De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 28 augustus pagina 2

28 augustus 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2569 E.RH ER VORMING HET ZWITSERSCHE STELSEL DOOR P. G. VAN DRUNEN Generatl-Majoor b. d. HET mag van algemeene bekendheid worden; , geacht, dat de toestand onzer finantiën ons' dwingt tot legerhervorming en wanneer men de be richten ujt de dagbladen, die niet weersproken zijn, mag vertrouwen, zou de Minister van Oorlog beginnen met zijne plannen aan het oordeel van de Staten Generaal te onderwerpen, alvorens hieraan uitvoering1 te geven. De vredesorganisatie wordt niet bij de wet geregeld, zoodat de goedkeuring der Staten Generaal hiervoor niet strikt vereischt wordt, althans wanneer de. begrooting niet wordt overschreden. Aannemende, dat men de oorlogsorgariisatie dezelfde laat, is in de vredesorganisatie aanzienlijke bezuiniging op per soneel mogelijk, zonder aan de waarde voor het oorlogsleger iets af te doen. Bij het uitbreken van den grooten oorlog bezat Nederland «en zuiver kaderleger (de organisatieColijn); de staven van Regimenten, bataljons en compagnieën bestonden reeds in vredestijd, terwijl het officiers- en onderofficierskader werd aangevuld met verlofsofficieren en dienstplichtig, kader. Alleen van de landweerbatalions Waren slechts de staven' aan wezig. De kortere diensttijd en het kleinere contingent zijn o.a.' aanleiding geweest voor eene eenvoudiger vredes organisatie, zóoals die thans bestaat. Ook de oorlogs organisatie is gewijzigd; ieder Regiment formeert bij mobilisatie 2 Regimenten, waarvan een bij het Veldleger is ingedeeld en het andere, het z.g. Reserve Regiment, een andere bestemming heeft (bezetting van stellingen, samenvoeging tot reserve-Divisie enz.). Deze beide Regimenten worden op n enkele uit zondering na geëncadreerd met verlofspersoneel, ja zelfs de Regimentscommando's zijn voor ongeveer de helft in handen van verlofshoofdofficieren. Van de bataljons wordt ook het grootste gedeelte aangevoerd door yerlofsofficieren; thans wordt ongeveer een der bataljons nog aangevoerd door een beroepshoofd officier. Zoo zijn wij langzamerhand gekomen tot het zoo herhaaldelijk gevraagde Zwitsersche stelsel, dat, mits geheel doorgevoerd, ook zeker aanbeveling verdient, om dat dit met een minimum onkosten een goed rendement geeft. Men heeft nimmer duidelijk aangegeven, dat men t.ot dit stelsel overging, vermoedelijk om de afvloeiing niet nog moeilijker te maken en om nog een zoo groot mogelijk aantal beroepsmenschen voor encadreering bij oorlogsformaties te kunnen behouden. Middelerwijl zijn wij weer eenige jaren verder en is de geschiktheid van een aantal verlofsofficieren om een bataljon of Regiment aan te voeren aanmerkelijk verbeterd. Ik acht dan ook thans het oogenblik gekomen om een legerstelsel in te voeren, zooals in Zwitserland reeds jaren bestaat. In dit stelsel is slechts plaats voor een gering aantal beroepsofficieren en onderofficieren en er is geen enkele reden om ons de luxe te permitteeren van een overtollig groot aantal vrij duur beroepspersoneel, waarvoor thans feitelijk geen dagtaak aanwezig is. Daarom moet de vredesorganisatie grondig herzien worden; was vroeger en ook thans nog veelal de officier commandant en leider van een onderdeel, en was zijn taak veelal leiding geven, dit moet veranderen, een ieder moet alleen optreden als instructeur. Het Regiment zou ik als eenheid willen behouden en willen laten aanvoeren door een Luitenant-Kolonel of Majoor en niet door een combinatie van die autori teiten. Thans zijn het feitelijk twee chefs van een korps, wier meeningen dikwijls verschillen, zoodat zij gezamenlijk niet dat bereiken, wat men van n chef verwachten kan. In vorige organisaties werd ook een bataljon met grooter sterkte dan het tegenwoordige Regiment ook aangevoerd door n Majoor. Waarvoor hebben wij nog beroepspersoneel noodig? I. voor instructie van dienstplichtigen en offi cieren-aanvoerders ; II. voor voorbereiding van de mobilisatie; III. voor het bezetten van de hoogere legercom mando's en van functiën in die staven. Ad I A voor wat de 'dienstplichtigen betreft. Wanneer wij buiten beschouwing laten het tijdperk der herhalingsoefeningen en de zes weken, waarin de voorgeoefenden met de gewone dienstplichtigen onder de wapenen zjjn voor hunne oefeningen in sectie en hooger verband (in beide tijdperken wordt verlofpersoneel voor de grootere sterkte opgeroepen voor wederzijdsche opleiding en oefening) dan kunnen wij nagaan, wie voor opleiding bij het Regiment onder de wapenen komen en om onderwijs vragen. De grootste ploeg dienstplichtigen komt dan bij een Regiment plm. 15 Maart onder de wapenen, terwijl daar reeds aanwezig is een aantal van 50 a 60 dienst plichtigen, die voor kader worden opgeleid. Hiervan wordt gevormd a. een ploeg van plm. 30 man voor opleiding met zware mitrailleurs; b. een ploeg van plm. 30 man voor opleiding in verbindingsdienst; c. een-ploeg van plm. 75 man, die in de behandeling van het geweer en de lichte mitrailleur onderwijs ontvangen. Thans wordt bijna uitsluitend het onderwijs ge geven door sergeanten onder toezicht van sergeantenmajoors, luitenants, kapiteins enz.; wanneer deze laatsten ook als instructeurs optraden, zo« het onder richt er door winnen en het aantal kunnen ver minderen. Wij zouden dus voor het onderwijs van deze dienst plichtigen, aannemende l onderwijzer op de 12 man (waar treft men eene dergelijke verhouding nog meer aan?) kunnen volstaan met 17 instructeurs. Om eenige reserve te hebben voor ziekte, verlof enz. zouden wij dtis een aantal instructeurs wenschen van 20, samengesteld uit bijv. l kapitein, 4 luitenants, 3 sergeanten-majoor en 12 sergeanten. Deze instructeurs zouden ook allen werkelijk instructie moeten geven en niet zich bepalen tot het geven van leiding. Voor hen is hierdoor een dagtaak van 15 Maart tot einde Augustus, terwijl zij ook tijdens de herhalings oefeningen beschikbaar zijn voor instructie. l October komt een winterploeg onder de wapenen van zoo geringe sterkte, dat slechts ongeveer een derde van het aantal instructeurs hierbij kan worden inge deeld. Voor de overigen bestaat dan gelegenheid tot verdere opleiding voor hoogeren rang enz., terwijl de officieren benut kunnen worden bij de wintercursussen der verlofsofficieren. B opleiding verlofsofficieren. De beste opleiding is practisch dienst verrichten bij herhalingsoefeningen of vervolgoefeningen, wan neer er een troep is om door hen aangevoerd te worden, terwijl hun opkomst eenige dagen vroeger gewenscht is om de theorie nog eens op te frisschen. Voor hunne opleiding voornamelijk in andere tijd vakken zou ik per Regiment nog willen bestemmen l actief kapitein (die tevens voor het vooronderricht benut kan worden) terwijl ook Regts Cdt en Adju dant hieraan hunne krachten kunnen geven. Gedurende de wintermaanden zijn, zooals hierboven werd vermeld, vele krachten beschikbaar. Voorts kan men beschikken over hoofdofficieren en kapiteins, die thans belast zijn met het toezicht op het vooronderricht, waarbij ik thans buiten beschou wing laat de vraag of deze vooroefeningen ook niet beter onder het toezicht van den Regts Cdt zouden zijn. II. De voorbereiding tot de mobilisatie zal thans wel zoover gevorderd zijn, dat de werkzaamheden zich tot wijzigingen zullen bepalen, zoodat hiervoor zeker kan worden volstaan met 2 a 3 administrateurs (onder-officieren) onder toezicht van den Reg.ts. Adjudant. III. Voor het aanvoeren van Divisieën en Divisiegroepen blijven beroepsofficieren noodzakelijk, terwijl ook in hunne staven enkele goede beroepsofficieren niet mogen ontbreken. Men moet er naar streven zooveel mogelijk beroepsofficieren geschikt te maken voor den dienst in die staven. Resumeerende zou meh per Regiment kunnen volstaan met l Luitenant Kolonel of Majoor, l kapi tein adjudant, 2 kapiteins en 5 luitenats, wanneer men nog een luitenant voor reserve of speciale diensten wil bestemmen. Het adminstratief kader zou dan ook veel kunnen worden ingekrompen, wanneer men alles verrichtte op het bureel van den Regts Cdt onder toezicht yan Kapitein Adjudant en Regimentsadministrateur. Het instructief kader zou, gelijk hierboven werd vermeld, moeten bestaan uit 3 sergeanten-majoor instructeurs en 12 sergeanten, terwijl ten slotte nog een viertal sergeanten van speciale diensten tevens zouden kunnen worden bestemd voor reserve in structeurs. Ten slotte is ook vereenvoudiging op de bureelen van het Indeelings-District mogelijk; twee officieren zijn hier niet noodig, terwijl men ook hiermede een gepensioneerd of verlofshoofdofficier of kapitein zou kunnen belasten, evenals vroeger de Militie Commis saris dit werk deed en ook thans bij de Keuringsraden geschiedt. Welke zijn nu de plannen van dezen Minister van Oorlog? Hij heeft zich hierover nog niet uitgelaten, op die wijze de critiek voorloopig vermijdende. Niettemin geloof ik, dat ook zijne plannen gaan in de richting van het Zwitsersche stelsel; de maatregelen door hem reeds genomen, wijzen naar mijne meening hierop, waarvoor ik de volgende gronden kan aan voeren: Ie. Ook dit jaar worden op de Kon. Mil. Academie geen cadetten toegelaten voor opleiding tot officier bij het leger hier te lande. Dit wijst op een overcompleet, dat hoe eerder hoe liever verdwijnen moet. ?< 2e. bestaat voor alle wapens voor officieren en onderofficieren van alle rangen weer gelegenheid op wachtgeld te worden gesteld. Ik geloof niet, dat de resultaten van de Min. Be schikking groot zullen zijn en wel omdat de beroeps militair behoorlijk gesalarieerd wordt; op een voor eenige weken gehouden algemeene vergadering van Ons Belang" bleek dat zelfs de onderofficieren tevreden zijn. Wanneer ik goed ben ingelicht, bepaalt het aan vragen van wachtgeld zich tot enkelen. Wenschelijk ware het geweest, wanneer de Minister reeds dadelijk gekomen was met den stok achter de deur, door het aantal te noemen van hen, die» bij ieder wapen op wachtgeld moeten;dit zou voor verscheidenen wellicht aanleiding zijn om de eer aan zich te houden, uit vrees anders verplicht te worden tot afvloeiing. 3e. Pogingen zijn in het werk gesteld om een aantal jonge officieren naar het belastingwezen te doen. overgaan. Ook deze maatregel, hoe goed ook bedoeld, heeft weinig effect gehad, omdat men steeds hoopt, dat het met de afvloeiing nog zoo'n vaart niet zal loopen. 4e. Niet weersproken is een bericht dat het aantal compagnieën per Regiment tot de helft zal worden teruggebracht. 5e. Men is dezen zomer meer dan vroeger bezig met het opleiden van reserveaanvoerders in den hoofd officiersrang en tot dien rang. Voor dezen zomer stonden op het programma: a. 2 centrale cursussen voor opleiding van reserve kapiteins tot Bataljons-commandant, en wel in Arnhem en Bergen op Zoom; b. een centrale cursus voor opleiding van reserve officieren tot Regimentscommandant in den Haag. Deze cursussen geven ons de aanvoerders voor het te mobiliseeren leger. Door een en ander heeft de Minister de eerste schreden gezet op het pad der versobering; alleen ontbreekt tot heden de forsche aankondiging, dat er een groot overcompleet is en dat dit weg moet. En dit is noodzakelijk; men moet in het leger weten,. waar men aan toe is en men vergete niet, dat het voor bereidende werk voor een afvloeiing geruimen tijd eischt, zoodat de bezuiniging toch reeds lang op zich doet wachten. Moge de Minister, in het belang van een zuinig beheer, zich ronduit uitspreken voor het Zwitsersche stelsel. BOEKBESPREKING Jean Demets. 1926. Met twee lino's van A. Gonzales della Pastore. 's-Gravenhage 1926. Jack Krul. als de schrijver van dit boek niet stapel-mesjokke is dan ben ik het en dan is de heele wereld stapel-mesjokke behalve jean demets maar het kan ook zijn dat hij de heele boel belatafelt voor wie dit niet gelooven wil laat ik hier een stukje volgen maar de aanhalingsteekens zijn van mij want de schrijver doet niet aan leesteekens en ook niet aan hoofdletters zevenhonderd lampen tien procent meer of minder gillen in haar oogen stralen in haar ooren bersten in haar wangen' sterven in haar mond die bij vergissing paars is geverfd en van den man uit den anderen hoek die voor wel zevenhonderd gulden naar haar heeft gekeken neemt zij zeventig gulden aan en geeft aan den kellner tien procent wat klopt" dit boek kost een gulden vijf en twintig maar wie het er voor betaalt is rijp niet rijp zonder meer rijp met nog meer dan meer rijp met nog een berg meer dan rneer rijp voor meerenberg herman middendorp Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. GVO cvs GVO DEN HAAG <*°<*°a^s AMSTERDAM ~ ARNHEM Bewaarplaatsen voor Inboedels

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl