De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 4 september pagina 12

4 september 1926 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

KRONIEK VAN DEN DANS DOOR J. W. F. WERUMEUS BUNING DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2570 DARJA COLLIN XXXl. Nedenandsche danskuAsI DE Nederlandsche danskunst van eigen bodem is de Asschepoes onder onze kunsten, de jongste zuster, die zelfs maar zeer zelden een avond de kans krijgt haar schoentje te verliezen, gesteld dat men haar als prinses zou believen te ontvangen. En inderdaad, naast haar oudere zusters is zij niet alleen de jongste, maar ook de armste aan gaven. Wat haar voor ons met den toovsrstaf aanraakt, is haar jeugd en talent; tenslotte is zij dan toch de eenige waarvan wij mettertijd Nederlandsche dansen kunnen verwachten, een dans uit eigen kring die niet eerst duizend kilometer behoeft te reizen als er eens feest zal zijn, die ons eigener is, omdat ze onder ons groeide en die ons teeken is dat de dans in Nederland inderdaad leeft. Want wat kan het lot van den dans zijn in een land zonder danskunst? Het valt niet te ontkennen, om maar met het kapittel bezwaren te beginnen, dat de Nederlandsche danseressen soms de jeugdgebreken van het ta lent kunnen venoonen, dat -vooral de zwakkere ijselijk artistieke" een vage manier van doen kunnen hebben, dat het werk niet altijd met hart en ziel is opgevat, nog al eens een neiging vertoont om met groote allures op te treden en wel eens liever een half of geheel mislukte grootsche" poging laat zien dan een kleiner, .minder hoog vliegend en beheerschter dans. Wij verkeeren ook hier in een tijd van overgang. De eerste jaren der herleving met Lili Green, Jacoba van der Pas, Adèle Sydow e.a. vallen buiten de ge zichtskring van zelf beleefde dingen; de volgende generatie die ten deele onder Qertrud Leistikow's hoede werd opgevoed, ten deele onder de moderne Duitsche invloeden haar idealen won, heeft zich in den laatsten tijd eenige malen doen zien en zij groeit in -aantal, aanleg en werkkracht. Er zal voorloopig nog werk te over zijn om dat alles te verbreeden en tech nisch te versterken, maar de laatste opvoeringen heb ben reeds herhaaldelijk merkwaardige versterking ?doen zien, men arbeidt hier en daar ernstiger, en met ?resultaat. De groepsdansen vanOertrud Leistikow's leerlingen -verkeeren nog in een eerste stadium, ze zijn slechts -enkele jaren aan het ontstaan en nog niet zeer vast van bedoeling, maar ze omvatten verschillende genres, ?waaruit de groei zich kan voortzetten: eenvoudige figuur-en reidansen,groepen met koor en voordanseres, die op louter tegenstelling en herhaling zijn gebouwd, en saamgestelder pogingen tot symbolisch dansdrama, alsmede een aantal twee- en driedansen. Het eerste, simpelste genre slaagt het volledigst: twee reien danseressen geven vroolijke groote figuren, of een spel in lichten trant. In het tweede genre herinnert men zich een zuiveren opzet van vier danseressen, die de 'voordanseres herhalen en aanvullen met construc.ieve bewegingen; uit de dtios als c!ie van Johanna Boogers en Meina Stratingh bleven fijnheden van standen en bewegingen bij, ietwat vaag van bedoeling en zwak van stuwkracht. De meer pretendeerende kleine dansdrama's onder leiding van Gertrud Leistikow als Nacht, Da'mmerung, Tag" en Das Leben" zijn doorwerkter en saamgestelder, ook zipkomen nog niet altijd boven hun symbolische bedoelingen uit, zijn soms meer ge danste handeling dan dans. Nacht, Dammerung, Tag" begint in stilte en als slapende. Een middelste figuur geeft met gelijkmatige bewegingen een tijd aan, het andere komt tegenover die regelmaat beter tot ontwikkeling. De beweging wordt sneller en vrijer, in het gebrom van den gong klinkt de koele slag van een klok en er komt iets van ontwakend grooter be wegen in de figuren, een dans waarin stemmingen van nacht en daguren zijn belichaamd en die soms wat verward aandoet. In Das Leben" staat de eerste danseres tegen den achtergrond als een iets hooger opgestelde roode figuur, waarom het koor knielt. Deze gestalte blijft verheven en onbewegelijk, terwijl de anderen korter of langer oprijzen en enkele eigen motieven aangeven, pogingen tot bevrijding, uitdrukking, verandering, al naar den aard, wat steeds weer eindigt met de gebogen houding van eerbied en een terugkeer op de eigen plaats. Later volgen uitbreidingen daarvan: tegenstellingen tusschen beheerschte en wildere gestalten, groteske, snelle, loome en strenge bewegingen; tenslotte voert de eerste danseres de rei aan en leidt ze rond en als allen elkaar in een kring gevonden hebben, eindigt de dans met een snellen knieval voor de thans in het midden leven de gestalte, die de aandacht tot in de hoogte opvoert. Men ziet hier een vast schema, dat meerdere gelukkige fragmenten brengt, al is het wat lang uitgevallen. Bijna a! deze danseresjes hebben een of andere goede eigenschap, eenige humor, snelheid, sierlijkheid of zin voorschoenen stand; wat men het meeste mist is dans drift, stuwkracht, die dit alles ten volle levend maakt en opvoert tot eigenlijk dansen. Het meeste talent in deze groep schijnt te blijven bij Johanna Boogers. Zij bezit een zeer fijn en eigen gevoel voor parodie en geestigheid, een aanleg die zich nog ontplooit en die vooreerst sterker schijnt te neigen naar innigheid en elegische geslotenheid dan naar het grootere en heroïsr.her bewegen dat zij soms wil geven. Haar sierlijkheid is veel eigener dan haar breeder pogen. Florrie Rodrigo was voor jaren een luchtig en snel danseresje, een dansende kwajongen en keerde, na een Duitsche afwezigheid terug met dansen van geheel ander karakter, een uitgesproken streven naar groote lijn en tragische spanning, dat wel eens verstard en overspannen kon worden van louter wil om groot te zijn. Zij danste bij haar eerste optreden het meest naar ons hart als het in eenvoudigen trant ging: een Promenade", gi'He en vroolijke dansen als Dorpsnar" en Dorpsjongen". Dat was dan vol zwier en vaart, oprechter dan menige zwaar-tragische be wegingscombinatie van kortstondigen duur. Al was haar laatste optreden in den Stadsschouw burg, enkele maanden geleden, nog altijd wat zwaar op de hand, het bracht ook dansen waarin haar ernsti ger streven zich rechtvaardigde. Een snelle en allerbekoorlijkst lichte aanvang van Strawinsky's wals uit de Histoire du Soldat", een begin van Bach's Gavotte" gaven een vreugde van dansen die ons des te liever was naast ander, krampachtiger, nog niet uit zijn bedoelingen vrijgevochten werk; daarnaast waren het echter vooral dramatische dansen met slag werkbegeleiding die op sterken vooruitgang wezen. Een Doodendans", waarin afwisselend een langzame trommelslag, snellere roffels en een bekken de witte gestalte onweerstaanbaar roepen, is de diepste her innering aan dien middag geworden. Het dwingende en starre van dien roep maakt tot fascineerende be weging wat elders vaak te opzettelijk aandoet en het wordt een zoo onherroepelijk en ernstig in den docd gaan, in de stuwkracht dier sterke en primitieve be geleiding, dat men van een opmerkelijk goeden dans moet spreken. Een andere in dit genre, Marsch", is veel feller en stampender, hier ziet men naast ge slaagde fragmenten ook menig oogenblik dat de danse res haar tempo nog niet kan volhouden en opvoeren, gelijk zij ook b.v. in Strawinsky's Wals" de muziek niet kon blijven beheerschen. Darja Collin, die indertijd onder Gertrud Leistikow's leiding werkte en daarna in Duitschland o.a. de scholing van Mary Wigman doormaakte zij is dit seizoen verbonden als solodanseres te Munster trad in het begin der maand te Scheveningen op. Wat men vroeger van haar zag had het karakteristiek Nederlandsche gebrek van te weinig stuwkracht en persoonlijkheid, te vele Leistikow-invloeden en brok kelige dansvormen en eigenlijk deed alleen een Pizzi cato-Polka iets eigens ontdekken, een speelsche gees tigheid en danslust. Zij is sterk veranderd en toch in haar beste dansen zichzelf gebleven: men zag nu een dans die gang en strooming had, een scholing die het geheele lichaam in den dans betrok en veel meer eenheid en schakeering in de beweging bracht. Dansen als Kraniche", Tanzlied", Allegro Scherzando" en de Finale" bezitten een vaart en vreugde die binnen onze grenzen zeldzaam zijn; Tanzlied" bovendien fijnheid, andere dansen groote beweging, kortom, men wacht van haar en Florrie Rodrigo volgende avonden af met alle belangstelling en aandacht voor wat er wordt bereikt en voor wat zich ontwikkelt. *J Ook Darja Collin heeft duidelijke Wigman-in vloeden, maar in vele dansen zijn er fragmenten en experimenten van belang, ook waar een spanning nog niet wordt volgehouden als in een Gongdans", een hartstochtelijke Tijuca". Het schijnt dat bij alle drie deze genoemde danse ressen de grondslag ligt in een natuurlijke danslust die lyrische volksdansachtigc dansen kan geven, en men kan zich riet vrij maken van de gedachte dat ten minste Johanna Boogers en Florne Rodrigo daarin soms iets minderwaardigs willen zien, alsof een ver heugd en hartelijk dansen niet de grondslag zou kunnen zijn voor den hoogsten groei. Men denke slechts aan den Spaanschen volksdans en Argentina's veredeling daarvan. De moderne Duitsche invloeden leveren ongetwijfeld hoog noodige sterkere scholing, het is echter de vraag of men, na ?e doorgemaakt te hebben, niet alles moet doen om weer tot persoonlijken vorm terug te keeren. Zij kunnen Johanna Boogers ongetwijfeld meerdere stuwkracht leeren ontwikkelen; Florrie Rodrigo, die zelfstandig werkt, zal van hun invloed een zekere overspanning te boven moeten komen; Darja Collin dankt hun veel en bezit, naast de verrukkelijke danslust die men thans van haar zag, vooral een groot gevaar: een zekere slordigheid of onverschilligheid, die maakt dat zij wel eens, zou men kunnen zeggen, over een beweging heendanst, of be wegingen die haar goed liggen veel herhaalt, om de zwier er maar in te houden. Het ambacht van al deze danskunst kan aan alle zijden versterking en verdieping gebruiken: voor loopig staan wij hier echter voor een groei, die hopelijk een nieuw hoofdstuk zal openen. Men zou daarin tevens iets meer willen kunnen vermelden van A. van der Vies, den danser van den duivel uit de Histoire du Soldat" en van Adriaan Hooykaas, den Puck uit Midzomernachtsdroom, den Nar uit het Groningsch lustrumspel GELOUTERD Mei de zon aan den pralenden koepel en den a/ledagsarbeid hervat, gaat het leven weer lenig en soepel door de straten der stralende stad. Want er goudelf iets bros in de hoornen, waf bruin en waf brekelijk brons: en de laatste gelukkigen komen terug uit de verre pensions. En de stad, met den hemel ontsloten, is bedrijvig en dringend en druk ; en de mensch, met den zomer genoten, streeft gelouterd f en strijd om 't geluk. Mef de zon in hef blauw aan het stralen en de zomervacanfies voorbij, ligt ze eindelijk vrij van vandalen: de paarse, de purperen hei.' Mef hef goud in hef blauw van de luchten en hef leven in 'f oude gareel, is de stad weer vervuld van genuchten voor f verfrischi intellect en moreel. Wan/ hef voefbalseizoen is begonnen, en hef Kamerdebat is in f zicht; met de mode voor 't najaar gewonnen, is de loop van hef leven gericht. In de stad, met den glans op haar fransen, kan de mensch, met den zomer gesmaakt, in gesloten lokalen weer dansen, met geen enkel verzefje verzaakt. Met de zon aan den hemel gevaren, en haar zomervermaken tot vree, ligt ze eindelijk vrij van barbaren : de zilte, de zalige zee ! KUMCKA NOSALIS Vraagt steeds VAN OUDS HET BESTE MERK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl