De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 28 augustus pagina 7

28 augustus 1926 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

E OROËNE; AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE STEEKVLIEG VAN HUIS EN STAL (Slomoxys celcilrans) ONZE KWELGEESTEN DOOR DR. JAC. P. THIJSSE II HT HOMAS" schrijft mij, dat hij toch door een ,, ?*? huisvlieg is gestoken. Het was geen regendaas en ook, geen goudoogje, want het dier had heldere vleugels en roodbruine oogen. Maar hij stak pijnlijk en fel en toen hij platgeslagen werd, kwam er een heele plas bloed uit, even goed als bij die dazen. Nu, ik van mijn kant wil Thomas graag gelooven, maar die kwelgeest was toch geen huisvlieg, maar een heel ander dier, met heel andere gewoonten en wel de moeite waard, dat we ook een oogenblik bij hem stil staan. Het is de steekvlieg, Stomoxys calcitrans. en tot October kunt ge last van hem hebben. Ik heb mij met eenige moeite zoo'n vlieg verschaft en ook een huisvlieg. in ons gezegend Bloemendaalsche Park worden deze dieren langzamerhand zeldzaam en ik wanhoop er nog niet aan, of dat zal mettertijd wel in de meeste woningen van de beschaafde wereld het geval zijn. 't Is toch zoo gemakkelijk, om in dit op zicht baas in eigen huis te blijven, maar daarvoor is het noodig, dat wij wat plezier krijgen in de insectenkunde of entomologie, ons een loupe aanschaffen die tienmaal vergroot en bij gelegenheid ons kunnen, verheugen in klein gepeuter. Hier hebt ge ze dus allebei naast elkaar: de echte huisvlieg en de steekvlieg en al dadelijk bespeurt ge hetjheel groote verschil, want de laatste heeft een zoo sterk ontwikkeld steekwerktuig, dat hij het ook in rust niet verbergen kan. De huisvlieg kan zijn slurf nog onder zijn kop wegmoffelen, zoodat ge er niets van gewaar wordt, wanneer ge de vlieg van boven bekijkt. In de profielstelling komt echter ook bij haar de slurf nog duidelijk te voorschijn, al is het dan ook lang zoo duidelijk niet als bij de steekvlieg. Er is nog een ander verschil, daar heb ik in de teekening een kruisje bij gezet. Bij de huisvlieg buigt de vierde lengte-ader van de vleugel nog al scherp buitenwaarts om en eindigt dan in den vleugelrand vlak bij het uiteinde van de derde lengte-ader. Dat is bij de steekvlieg heel anders, die heeft de vierde lengteader haast niet gebogen, tenminste er blijft in den vleugelrand tusschen het eind van de derde en de vierde ader nog een E W jis mm VOICE GRAMOPHONE IS UW IDEAAL VAN WAT EEN PHONOGRAPH OF GRAMOPHONE ZIJN MOET! Te hooren bij al onze geaccre diteerde agenten. N.V. DUÏCH GRAMOPHONE CY. (Late The American Import Company) 22a AmsterdamscheVeerkade DEN HAAG heel stuk vrij. Vele van mijn vrienden zullen niet begrijpen; wat een genoegen er in steekt, om over deze vleugeladertjes te schrijven, maar als je eenmaal met de loupe wat vleugeltjes bekeken heb, dan denk je daar wel anders over. Intusschen blijkt erbij voortge zette kennismaking ook wel een duidelijk verschil in het algemeen uiterlijk te bestaan; de steekvlieg ziet er vinniger uit, grauwer, gladder en met vlekjes op zijn achterlijf. Ik heb hem gauw genoeg in de gaten. Er is nog een verschil, maar dat gaat niet altijd op: de huisvlieg houdt er van om tegen een muur te zitten met zijn kop omlaag, de steekvlieg houdt onder die omstandigheden het hoofd omhoog. Het beste kenmerk blijft ten slotte toch de steeksnuit. Ge moet u door die vlieg liever niet laten steken. Het is ook heelemaal niet noodig. Sommige muggen, zooals de steekmug, de ringelmug, de malariamug moeten een bloedmaal hebben, anders komen zij niet tot eieren leggen, maar onze steekvlieg heeft dat niet noodig en kan het desnoods met vruchtensappen stellen. Ook kan zijn steek gevaarlijk wezen, zeer gevaarlijk zelfs. Ofschoon zijn levenswijze hem niet tot zulk een'marskramer van allerlei besmettelijke en nare ziekten maakt als de huisvlieg, kan hij er toch een paar overbrengen, die zeer geducht zijn voor menseh n vee. Wanneer ik u zeg, dat prof. Shipley daaronder de kinderverlamming noemt, dan is dat al« meer dan .voldoende, om ons tot het besluit te brengen, deze vlieg uit onze omgeving te doen ver dwijnen. Gelukkig gaat dat tamelijk gemakkelijk. Ik zei u reeds dat wij hier weinig huisvliegen en zoo goed als geen steekvliëgen hebben en dat komt alleen hier vandaan, dat wij geen paard en rijtuig houden, noch varkens, maar alleen fietsen en automobielen en min of meer goed onderhouden villatuintjes zonder composthoopen. Ook komt de schilleman minstens een paar keer in de week (énmaal zou ook al genoeg zijn) en in plaats van de klassieke houten vuilnisbakken met slecht sluitend deksel, hebben we ijzeren ketels met uitmuntend sluitende deksels. De steekvlieg legt zijn eieren in paardemest, stalstrooisel en rottende plantenrommel, maar daarvoor heeft hij hier weinig kans. Een jaar of wat geleden had een luie tuinman het afgemaaide gras van het gazon verborgen tusschen de heesters. Dat had er een week of vier gelegen en het had nog al geregen'd, zoodat het was gaan rotten en toen stonk het al gauw zoo erg dat de politie het in de gaten kreeg. Wij ook trouwens. Onmiddellijk is toen de boel opgeruimd, maar het kwaad was al gebeurd en we hebben toen een paar weken lang werkelijk last gehad van Stomoxys calcitrans, de kamer-steekvlieg. Bij gunstig zomerweer worden de larven al in een dag of veertien volwassen en het pop stadium duurt een dag of tien. Is het ongunstig weer dan gaat er veel meer tijd mee heen en dan blijven de vliegjes maar klein, weinig langer dan 5 m.m., terwijl ze onder gunstige omstandigheden wel anderhalf maal zoo lang kunnen worden. 't Is natuurlijk gemakkelijk genoeg, om de steek vliëgen onder den duim te houden in een villabuurt of zelfs in de kom van steden en dorpen. Op de boer derij is het natuurlijk anders, maar ook daar is met goeden wil en overleg veel te bereiken en het zou mij zelfs niet verwonderen, wanneer daartoe te eeniger tijd doeltreffende en gemakkelijk uitvoerbare dwin gende voorschriften zouden kunnen worden gegeven. We mogen toch niet ondergaan door ons eigen vuil. BOEKBESPREKING Johan Theunisz. Vloed. Amsterdam z.j. Uitgever s-Maatschap pij ,,De gulden Ster" Roman uit het visschersleven", luidt de onder titel. Wat een roman eigenlijk is, valt zeker niet gemakkelijk te definieeren, niet gemakkelijk te omschrijven zelfs, zooals het gaat met vél benamin gen van begrippen, vlottend met den loop en de wisselingen der tijden. Maar als een van de hoofd eigenschappen van den roman mag men wel aannemen zekere eenheid van handeling, een gebeurtenis of een reeks van gebeurtenissen met een afloop, waar het verhaal van begin af aan naar toe stuwt, al draait de geschiedenis dan niet zoozeer om de directe hevigheid van een conflict, zooals het drama dat eischt. Laat drama" duizend-maal beteekenen handeling"; een drama is geen handeling", althans nu niet meer; een drama is de oplossing van een conflict; de roman, het epische verhaal, is hande ling". De Ilias is handeling"; de Ilias stuwt van begin af aan naar n eindpunt. En nu weet ik wel, dat het zeer onredelijk zou zijn, van Johan Theunisz te verlangen dat hij een Homeros zou wezen, maar wel had men mogen verlangen dat hij mér eenheid in zijn roman" zou gebracht hebben dan hij deed. Er komen een groot aantal personen in voor, waarvan er wel drie of vier Jelle en de vrouwen die om het bezit van den hevig-begeerden man strijden naar voren komen, maar die overigens volstrekt niet voldoende met elkaar in verband staan, en wier plaats in de samenstelling van het geheel niet zoo geregeld is, dat harmonie ontstond tusschen het episodische en het essentieele. Gebrek aan beheersching, aan vak-kennis ook blijkbaar. Overigens heeft het verhaal or getwijfeld kwaliteiten. De schrij ver openbaart plastische kracht in zijn beschrijvingen (waar hij zijn stijl niet bederft door noodelooze inversie), dramatische in zijn dialogen (waar ze niet DE ECHTE HUIS- OF KAMERVLIEG (Musea domeslica) POËZIE EN CONSUMPTIE DOOR MR. J. C. BLOEM Dichters in het koffyhuis. Herinneringen door Otto P. Reys. Met een woord vooraf door J. Greshoff. (Hollandia Drukkerij. Baar n.) Van oudsher, d.i. van dat er koffiehuizen bestonden, heeft er een nauw verband tusschen gezegde huizen en de kunstenaars bestaan, dat in de tweede helft van de vorige eeuw zelfs zoo nauw is geworden, dat, zooal de eersten nog zonder de laatsten, de laatsten haast niet zonder de eersten te denken zouden zijn geweest. Hierin ligt alleen op het allereerste gezicht iets vreemds. Ieder menseh, zelfs de van nature .eenzaamste, heeft toch behoefte aan een zeker hoe los oek verband. De romantiek nu heeft de houding van den kunstenaar tegenover leven en samenleving radicaal veranderd. Zij maakte hem ongeschikt voor het leven (of wel: zij was een uiting van een reeds bestaande ongeschiktheid het is hier niet de plaats om in dit zoo moeilijk vraagstuk van oorzaak of gevolg nader te treden) en dus ook voor de samenleving. Dies zocht de kunstenaar meer dan ooit aansluiting bij zijn mede-?paria's". En waar zouden zij elkaar beter kunnen ontmoeten dan in de juist ook in de vorige eeuw zich zoo ontzachlijk uitbreidende cafc's? Een caféverbindt (of verbond, helaas ! de moderne café's met hun burgerlijke pompeusheid en onserieuzedranken wijken steeds meer af van de zalige asylen onzer jeugd en meer nog van die onzer vaderen,, maar dit ligt in de lijn van onzen verfoeilijken tijd) de gezelligheid van den huiselijken haard met de vrijheid van een openbare plaats. Men kan er zien wtea men wil, en niet zien wien met niet wil (een enkeleat te hardnekkige dikhuid daargelaten). Men kan er krijgen wat men wil, en in hoeveelheden, waar tegen elders licht bezwaren rijzen. Dit laatste was in de laatste helft van de vorige eeuw, den tijd van de groote Bohème, uitteraard van uitnemend groot belang. Die tijd is voorbij, maar nog steeds, al is het mis schien niet meer wat het vroeger was, plegen vele kunstenaars, jonge en oude, bij tijd en wijle rondom een cafétafeltje samen te komen, en de oude traditie, zij het soms in een te mooie entourage en met te onschadelijke dranken, voort te zetten. Aan dit toch nog heuglijk feit dankt het boekje van den heer Reys zijn ontstaan. Het is reportage van de allerbeste soort. De heer Reys is, met zijn voorredenaar Greshoff, een van he.t voortreffelijke soort journalisten, dat nitteraard altijd zeldzaam is geweest en, als de teekenen niet bedriegen, weldra geheel tot het verleden zal behooren ook dit ligt in den lijn van den tijd. Hij is een man van geest en van smaak, van belezenheid en menschenkennis, en niet het minst met gevoel voor humor en zin voor mystificatie. Met deze bagage ging hij, zijn naam eer aandoend, op reis. Hij zette zich neer aan vele bitter- en biertafelen in vele landen en leerde er vele dichteren van vele kaliberen kennen. Thuis gekomen schreef hij Ap wat hij gezien en gehoord, maar ook vooral wat hij gedacht en gevoeld had, deels ironisch, deels warm voelend en begrijpend, doorspekt met mystificaties die nimmer zonder beteekenis zijn, vooral voor hen, die min of meer nourri dans Ie sérail zijn (indien men den Helikon met deze, naar ik geloof ook al verdwijnende, inrich ting mag vergelijken). Het resultaat was een boekje, dat in zijn schijnbaar luchtigen vorm voorden loekcmstigen historiograaf onzer nu nog hedendaagsche letteren, die de gavs * bezit, het op te nemen zooals het moet worden op genomen, zal blijken, meer stof te bevatten dan vele ernstige, maar bij lange na niet betere, kri tieken en betoogen. hinderlijk uitgesponnen zijn), die gegeven'worden in een stug, hard-klinkend dialect, dat z'n effect niet mist. De heer Theunisz moet zich meer beperking opleggen, als hij, episch, wat bereiken wil. De moge lijkheid biedt zijn werk ongetwijfeld; nu is het goede in zijn proza nog verspreid en verdwaald, min of meer K!S Woutertje Pieterse in de Ideën van Multatuli. HERMAN MIDDENDORP

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl