De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 28 augustus pagina 18

28 augustus 1926 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2569 iiiimiitiiiHiinimiiimmimiiiNiimmiiiiim ! OM Ik ben ns gaan kijken aan dat adres, dat K opgegeven hebben: rue Valdemar 72. Het is een pension, waar een stuk of acht menschen wonen: een kleermaker, «en rentenier, een horlogemaker en ver schillende anderen. Een van hen moet tot de bende in betrekking staan; alleen weten we niet, wie. Nu wou ik u voor stellen, dat wij samen in.de omgeving Van dat huis gaan spionneeren; het is niet onmogelijk, dat we daar iemand zien binnengaan, die u vannacht ook gezien heeft. Dat zou ons op een spoor kunnen brengen. Zou ik, als die doofstomme bood schapper, het briefje niet nu nog kunnen . brengen? veronderstelde ik. Dat lijkt me te gevaarlijk, meende Crampton. Het is volstrekt nietonmogehjk, dat het bericht al bezorgd is, en als u, t dan nog eens mee kwam, zou dat ons verraden. Vergeet niet, dat u ge signaleerd is als de persoon, die lijkt op den doofstomme. Het veiligste is, dat ?we beiden vermomd 'op post gaan staan, «n afwachten of we iemand ontdekken, die u bekend voorkomt; Daarna kunnen ?we dan verder zien. Denkt u er aan, dat u niet zonder vermomming het hotel verlaat. U kunt «r op aan, dat u bespionneerd wordt. Hier heeft u iets om uw gedaante te veranderen. Hij haalde twee pakjes uit zijn zakken. Er zijn een pruik en een baard in, -en ook het een en ander om u te grimeeren. Op uw kamer heeft u nog wel «en ander costuum? Mooi. Trekt u dat dan aan. Ik-zelf zal ook anders het hotel verlaten dan ik er in gekomen ben. U permitteert? Hij trok zijn jas uit en keerde hem binnenste buiten. De voering bestond uit een licht-geruite costuumstof. Met zijn vest en broek deed hij op dezelfde wijze, zoodat hij binnen enkele oogenblikken een ander colbertje aan had. Die dingen zijn vrij makkelijk, zei hij eenvoudig. Daarna verwijderde hij den vierkanten baard en den grijzenden knevel, haalde een klein zwart snorretje voor den dag en plakte het handig aan. Een paar grime-strepen -met' een stift je deden de rest '??ik-zelf zou den detective, zoo van gedaante veranderd, nooit herkend hebben. Het is ongelooflijk, zei ik be wonderend, zoo gauw als u. dat kunt. Kwestie van gewoonte, meende hij. Ik verwacht u om negen uur in de rue Vaugirard 22; dat is beter dan aan mijn ?gewone adres. Denkt u er aan, dat u hier in het hotel niets gebruikt; dat zou gevaarlijk zijn. Het is nu vijf minuten over zes; u heeft al den tijd om in een restaurant iets te eten. Op dit oogenblik werd er zacht op de deur geklopt. Vraag eerst wie er is, fluisterde de detective. Ik deed het, en van buiten klonk de stem van Ostaschkoff. Hem kan i k toch wel binnenlaten? ??Natuurlijk. Een oogenblik later stond hij in de kamer. De heeren van de politie zijn er, berichtte hij. XIX. IK GA MET CRAMPTON OP JACHT De detective was opgestaan. Ik vind het niet noodig, bij het onderzoek tegenwoordig te zijn, zei hij, en het is bovendien de vraag of de heeren van mijn aanwezigheid gediend zouden zijn. Ik ga u dus nu verlaten, mijnheer Van der Boom. Ik moest me hier natuurlijk wel in prs HERMAN teekeningen voor de Groene Amsterdammer J. H. Jurres en G. Westermann Inhoud: De Amsferdemsche tooneelspeler, Willem van der Brom, wordt fe Parijs achtervolgd door een bende, die hef op zijn geld gemunt heeft. Hij is n.l. door een erfenis plotseling schatrijk geworden, Hij heeft zich gewend tof den detective Henry Crampion, zoowel voor zijn eigen veiligheid als om een mooi meisje, Dasja, dat hem geholpen heeft, uit de handen der bandieten fe bevrijden. In een restaurant herkent hij in een van de kellners een ouden kennis, den Russischen graaf Ostaschkoff, en a/s hij bemerkt, dat de bende ook hier haar machinatiën uitoefent, besluit hij, hef hotel fe koopen. Korf daarna wordt een .der kellners hef slachtoffer van een aanslag, die blijkbaar op hem gemunt was. Crampton is bij zijn nasporingen in hef bezit gekomen van een geheim schrift, dat hij weef fe ontcijferen, waardoor hij een spoor van de bende ontdekt (hoofdstuk XVIII). schikken, maar ik herinner me toch, dat een onbehaaglijk gevoel me bekroop. Ik was door gevaren omringd, een atmosfeer van mysterie hing om mij, en al wist ik niet, of de aanwezigheid van Crampton mij van oogenblik tot oogen blik tegen de mij vijandelijk gezinde machten zou kunnen beschermen, ik kreeg toch een idee van hulpeloosheid, nu hij op het punt stond, mij te ver laten. Maar'het kon niet anders. U houdt u dus aan de afspraak, vervolgde Crampton. Rue Vaugirard 22, negen uur. Ik denk wel, dat de heeren van de politie u mee zullen nemen op hun onderzoek in de kelders, dat zij er althans geen bezwaar tegen zullen hebben, dat u hen vergezelt. Maakt u daar vooral gebruik van, en u kijkt natuurlijk goed om u heen. Tot straks, mijnheer Van der .Boom. Bij de deur keerde hij zich nog even om. Het is natuurlijk mogelijk, dat u vanavond niet komen kunt, zei hij ernstig. Er kan van alles gebeuren. U heeft mijn telefoon-nummer? Ja. In uw hoofd? Ja. Mooi. Het kan te pas komen. En hier in het hotel, voegde hij er bij tot Ostaschkoff, wil u misschien ook een oog in 't zeil houden? Ik beloof het u, antwoordde de graaf, en er was nu eerder een grimmige dan een gemoedelijke uitdrukking op zijn gelaat. Crampton vertrok en een minuut later zat ik tegenover de heeren van de politie". Ze waren met hun beiden: inspecteur Moussinac en een assistent. Ik zal het onderhoud dat ik met hen had, niet in extenso weergeven, omdat het tot het verhaal van mijn avonturen betreffende mijn zestig millioen in al te los verband staat. De heer Moussinac was een gemoede lijke vijftiger met een eenigszins militair uiterlijk. Hij verklaarde me trouwens in den loop van ons gesprek, dat hij officier was geweest en den heelen oorlog had meegemaakt..Zijn assistent, wiens naam ik mij met den besten wil van de wereld niet herinneren kan, had, wat zijn conversatie aangaat, merk waardig veel overeenkomst met mijn doofstommen dubbelganger. Ik vertelde alles wat er met me was gebeurd sedert de millioenen mij ten deel waren gevallen. Ik verzweeg ook niet, dat ik mij tot Henry Crampton had gewend om raad en bijstand, waarop de heer Moussinac joviaal glimlachte. Een knappe kerel, die Crampton, zei hij, terwijl hij eenige malen met het hoofd knikte. Hij heeft talent. Maar hij heeft zoo z'n stereotiepe methode. En wat mij betreft, m'sieur Van der Boom, ik kan u wel in vertrouwen zeggen, dat ik al lang commissaris was geweest, als ik me meer had willen schikken naar het conventioneele begrip van de criminali teit Ik begreep volstrekt niet wat dit te maken had met de zaak waar het om ging. Mr. Crampton is toch óók geen commissaris, zei ik onnoozel. Dat is zoo, gaf hij toe. Hij staat zelfs niet met de politie in vaste ver binding. Maar in aanzien is hij minstens een commissaris. Hij begon hierop een lang verhaal over het ambtenaarswezen bij de politie, een verhaal dat mij weinig dienstig scheen om ons nader bij de oplossing van het geval, waarvoor hij gekomen was, te brengen. De assistent zat als een steenen beeld. Eindelijk deed hij eenige vragen van meer zakelijken aard; hij lachte luid keels toen hij hoorde, dat ik het hotel gekocht had, en uitte vervolgens den wensch om in de kamer gebracht te worden, waar het lijk van den garcpn zich bevond. Wij verlieten het kantoor. Op de gang kwamen wij den dokter tegen, die gekomen was om de voorloopige lijk schouwing te verrichten. Met z'n vieren begaven we ons naar mijn kamer. De medicus constateerde na een vluchtig onderzoek vergiftiging, al ver klaarde hij dat hij den aard van het geval zonder een nader onderzoek niet kon vaststellen. Hij zei dat hij maat regelen zou nemen om het lijk te doen weghalen voor de sectie, en vertrok. Ik verlangde hartelijk naar het oogenblik dat de beide anderen ook zouden ver trekken. Dit ging evenwel nog niet zoo heel vlot. Wel scheen de heer Moussinac niet zoo heel veel waarde te hechten aan de geruchten over de spokerij in de kelders, maar hij achtte het toch zijn plicht, persoonlijk een onderzoek in"te stellen, en vervolgens Ostaschkoff en de kamer meisjes, van wie deze de verhalen gehoord had, te ondervragen. Wat dat onderzoek ter plaatse betreft, kan ik u wel dadelijk voorgaan, zei ik, met een beweging naar de deur. Het gelukte mij werkelijk, hem en den assistent dadelijk mee te krijgen, en enkele oogenblikken later daalden we de trappen af naar het sousterrain. Het resultaat was nihil. Bijgelicht door een paar lantarens snuffelden de heeren wat in de sombere kelders om. Ik dacht aan de woorden van Crampton: u kijkt natuurlijk goed om u heen", maar ik kon geen enkel spoor ontdekken in de naargeestige ruimten; geen enkel teeken, dat er op wees, dat hier voor korten tijd menschen hadden vertoefd. Inspecteur Moussinac bromde iets over vrouwelijke fantasie, stak een sigaar op en ging terug. 'Ik wachtte met uitgaan tot het verhoor van Ostaschkoff en de beide kamermeisjes was afgeloopen. Het duur de gelukkig niet zeer lang; ik hoefde er niet bij tegenwoordig te zijn, en maakte van die gelegenheid gebruik om op mijn kamer van kleeding te verwisselen. Nadat de heeren vertrokken waren, had ik nog een kort gesprek met Ostasch koff. Ik droeg hem het beheer over van hét hotel, want ik voelde er weinig voor om dien avond terug te keeren; het was duidelijk gebleken, dat ik in mijn eigen huis allerminst veilig was. Snel legde ik de vermomming aan, die ik van Crampton gekregen had, en verliet het hotel. Ik was niet erg op mijn gemak. Of het kwam door de verwachting van de naderende expeditie al wist ik nog volstrekt niet wat voor schokkende emoties mij dezen dag nog wachtten of door de gedachte aan de mogelijkheid aat ik ondanks mijn vermomming herkend zou worden, dat weet ik niet. Vermoedelijk werkte alles wat ik de laatste vier en twintig uur ondervonden had, er ook al toe mee om mijn zenuwen wat onrustig te maken. Op straat kon ik niets ontdekken, dat me verdacht voorkwam. Ik liep de straat uit, liet me door een taxi naar het Gare du Nord brengen, en dineerde daar in een van de talrijke restaurants. Ik had honger gekregen en het maal bekwam mij best. Ik had nog den tijd om rustig een kop koffie te drinken en begaf mij daarna naar het door Cramp ton opgegeven adres. Het was een gesloten huis, bewoond door een van zijn vrienden, waarover hij ten allen tijde beschikken kon. De detective wachtte mij in een kleine achterkamer. Hij had zich weer geheel gemetamorphoseerd, en vertoonde zich nu in de gedaante van een deftig bejaard heer met grijzen baard, zoo, dat ik hem onmogelijk herkend zou hebben. Hij toonde zich over mijn vermornmng tevreden en wij besloten, maar dadelijk op avontuur uit te gaan. Het is natuurlijk zeer goed moge lijk, waarschuwde Crampton me glim lachend, bij het zien van mijn dienstijver, dat we in 't geheel niets ontdekken. Maar we moeten het in elk geval probeeren. Hij gaf me een kleine, blinkende revolver voor alle zekerheid", en we gingen op weg. Het was een wandeling van een klein half uur, door een rustig gedeelte van de stad. Het was kouder geworden, en een fijne 'motregen streek langzaam neer over de huizen-massa's. Crampton sprak weinig en zoo bleef ook ik overgeleverd aan mijn eigen gedachten. Van de aan genaamste waren ze niet, al kan ik niet ontkennen dat het avontuurlijke van onze onderneming een zekere somberv.VOLLENHOVEN 'S STOUT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl