijkheden,
Zijn heele leven lang met Kareltje gestreden.
Ja felle tegenstanders, trots den goeden toon".
Wat hadden z' al gevochten om de keizerskroon !
Ook hier was jalouzie 't begin van alle weeën;
Die bruid was," zooals Frans het noemde, hem ontvreeën,"
En hard en zacht gedekt verlieten zij den paus,
De keizer met de kroon, de koning met den kous.
Bij n gelegenheid kwam 't haast tot duelleeren,
't Is te merkwaardig om het niet te memoreeren.
't Was '28. D' oorlog was weer eens verklaard,
Maar Karel stuurde Frans een mooie prentbriefkaart,
En in een hoekje stond, wat Frans ervan zou denken,
Om niet weer bunders grond in menschenbloed te drenken,
Maar zakelijk te zijn, en alles kort en snel
Persoonlijk uit te maken door een fair duel?"
Hij dacht waarschijnlijk aan de Curiatiussen,
Die zoo den brand om Alba wisten uit te blusschen.
Je vindt van dit geval een dichterlijk relaas
In een der drama's van Corneillc. 't Heet Horace."
Nu, van dit tweegevecht is niemendal gekomen,
Maar 'k heb er toch wel even over zitten droomen:
Als in dien hangen, spannend onheilzwangren tijd,
Toen d' Oorlog door een handjevol werd voorbereid,
Dat half dozijn ministers, vorsten, diplomaten,
In plaats van alsmaar schrijven, confereeren, praten,
Besloten hadden, kort en krachtig, een-twee-drie:
Wij volgen 't voorbeeld van de Curiatii.
Wij vechten zelf. Wij zuil' ons eigen bloed vergieten.
Wij zijn bereid ons dood of blind te laten schieten.
Wij jagen 't volk niet naar des Duivels bloedfestün
Dan zou er wel geen druppeltje vergoten zijn.
'151
(Wordt vervolgd)
CHAR1VARIUS