Historisch Archief 1877-1940
E OROËNE; AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE STEEKVLIEG VAN HUIS EN STAL
(Slomoxys celcilrans)
ONZE KWELGEESTEN
DOOR DR. JAC. P. THIJSSE
II
HT HOMAS" schrijft mij, dat hij toch door een
,, ?*? huisvlieg is gestoken. Het was geen regendaas
en ook, geen goudoogje, want het dier had heldere
vleugels en roodbruine oogen. Maar hij stak pijnlijk
en fel en toen hij platgeslagen werd, kwam er een
heele plas bloed uit, even goed als bij die dazen.
Nu, ik van mijn kant wil Thomas graag gelooven,
maar die kwelgeest was toch geen huisvlieg, maar een
heel ander dier, met heel andere gewoonten en wel de
moeite waard, dat we ook een oogenblik bij hem stil
staan. Het is de steekvlieg, Stomoxys calcitrans. en tot
October kunt ge last van hem hebben. Ik heb mij
met eenige moeite zoo'n vlieg verschaft en ook een
huisvlieg. in ons gezegend Bloemendaalsche Park
worden deze dieren langzamerhand zeldzaam en ik
wanhoop er nog niet aan, of dat zal mettertijd wel
in de meeste woningen van de beschaafde wereld het
geval zijn. 't Is toch zoo gemakkelijk, om in dit op
zicht baas in eigen huis te blijven, maar daarvoor is
het noodig, dat wij wat plezier krijgen in de
insectenkunde of entomologie, ons een loupe aanschaffen die
tienmaal vergroot en bij gelegenheid ons kunnen,
verheugen in klein gepeuter.
Hier hebt ge ze dus allebei naast elkaar: de echte
huisvlieg en de steekvlieg en al dadelijk bespeurt ge
hetjheel groote verschil, want de laatste heeft een zoo
sterk ontwikkeld steekwerktuig, dat hij het ook in
rust niet verbergen kan. De huisvlieg kan zijn slurf
nog onder zijn kop wegmoffelen, zoodat ge er niets van
gewaar wordt, wanneer ge de vlieg van boven bekijkt.
In de profielstelling komt echter ook bij haar de slurf
nog duidelijk te voorschijn, al is het dan ook lang zoo
duidelijk niet als bij de steekvlieg. Er is nog een ander
verschil, daar heb ik in de teekening een kruisje bij
gezet. Bij de huisvlieg buigt de vierde lengte-ader
van de vleugel nog al scherp buitenwaarts om en
eindigt dan in den vleugelrand vlak bij het uiteinde
van de derde lengte-ader. Dat is bij de steekvlieg
heel anders, die heeft de vierde lengteader haast niet
gebogen, tenminste er blijft in den vleugelrand
tusschen het eind van de derde en de vierde ader nog een
E W
jis mm VOICE
GRAMOPHONE
IS
UW IDEAAL
VAN WAT EEN PHONOGRAPH
OF GRAMOPHONE
ZIJN MOET!
Te hooren bij al onze geaccre
diteerde agenten.
N.V. DUÏCH GRAMOPHONE CY.
(Late The American
Import Company)
22a AmsterdamscheVeerkade
DEN HAAG
heel stuk vrij. Vele van mijn vrienden zullen niet
begrijpen; wat een genoegen er in steekt, om over deze
vleugeladertjes te schrijven, maar als je eenmaal met
de loupe wat vleugeltjes bekeken heb, dan denk je
daar wel anders over. Intusschen blijkt erbij voortge
zette kennismaking ook wel een duidelijk verschil
in het algemeen uiterlijk te bestaan; de steekvlieg
ziet er vinniger uit, grauwer, gladder en met vlekjes
op zijn achterlijf. Ik heb hem gauw genoeg in de
gaten. Er is nog een verschil, maar dat gaat niet
altijd op: de huisvlieg houdt er van om tegen een
muur te zitten met zijn kop omlaag, de steekvlieg
houdt onder die omstandigheden het hoofd omhoog.
Het beste kenmerk blijft ten slotte toch de steeksnuit.
Ge moet u door die vlieg liever niet laten steken.
Het is ook heelemaal niet noodig. Sommige muggen,
zooals de steekmug, de ringelmug, de malariamug
moeten een bloedmaal hebben, anders komen zij niet
tot eieren leggen, maar onze steekvlieg heeft dat niet
noodig en kan het desnoods met vruchtensappen
stellen. Ook kan zijn steek gevaarlijk wezen, zeer
gevaarlijk zelfs. Ofschoon zijn levenswijze hem niet
tot zulk een'marskramer van allerlei besmettelijke en
nare ziekten maakt als de huisvlieg, kan hij er toch
een paar overbrengen, die zeer geducht zijn voor
menseh n vee. Wanneer ik u zeg, dat prof. Shipley
daaronder de kinderverlamming noemt, dan is dat
al« meer dan .voldoende, om ons tot het besluit te
brengen, deze vlieg uit onze omgeving te doen ver
dwijnen.
Gelukkig gaat dat tamelijk gemakkelijk. Ik zei u
reeds dat wij hier weinig huisvliegen en zoo goed als
geen steekvliëgen hebben en dat komt alleen hier
vandaan, dat wij geen paard en rijtuig houden, noch
varkens, maar alleen fietsen en automobielen en min
of meer goed onderhouden villatuintjes zonder
composthoopen. Ook komt de schilleman minstens een
paar keer in de week (énmaal zou ook al genoeg zijn)
en in plaats van de klassieke houten vuilnisbakken met
slecht sluitend deksel, hebben we ijzeren ketels met
uitmuntend sluitende deksels. De steekvlieg legt zijn
eieren in paardemest, stalstrooisel en rottende
plantenrommel, maar daarvoor heeft hij hier weinig kans.
Een jaar of wat geleden had een luie tuinman het
afgemaaide gras van het gazon verborgen tusschen de
heesters. Dat had er een week of vier gelegen en het
had nog al geregen'd, zoodat het was gaan rotten en
toen stonk het al gauw zoo erg dat de politie het
in de gaten kreeg. Wij ook trouwens. Onmiddellijk
is toen de boel opgeruimd, maar het kwaad was al
gebeurd en we hebben toen een paar weken lang
werkelijk last gehad van Stomoxys calcitrans, de
kamer-steekvlieg. Bij gunstig zomerweer worden de
larven al in een dag of veertien volwassen en het pop
stadium duurt een dag of tien. Is het ongunstig weer
dan gaat er veel meer tijd mee heen en dan blijven de
vliegjes maar klein, weinig langer dan 5 m.m., terwijl
ze onder gunstige omstandigheden wel anderhalf
maal zoo lang kunnen worden.
't Is natuurlijk gemakkelijk genoeg, om de steek
vliëgen onder den duim te houden in een villabuurt
of zelfs in de kom van steden en dorpen. Op de boer
derij is het natuurlijk anders, maar ook daar is met
goeden wil en overleg veel te bereiken en het zou
mij zelfs niet verwonderen, wanneer daartoe te eeniger
tijd doeltreffende en gemakkelijk uitvoerbare dwin
gende voorschriften zouden kunnen worden gegeven.
We mogen toch niet ondergaan door ons eigen vuil.
BOEKBESPREKING
Johan Theunisz. Vloed. Amsterdam z.j.
Uitgever s-Maatschap pij ,,De gulden Ster"
Roman uit het visschersleven", luidt de onder
titel. Wat een roman eigenlijk is, valt zeker niet
gemakkelijk te definieeren, niet gemakkelijk te
omschrijven zelfs, zooals het gaat met vél benamin
gen van begrippen, vlottend met den loop en de
wisselingen der tijden. Maar als een van de hoofd
eigenschappen van den roman mag men wel aannemen
zekere eenheid van handeling, een gebeurtenis of een
reeks van gebeurtenissen met een afloop, waar het
verhaal van begin af aan naar toe stuwt, al draait
de geschiedenis dan niet zoozeer om de directe
hevigheid van een conflict, zooals het drama dat
eischt. Laat drama" duizend-maal beteekenen
handeling"; een drama is geen handeling", althans
nu niet meer; een drama is de oplossing van een
conflict; de roman, het epische verhaal, is hande
ling". De Ilias is handeling"; de Ilias stuwt van
begin af aan naar n eindpunt. En nu weet ik
wel, dat het zeer onredelijk zou zijn, van Johan
Theunisz te verlangen dat hij een Homeros zou
wezen, maar wel had men mogen verlangen dat hij
mér eenheid in zijn roman" zou gebracht hebben
dan hij deed. Er komen een groot aantal personen
in voor, waarvan er wel drie of vier Jelle en de
vrouwen die om het bezit van den hevig-begeerden
man strijden naar voren komen, maar die overigens
volstrekt niet voldoende met elkaar in verband staan,
en wier plaats in de samenstelling van het geheel
niet zoo geregeld is, dat harmonie ontstond tusschen
het episodische en het essentieele. Gebrek aan
beheersching, aan vak-kennis ook blijkbaar. Overigens
heeft het verhaal or getwijfeld kwaliteiten. De schrij
ver openbaart plastische kracht in zijn beschrijvingen
(waar hij zijn stijl niet bederft door noodelooze
inversie), dramatische in zijn dialogen (waar ze niet
DE ECHTE HUIS- OF KAMERVLIEG
(Musea domeslica)
POËZIE EN CONSUMPTIE
DOOR MR. J. C. BLOEM
Dichters in het koffyhuis. Herinneringen
door Otto P. Reys. Met een woord
vooraf door J. Greshoff. (Hollandia
Drukkerij. Baar n.)
