De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 4 september pagina 10

4 september 1926 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2570 Mr. M. G. L. VAN LOGHEM A. C. WERTHEIM H. ]. SCHIMMEL W. STUMPFF S. J. H. GOMPERTZ HET VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN HET NEDERLANDSCh T O ONE E T "C EN chaos was het in de Nederlandsche Tooneel?*-' wereld in het begin der zeventiger jaren van de vorige eeuw, een chaos, waaruit niemand meer eenig heil kon zien voor ons Nationaal Tooneel, noch voor de tooneelspelers, noch voor de tooneelspeelkunst. In den Stadsschouwburg heerschten intriges, die den goeden loop der zaken belemmerden, in de kleinere schouwburgen was het al niet beter en door het opvoeren van allerlei buitenlandsche wanproducten was de smaak van het kunstlievende publiek voor het Tooneel geheel verdwenen. Mannen als H. J. Schimmel, W. J. Hofdijk, J. N. van Hall en anderen, hadden wel beproefd uit dat verval ons Nationaal Tooneel op te heffen, vooral door het oprichten van het Tooneelverbond voor Noord- en Zuid-Nederland" en door het stichten van de vereeniging de Vrienden der letter kunde"; wel trachtten deze vereenigingen tezamen met de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen' een nieuwe sfeer te scheppen, maar al hunne pogingen stuitten af op den onwil van den Gemeenteraad, die den ommantelden Stadsschouwburg verpachtte aan den Vlaming Driessens,en op de hebzucht der directeuren, die hun heil bleven zoeken in het opvoeren van buitenlandschen bombast. Schimmel vooral echter gaf geen kamp. Hij, de begaafde tooneelletterkundige, begreep, dat er iets moest gebeuren, om uit dezen toestand te geraken en het Tooneel op te heffen; begreep, dat eindelijk het tooneelbestuur vooral van den hoofdschouwburg in Amsterdam moest komen in handen van mannen buiten het iooneel, van goede maatschappelijke positie en met liefde voor onze Nationale Kunst. Door zich te verbinden met de heeren Mr. G. van Tienhoven en den kunstzinnigen Maecenas A. C. Wertheim, werd hij in staat gesteld de Vereeniging het Nederlandsen Tooneel" te stichten. Vijftig jaren zijn sinds dien tijd verloopen. En in die vijftig jaar heeft het Nederlandsch Tooneel" zooveel DOOK H. K. TE U NE gedaan-voor de tooneelspeelkunst, maar vooral voor de tooneelspelers en hunne economische omstandig heden, dat het tegenwoordige geslacht niet anders dan dankbaar kan terugzien op dezen pioniersarbeid. Maar ook de tooneelschrijvers en de vertalers in de jaren, dat de Auteurswet nog niet door Nederland was geratificeerd, mogen dankbaar terugblikken. Was het niet het Nederlandsch Tooneel", dat van de op richting af hen betaalde met bepaalde tantièmes en dit tot eene wettelijke verplichting maakte, door zich aan te sluiten bij de Berner conventie, in den tijd, toen Nederlandsche tooneeldirecteuren elk bereikbaar stuk konden doen opvoeren, zonder den auteur eenige vergoeding te geven en den vertaler met een riks per bedrijf afscheepten? Was het ook niet het Neder landsch Tooneel", dat een eigen pensioenfonds stichtte, uit eigen middelen het grootste gedeelte der poliskosten betaalde, om te zorgen dat oude tooneel spelers, aan de zaak verbonden, op hun vijf-en-zestigjarigen leeftijd tenminste jiog fatsoenlijk konden leven? Was het niet het Nederlandsch Tooneel", dat voor zijne geëngageerden alles deed om hen te helpen en te steunen, daar waar ziekte of narigheid dreigde en zelfs zoover ging, dat het van verscheidenen degeheele verplegingskosten betaalde bij 't optreden eener voor hen gevaarlijke ongesteldheid? Liet het niet Schulze voor zijne rekening een kuur volgen in Neuenahr, Myin op Oranje-Nassau's oord, Lina Klaassen in HoogLaren? Ik zou nog zoovele voorbeelden van hulp en steun kunnen opnoemen, zelfs daar, waar 't het familieleven der geëngageerden gold; deze voorbeel den zijn echter genoeg. Maar boven alles bleek, dat de leiding, niet in handen van een tooneelspeler, de beste was voor een tooneelzaak, mits die leiding sterk genoeg was, om alle intriges van acteurs en vooral actrices te fnuiken, zoodat die leiding bleef zonder verhoudingen, die in de heele tooneelwereld het groote kwaad brengen. Maar ook vooral uit artistiek oogpunt heeft het Nederlandsch" zich verdienstelijk gemaakt. Was het niet deze vereeniging, die in Nederland voor 't eerst de werken van den genialen Shakespeare deed opvoeren, niet zooals voor dien in de slechte bewerking of liever verwerking van Ducis, maar in de goede vertaling van Burgersdijk, die, vooral door Schimmel's invloed, eene vertaling voltooide van al de groote scheppingen var» den Swan of the Avon"? Heeft het Nederlandsch" niet voor't eerst na bijna een eeuw Sophocles?Oedi pus" en Antigone" weer doen opvoeren in schitte rende vertooningen, die ver buiten onze grenzen den roem der Nederlandsche tooneelspeelkunst brachten? 't Is waar, lang heeft het geduurd, voor moderne buitenlanders als Ibsen, Hauptmann en anderen/ vasten voet in het repertoire kregen; maar waren, toen eenmaal met het ouderwetsche principe gebroken was, de opvoeringen niet telkens gebeurtenissen in onze Kunstwereld? Er zijn er, die al deze gebeurte nissen afbraken, die in venijnige kritieken hun haat tegen het Nederlandsch" en zijne bestuurders lucht gaven, die nooit het goede waardeerden vraag hun nu, hoe zij denken over alles wat zij daardoor hebben vernield en hun antwoord zal eene uiting van spijt zijn, omdat zij daardoor, wat goed was, ten gronde hebben gericht. Vraag den tooneelspelers, hoe zij, die ook vroeger de toestanden anders wenschten, nu denken over het Nederlandsch" en allen zonder onderscheid zullen u antwoorden, hoe gewenscht het zou zijn, indien deze vereeniging weer bestond op den voet als vóór 1916, toen Eduard Verkade er directeur werd. Daar waren Schimmel en A. C. Wertheim, Stumpff, van Loghem, Gompertz, mannen met hart voor de Tooneelkunst, mannen met hart voor hunne Tooneelkunstenaren. Wie, die bij het gezelschap geëngageerd werd, stelden zij niet in staat, iets van zijn kunnen te doen blijken; wie, die toonde talent te bezitten, steeg niet steeds hooger, om voorFoto genomen bij het vijf en twintigjarig bestaan van de K. V. het ,,Nederlandsch Tooneel' : 1. Emma Morel, 2. L. van Korlaar van Dam, 3. Louis Bouwmeester f, 4. Rika Hopper, 5. Lena Kley, 6. Chr. Poolman, 7. Theo Mann?Bouwmeester, 8. Lina Klaassen, 9. W. P. de Leur f, 10. S. Pauwels?van JBiene f, H. C. J. Schulze f, 12. Gr'eta Lobo, 13. A. Ising Jr. f, '4. Toon Coini (kapper), 15. F, Wertwein (souffleur) f, 16. E. J. J. B. Tourniaire f* 17. A. Hooft -(cqstumier) fi 18. F. van Dommelen, 19. George Verenet, 20. L. Link (tooneelmeester) f, 21 L. H. Chrispijn, 22. M. J. Wensma f. 23. Chr. Laurentius, 24. Aron Pareira (requisiteur)t, 25 D. van Ollefen, 26. Anna Fuchs f. 27. Jan van Dommelen, 28. Julia Ude f, 29. Sophie Geytenbeek, 30. E. Holtrop?v. Gelder, 31. C. C. van Schoonhoven f32. J. A. Holtrop f, 33. A. C.'Kreeft, 34. A. Roosingh (controleur) f, 35. L. Chrispijn Jr., 36. Charlotte Courdès f, 37, A. Brandten (kleedster) f, 38. J. de Jong, 39. A. Cramer f> 40. Jan Wensma -f.'41- Oscar, Tourniaire, 42 J. Raab, 43. Louis van Westerhoven f, 44. C. J. Morin (inspecient) f, 45-R. v. d. Hilst Sr., 46. Th. Schulze (souffleur) f, 47. J. v. d. Hits*(decorateur) f, 48. Jan C. de Vos, 49. Anna Klaassen, 50. H. K. Teune, 51. Gusta de Vos?Poolman, 52. Gusta Chrispijn?Mulder, 53. Ko van Dijk, 54. Jo Courdès, 55. Christine Courdès -f

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl