Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2570
Mr. M. G. L. VAN LOGHEM
A. C. WERTHEIM
H. ]. SCHIMMEL
W. STUMPFF
S. J. H. GOMPERTZ
HET VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN HET NEDERLANDSCh T O ONE E T
"C EN chaos was het in de Nederlandsche
Tooneel?*-' wereld in het begin der zeventiger jaren van de
vorige eeuw, een chaos, waaruit niemand meer eenig
heil kon zien voor ons Nationaal Tooneel, noch voor
de tooneelspelers, noch voor de tooneelspeelkunst. In
den Stadsschouwburg heerschten intriges, die den
goeden loop der zaken belemmerden, in de kleinere
schouwburgen was het al niet beter en door het
opvoeren van allerlei buitenlandsche wanproducten
was de smaak van het kunstlievende publiek voor het
Tooneel geheel verdwenen. Mannen als H. J. Schimmel,
W. J. Hofdijk, J. N. van Hall en anderen, hadden wel
beproefd uit dat verval ons Nationaal Tooneel op te
heffen, vooral door het oprichten van het
Tooneelverbond voor Noord- en Zuid-Nederland" en door het
stichten van de vereeniging de Vrienden der letter
kunde"; wel trachtten deze vereenigingen tezamen
met de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen' een
nieuwe sfeer te scheppen, maar al hunne pogingen
stuitten af op den onwil van den Gemeenteraad, die den
ommantelden Stadsschouwburg verpachtte aan den
Vlaming Driessens,en op de hebzucht der directeuren,
die hun heil bleven zoeken in het opvoeren van
buitenlandschen bombast.
Schimmel vooral echter gaf geen kamp. Hij, de
begaafde tooneelletterkundige, begreep, dat er iets
moest gebeuren, om uit dezen toestand te geraken en
het Tooneel op te heffen; begreep, dat eindelijk het
tooneelbestuur vooral van den hoofdschouwburg in
Amsterdam moest komen in handen van mannen
buiten het iooneel, van goede maatschappelijke
positie en met liefde voor onze Nationale Kunst. Door
zich te verbinden met de heeren Mr. G. van Tienhoven
en den kunstzinnigen Maecenas A. C. Wertheim, werd
hij in staat gesteld de Vereeniging het Nederlandsen
Tooneel" te stichten.
Vijftig jaren zijn sinds dien tijd verloopen. En in die
vijftig jaar heeft het Nederlandsch Tooneel" zooveel
DOOK H. K. TE U NE
gedaan-voor de tooneelspeelkunst, maar vooral voor
de tooneelspelers en hunne economische omstandig
heden, dat het tegenwoordige geslacht niet anders
dan dankbaar kan terugzien op dezen pioniersarbeid.
Maar ook de tooneelschrijvers en de vertalers in de
jaren, dat de Auteurswet nog niet door Nederland was
geratificeerd, mogen dankbaar terugblikken. Was het
niet het Nederlandsch Tooneel", dat van de op
richting af hen betaalde met bepaalde tantièmes en
dit tot eene wettelijke verplichting maakte, door zich
aan te sluiten bij de Berner conventie, in den tijd,
toen Nederlandsche tooneeldirecteuren elk bereikbaar
stuk konden doen opvoeren, zonder den auteur eenige
vergoeding te geven en den vertaler met een riks per
bedrijf afscheepten? Was het ook niet het Neder
landsch Tooneel", dat een eigen pensioenfonds
stichtte, uit eigen middelen het grootste gedeelte der
poliskosten betaalde, om te zorgen dat oude tooneel
spelers, aan de zaak verbonden, op hun
vijf-en-zestigjarigen leeftijd tenminste jiog fatsoenlijk konden
leven? Was het niet het Nederlandsch Tooneel", dat
voor zijne geëngageerden alles deed om hen te helpen en
te steunen, daar waar ziekte of narigheid dreigde en
zelfs zoover ging, dat het van verscheidenen degeheele
verplegingskosten betaalde bij 't optreden eener voor
hen gevaarlijke ongesteldheid? Liet het niet Schulze
voor zijne rekening een kuur volgen in Neuenahr,
Myin op Oranje-Nassau's oord, Lina Klaassen in
HoogLaren? Ik zou nog zoovele voorbeelden van hulp en
steun kunnen opnoemen, zelfs daar, waar 't het
familieleven der geëngageerden gold; deze voorbeel
den zijn echter genoeg.
Maar boven alles bleek, dat de leiding, niet in
handen van een tooneelspeler, de beste was voor een
tooneelzaak, mits die leiding sterk genoeg was, om
alle intriges van acteurs en vooral actrices te fnuiken,
zoodat die leiding bleef zonder verhoudingen, die in
de heele tooneelwereld het groote kwaad brengen.
Maar ook vooral uit artistiek oogpunt heeft het
Nederlandsch" zich verdienstelijk gemaakt. Was het
niet deze vereeniging, die in Nederland voor 't eerst de
werken van den genialen Shakespeare deed opvoeren,
niet zooals voor dien in de slechte bewerking of liever
verwerking van Ducis, maar in de goede vertaling van
Burgersdijk, die, vooral door Schimmel's invloed, eene
vertaling voltooide van al de groote scheppingen var»
den Swan of the Avon"? Heeft het Nederlandsch"
niet voor't eerst na bijna een eeuw Sophocles?Oedi pus"
en Antigone" weer doen opvoeren in schitte
rende vertooningen, die ver buiten onze grenzen den
roem der Nederlandsche tooneelspeelkunst brachten?
't Is waar, lang heeft het geduurd, voor moderne
buitenlanders als Ibsen, Hauptmann en anderen/
vasten voet in het repertoire kregen; maar waren,
toen eenmaal met het ouderwetsche principe gebroken
was, de opvoeringen niet telkens gebeurtenissen in
onze Kunstwereld? Er zijn er, die al deze gebeurte
nissen afbraken, die in venijnige kritieken hun haat
tegen het Nederlandsch" en zijne bestuurders lucht
gaven, die nooit het goede waardeerden vraag hun
nu, hoe zij denken over alles wat zij daardoor hebben
vernield en hun antwoord zal eene uiting van spijt
zijn, omdat zij daardoor, wat goed was, ten gronde
hebben gericht. Vraag den tooneelspelers, hoe zij, die
ook vroeger de toestanden anders wenschten, nu
denken over het Nederlandsch" en allen zonder
onderscheid zullen u antwoorden, hoe gewenscht
het zou zijn, indien deze vereeniging weer bestond op
den voet als vóór 1916, toen Eduard Verkade er
directeur werd. Daar waren Schimmel en A. C.
Wertheim, Stumpff, van Loghem, Gompertz, mannen
met hart voor de Tooneelkunst, mannen met hart
voor hunne Tooneelkunstenaren. Wie, die bij het
gezelschap geëngageerd werd, stelden zij niet in staat,
iets van zijn kunnen te doen blijken; wie, die toonde
talent te bezitten, steeg niet steeds hooger, om
voorFoto genomen bij het vijf en twintigjarig bestaan van de K. V. het ,,Nederlandsch Tooneel' :
1. Emma Morel, 2. L. van Korlaar van Dam, 3. Louis Bouwmeester f, 4. Rika Hopper, 5. Lena Kley, 6. Chr. Poolman, 7. Theo Mann?Bouwmeester, 8. Lina Klaassen, 9. W. P. de
Leur f, 10. S. Pauwels?van JBiene f, H. C. J. Schulze f, 12. Gr'eta Lobo, 13. A. Ising Jr. f, '4. Toon Coini (kapper), 15. F, Wertwein (souffleur) f, 16. E. J. J. B. Tourniaire f*
17. A. Hooft -(cqstumier) fi 18. F. van Dommelen, 19. George Verenet, 20. L. Link (tooneelmeester) f, 21 L. H. Chrispijn, 22. M. J. Wensma f. 23. Chr. Laurentius, 24. Aron
Pareira (requisiteur)t, 25 D. van Ollefen, 26. Anna Fuchs f. 27. Jan van Dommelen, 28. Julia Ude f, 29. Sophie Geytenbeek, 30. E. Holtrop?v. Gelder, 31. C. C. van Schoonhoven
f32. J. A. Holtrop f, 33. A. C.'Kreeft, 34. A. Roosingh (controleur) f, 35. L. Chrispijn Jr., 36. Charlotte Courdès f, 37, A. Brandten (kleedster) f, 38. J. de Jong, 39. A. Cramer f>
40. Jan Wensma -f.'41- Oscar, Tourniaire, 42 J. Raab, 43. Louis van Westerhoven f, 44. C. J. Morin (inspecient) f, 45-R. v. d. Hilst Sr., 46. Th. Schulze (souffleur) f, 47. J. v. d.
Hits*(decorateur) f, 48. Jan C. de Vos, 49. Anna Klaassen, 50. H. K. Teune, 51. Gusta de Vos?Poolman, 52. Gusta Chrispijn?Mulder, 53. Ko van Dijk, 54. Jo Courdès, 55. Christine Courdès
-f