Van oudsher, d.i. van dat er koffiehuizen bestonden,
heeft er een nauw verband tusschen gezegde huizen
en de kunstenaars bestaan, dat in de tweede helft
van de vorige eeuw zelfs zoo nauw is geworden, dat,
zooal de eersten nog zonder de laatsten, de laatsten
haast niet zonder de eersten te denken zouden zijn
geweest. Hierin ligt alleen op het allereerste gezicht
iets vreemds. Ieder menseh, zelfs de van nature
.eenzaamste, heeft toch behoefte aan een zeker
hoe los oek verband. De romantiek nu heeft
de houding van den kunstenaar tegenover leven en
samenleving radicaal veranderd. Zij maakte hem
ongeschikt voor het leven (of wel: zij was een uiting
van een reeds bestaande ongeschiktheid het is
hier niet de plaats om in dit zoo moeilijk vraagstuk
van oorzaak of gevolg nader te treden) en dus ook
voor de samenleving. Dies zocht de kunstenaar meer
dan ooit aansluiting bij zijn mede-?paria's". En
waar zouden zij elkaar beter kunnen ontmoeten
dan in de juist ook in de vorige eeuw zich zoo
ontzachlijk uitbreidende cafc's?
Een caféverbindt (of verbond, helaas ! de moderne
café's met hun burgerlijke pompeusheid en
onserieuzedranken wijken steeds meer af van de zalige asylen
onzer jeugd en meer nog van die onzer vaderen,,
maar dit ligt in de lijn van onzen verfoeilijken tijd)
de gezelligheid van den huiselijken haard met de
vrijheid van een openbare plaats. Men kan er zien wtea
men wil, en niet zien wien met niet wil (een
enkeleat te hardnekkige dikhuid daargelaten). Men kan
er krijgen wat men wil, en in hoeveelheden, waar
tegen elders licht bezwaren rijzen. Dit laatste was
in de laatste helft van de vorige eeuw, den tijd van
de groote Bohème, uitteraard van uitnemend groot
belang.
Die tijd is voorbij, maar nog steeds, al is het mis
schien niet meer wat het vroeger was, plegen vele
kunstenaars, jonge en oude, bij tijd en wijle rondom
een cafétafeltje samen te komen, en de oude traditie,
zij het soms in een te mooie entourage en met te
onschadelijke dranken, voort te zetten.
Aan dit toch nog heuglijk feit dankt het boekje
van den heer Reys zijn ontstaan. Het is reportage
van de allerbeste soort. De heer Reys is, met zijn
voorredenaar Greshoff, een van he.t voortreffelijke
soort journalisten, dat nitteraard altijd zeldzaam is
geweest en, als de teekenen niet bedriegen, weldra
geheel tot het verleden zal behooren ook dit
ligt in den lijn van den tijd. Hij is een man van geest
en van smaak, van belezenheid en menschenkennis,
en niet het minst met gevoel voor humor en zin
voor mystificatie. Met deze bagage ging hij, zijn
naam eer aandoend, op reis. Hij zette zich neer aan
vele bitter- en biertafelen in vele landen en leerde
er vele dichteren van vele kaliberen kennen. Thuis
gekomen schreef hij Ap wat hij gezien en gehoord,
maar ook vooral wat hij gedacht en gevoeld had,
deels ironisch, deels warm voelend en begrijpend,
doorspekt met mystificaties die nimmer zonder
beteekenis zijn, vooral voor hen, die min of meer
nourri dans Ie sérail zijn (indien men den Helikon
met deze, naar ik geloof ook al verdwijnende, inrich
ting mag vergelijken).
Het resultaat was een boekje, dat in zijn schijnbaar
luchtigen vorm voorden loekcmstigen historiograaf
onzer nu nog hedendaagsche letteren, die de gavs *
bezit, het op te nemen zooals het moet worden op
genomen, zal blijken, meer stof te bevatten dan
vele ernstige, maar bij lange na niet betere, kri
tieken en betoogen.
hinderlijk uitgesponnen zijn), die gegeven'worden
in een stug, hard-klinkend dialect, dat z'n effect
niet mist. De heer Theunisz moet zich meer beperking
opleggen, als hij, episch, wat bereiken wil. De moge
lijkheid biedt zijn werk ongetwijfeld; nu is het goede
in zijn proza nog verspreid en verdwaald, min of meer
K!S Woutertje Pieterse in de Ideën van Multatuli.
HERMAN MIDDENDORP