Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2569
iiiimiitiiiHiinimiiimmimiiiNiimmiiiiim
!
OM
Ik ben ns gaan kijken aan dat adres,
dat K opgegeven hebben: rue Valdemar
72. Het is een pension, waar een stuk of
acht menschen wonen: een kleermaker,
«en rentenier, een horlogemaker en ver
schillende anderen. Een van hen moet
tot de bende in betrekking staan; alleen
weten we niet, wie. Nu wou ik u voor
stellen, dat wij samen in.de omgeving
Van dat huis gaan spionneeren; het is
niet onmogelijk, dat we daar iemand zien
binnengaan, die u vannacht ook gezien
heeft. Dat zou ons op een spoor kunnen
brengen.
Zou ik, als die doofstomme bood
schapper, het briefje niet nu nog kunnen
. brengen? veronderstelde ik.
Dat lijkt me te gevaarlijk, meende
Crampton. Het is volstrekt
nietonmogehjk, dat het bericht al bezorgd is, en als
u, t dan nog eens mee kwam, zou dat
ons verraden. Vergeet niet, dat u ge
signaleerd is als de persoon, die lijkt op
den doofstomme. Het veiligste is, dat
?we beiden vermomd 'op post gaan staan,
«n afwachten of we iemand ontdekken,
die u bekend voorkomt; Daarna kunnen
?we dan verder zien.
Denkt u er aan, dat u niet zonder
vermomming het hotel verlaat. U kunt
«r op aan, dat u bespionneerd wordt.
Hier heeft u iets om uw gedaante te
veranderen.
Hij haalde twee pakjes uit zijn zakken.
Er zijn een pruik en een baard in,
-en ook het een en ander om u te
grimeeren. Op uw kamer heeft u nog wel
«en ander costuum? Mooi. Trekt u
dat dan aan. Ik-zelf zal ook anders het
hotel verlaten dan ik er in gekomen ben.
U permitteert?
Hij trok zijn jas uit en keerde hem
binnenste buiten. De voering bestond
uit een licht-geruite costuumstof. Met
zijn vest en broek deed hij op dezelfde
wijze, zoodat hij binnen enkele
oogenblikken een ander colbertje aan had.
Die dingen zijn vrij makkelijk,
zei hij eenvoudig.
Daarna verwijderde hij den vierkanten
baard en den grijzenden knevel, haalde
een klein zwart snorretje voor den dag
en plakte het handig aan. Een paar
grime-strepen -met' een stift je deden de
rest '??ik-zelf zou den detective, zoo
van gedaante veranderd, nooit herkend
hebben.
Het is ongelooflijk, zei ik be
wonderend, zoo gauw als u. dat kunt.
Kwestie van gewoonte, meende hij.
Ik verwacht u om negen uur in de rue
Vaugirard 22; dat is beter dan aan mijn
?gewone adres. Denkt u er aan, dat u hier
in het hotel niets gebruikt; dat zou
gevaarlijk zijn. Het is nu vijf minuten
over zes; u heeft al den tijd om in een
restaurant iets te eten.
Op dit oogenblik werd er zacht op de
deur geklopt.
Vraag eerst wie er is, fluisterde de
detective.
Ik deed het, en van buiten klonk de
stem van Ostaschkoff.
Hem kan i k toch wel binnenlaten?
??Natuurlijk.
Een oogenblik later stond hij in de
kamer.
De heeren van de politie zijn er,
berichtte hij.
XIX.
IK GA MET CRAMPTON OP JACHT
De detective was opgestaan.
Ik vind het niet noodig, bij het
onderzoek tegenwoordig te zijn, zei hij,
en het is bovendien de vraag of de
heeren van mijn aanwezigheid gediend
zouden zijn. Ik ga u dus nu verlaten,
mijnheer Van der Boom.
Ik moest me hier natuurlijk wel in
prs
HERMAN
teekeningen voor de Groene Amsterdammer
J. H. Jurres en G. Westermann
Inhoud: De Amsferdemsche tooneelspeler, Willem van der Brom, wordt fe
Parijs achtervolgd door een bende, die hef op zijn geld gemunt heeft. Hij is
n.l. door een erfenis plotseling schatrijk geworden, Hij heeft zich gewend tof
den detective Henry Crampion, zoowel voor zijn eigen veiligheid als om een
mooi meisje, Dasja, dat hem geholpen heeft, uit de handen der bandieten fe
bevrijden. In een restaurant herkent hij in een van de kellners een ouden kennis,
den Russischen graaf Ostaschkoff, en a/s hij bemerkt, dat de bende ook hier
haar machinatiën uitoefent, besluit hij, hef hotel fe koopen. Korf daarna wordt
een .der kellners hef slachtoffer van een aanslag, die blijkbaar op hem gemunt
was. Crampton is bij zijn nasporingen in hef bezit gekomen van een geheim
schrift, dat hij weef fe ontcijferen, waardoor hij een spoor van de bende
ontdekt (hoofdstuk XVIII).
schikken, maar ik herinner me toch,
dat een onbehaaglijk gevoel me bekroop.
Ik was door gevaren omringd, een
atmosfeer van mysterie hing om mij, en
al wist ik niet, of de aanwezigheid van
Crampton mij van oogenblik tot oogen
blik tegen de mij vijandelijk gezinde
machten zou kunnen beschermen, ik
kreeg toch een idee van hulpeloosheid,
nu hij op het punt stond, mij te ver
laten.
Maar'het kon niet anders.
U houdt u dus aan de afspraak,
vervolgde Crampton. Rue Vaugirard 22,
negen uur. Ik denk wel, dat de heeren
van de politie u mee zullen nemen op
hun onderzoek in de kelders, dat zij er
althans geen bezwaar tegen zullen
hebben, dat u hen vergezelt. Maakt u
daar vooral gebruik van, en u kijkt
natuurlijk goed om u heen. Tot straks,
mijnheer Van der .Boom.
Bij de deur keerde hij zich nog
even om.
Het is natuurlijk mogelijk, dat u
vanavond niet komen kunt, zei hij
ernstig. Er kan van alles gebeuren. U
heeft mijn telefoon-nummer?
Ja.
In uw hoofd?
Ja.
Mooi. Het kan te pas komen. En
hier in het hotel, voegde hij er bij tot
Ostaschkoff, wil u misschien ook een
oog in 't zeil houden?
Ik beloof het u, antwoordde de
graaf, en er was nu eerder een grimmige
dan een gemoedelijke uitdrukking op
zijn gelaat.
Crampton vertrok en een minuut
later zat ik tegenover de heeren van
de politie". Ze waren met hun beiden:
inspecteur Moussinac en een assistent.
Ik zal het onderhoud dat ik met hen
had, niet in extenso weergeven, omdat
het tot het verhaal van mijn avonturen
betreffende mijn zestig millioen in al te
los verband staat.
De heer Moussinac was een gemoede
lijke vijftiger met een eenigszins militair
uiterlijk. Hij verklaarde me trouwens
in den loop van ons gesprek, dat hij
officier was geweest en den heelen
oorlog had meegemaakt..Zijn assistent,
wiens naam ik mij met den besten wil
van de wereld niet herinneren kan, had,
wat zijn conversatie aangaat, merk
waardig veel overeenkomst met mijn
doofstommen dubbelganger.
Ik vertelde alles wat er met me was
gebeurd sedert de millioenen mij ten
deel waren gevallen. Ik verzweeg ook
niet, dat ik mij tot Henry Crampton
had gewend om raad en bijstand, waarop
de heer Moussinac joviaal glimlachte.
Een knappe kerel, die Crampton,
zei hij, terwijl hij eenige malen met het
hoofd knikte. Hij heeft talent. Maar hij
heeft zoo z'n stereotiepe methode. En
wat mij betreft, m'sieur Van der Boom,
ik kan u wel in vertrouwen zeggen, dat
ik al lang commissaris was geweest, als
ik me meer had willen schikken naar het
conventioneele begrip van de criminali
teit
Ik begreep volstrekt niet wat dit te
maken had met de zaak waar het om
ging.
Mr. Crampton is toch óók geen
commissaris, zei ik onnoozel.
Dat is zoo, gaf hij toe. Hij staat
zelfs niet met de politie in vaste ver
binding. Maar in aanzien is hij minstens
een commissaris.
Hij begon hierop een lang verhaal
over het ambtenaarswezen bij de politie,
een verhaal dat mij weinig dienstig
scheen om ons nader bij de oplossing
van het geval, waarvoor hij gekomen
was, te brengen. De assistent zat als een
steenen beeld.
Eindelijk deed hij eenige vragen van
meer zakelijken aard; hij lachte luid
keels toen hij hoorde, dat ik het hotel
gekocht had, en uitte vervolgens den
wensch om in de kamer gebracht te
worden, waar het lijk van den garcpn
zich bevond.
Wij verlieten het kantoor. Op de gang
kwamen wij den dokter tegen, die
gekomen was om de voorloopige lijk
schouwing te verrichten. Met z'n vieren
begaven we ons naar mijn kamer.
De medicus constateerde na een
vluchtig onderzoek vergiftiging, al ver
klaarde hij dat hij den aard van het
geval zonder een nader onderzoek niet
kon vaststellen. Hij zei dat hij maat
regelen zou nemen om het lijk te doen
weghalen voor de sectie, en vertrok. Ik
verlangde hartelijk naar het oogenblik
dat de beide anderen ook zouden ver
trekken.
Dit ging evenwel nog niet zoo heel
vlot. Wel scheen de heer Moussinac niet
zoo heel veel waarde te hechten aan de
geruchten over de spokerij in de kelders,
maar hij achtte het toch zijn plicht,
persoonlijk een onderzoek in"te stellen,
en vervolgens Ostaschkoff en de kamer
meisjes, van wie deze de verhalen
gehoord had, te ondervragen.
Wat dat onderzoek ter plaatse
betreft, kan ik u wel dadelijk voorgaan,
zei ik, met een beweging naar de deur.
Het gelukte mij werkelijk, hem en den
assistent dadelijk mee te krijgen, en
enkele oogenblikken later daalden we de
trappen af naar het sousterrain.
Het resultaat was nihil. Bijgelicht
door een paar lantarens snuffelden de
heeren wat in de sombere kelders om.
Ik dacht aan de woorden van Crampton:
u kijkt natuurlijk goed om u heen",
maar ik kon geen enkel spoor ontdekken
in de naargeestige ruimten; geen enkel
teeken, dat er op wees, dat hier voor
korten tijd menschen hadden vertoefd.
Inspecteur Moussinac bromde iets
over vrouwelijke fantasie, stak een
sigaar op en ging terug.
'Ik wachtte met uitgaan tot het
verhoor van Ostaschkoff en de beide
kamermeisjes was afgeloopen. Het duur
de gelukkig niet zeer lang; ik hoefde er
niet bij tegenwoordig te zijn, en maakte
van die gelegenheid gebruik om op mijn
kamer van kleeding te verwisselen.
Nadat de heeren vertrokken waren,
had ik nog een kort gesprek met Ostasch
koff. Ik droeg hem het beheer over van
hét hotel, want ik voelde er weinig voor
om dien avond terug te keeren; het was
duidelijk gebleken, dat ik in mijn eigen
huis allerminst veilig was.
Snel legde ik de vermomming aan,
die ik van Crampton gekregen had, en
verliet het hotel.
Ik was niet erg op mijn gemak. Of het
kwam door de verwachting van de
naderende expeditie al wist ik nog
volstrekt niet wat voor schokkende
emoties mij dezen dag nog wachtten
of door de gedachte aan de mogelijkheid
aat ik ondanks mijn vermomming
herkend zou worden, dat weet ik niet.
Vermoedelijk werkte alles wat ik de
laatste vier en twintig uur ondervonden
had, er ook al toe mee om mijn zenuwen
wat onrustig te maken.
Op straat kon ik niets ontdekken,
dat me verdacht voorkwam. Ik liep de
straat uit, liet me door een taxi naar het
Gare du Nord brengen, en dineerde daar
in een van de talrijke restaurants. Ik
had honger gekregen en het maal
bekwam mij best. Ik had nog den tijd
om rustig een kop koffie te drinken en
begaf mij daarna naar het door Cramp
ton opgegeven adres. Het was een
gesloten huis, bewoond door een van
zijn vrienden, waarover hij ten allen
tijde beschikken kon.
De detective wachtte mij in een kleine
achterkamer. Hij had zich weer geheel
gemetamorphoseerd, en vertoonde zich
nu in de gedaante van een deftig bejaard
heer met grijzen baard, zoo, dat ik hem
onmogelijk herkend zou hebben.
Hij toonde zich over mijn vermornmng
tevreden en wij besloten, maar dadelijk
op avontuur uit te gaan.
Het is natuurlijk zeer goed moge
lijk, waarschuwde Crampton me glim
lachend, bij het zien van mijn dienstijver,
dat we in 't geheel niets ontdekken. Maar
we moeten het in elk geval probeeren.
Hij gaf me een kleine, blinkende
revolver voor alle zekerheid", en we
gingen op weg.
Het was een wandeling van een klein
half uur, door een rustig gedeelte van de
stad. Het was kouder geworden, en een
fijne 'motregen streek langzaam neer
over de huizen-massa's. Crampton sprak
weinig en zoo bleef ook ik overgeleverd
aan mijn eigen gedachten. Van de aan
genaamste waren ze niet, al kan ik niet
ontkennen dat het avontuurlijke van
onze onderneming een zekere
somberv.VOLLENHOVEN 'S STOUT