Historisch Archief 1877-1940
No. 2570
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17
U I T H E T KLADSCHRIFT VANJANTJE
GESCHIEDENIS DES VADERLANDS
VEERTIENDE ZANG, I
MARIA, KONINGIN-WEDUWE VAN HONGARIJE, ZUSTER VAN KARFL V,
LANDVOOGDES OF GOUVERNANTE (1530 155:)) FERDINAND, KAREL'S
BROEDER, REGENT VAN OOSTENRIJK KAREL, HERTOG VAN GELDER
MAARTEN VAN ROSSUM DE ZWARTE BENDE GROOTE PIER
CHRISTIAAN VAN DENEMARKEN, GEHUWD MET KAR%L'S ZUSTER ISABELLA
ZIJN WOELIG VERBLIJF HIER TE LANDE ZlJNE VERHOUDING TOT
SlGBRITTE OF SlJBRECHT WlLLEMSE EN HARE DOCHTER DuVEKE OF
DUIFJE VAN AMSTERDAM, TE BERGEN
Moorden is ons heetst verlangen,
Menschenhloed is onze wijn;
Morgen worden w' opgehangen,
Laat ons heden vroolijk zijn.
Schiller.
Na Margaretha van Savoye, 's keizers tante,
Werd Vrouw Maria, Karel's zuster, Gouvernante;
Regent van Oostenrijk werd broeder Ferdinand
Zoo bleef het stuur omstrikt door den familieband (!)
Het rijk was niet in rust. Het smeuld'er staag en broeide;
Ik noem vooreerst den man, die Karel 't meest vermoeide,
Karel, van Gelder. Daar, in 't Noorden en in 't Sticht,
Vindt hij den hertng immer tegen zich gericht.
Diens groote generaal, beroemd berucht geworden,
Maarten van Rossum, 't hoofd van wilde, woeste horden,
Is langen tijd de plaag geweest van Nederland;
Hij bracht zijn daagjes door met plunder, moord en brand.
Zelfs is hij eens tot 's Gravenhage doorgedrongen,
En heeft die stad een zware schatting afgedwongen.
Hij was goedkoop genoeg. Hij vroeg zijn chef geen cent,
Maar roofde waar hij kon; zijn buit was 't tractement.
Welk een bezuiniging ! Die Maarten was een type,
De krijg betaal' zichzelf," zoo luidde zijn principe.
O, staatsman, pas dit toe in dezen duren tijd,
Dan zijn we zóó ons hooge oorlogsbudget kwijt.
Hij was van goeden stand, waartoe heeft bijgedragen,
Dat koning Frans hem (hm !) tot ridder heeft geslagen.
In Bommel staat zijn huis. Daar lag zijn bakermat.
't Is nu 't Kantongerecht, een sieraad van de stad.
Het is een monument van kunst, want, is 't geen wonder?
Vriend Maarten was artiest, bouwkundig' in 't bijzonder;
De Cannenburgh bij Vaassen, t'Arnhem 't Duvelshuus,
Ja zelfs het. oude slot op 't Loo 'k vraag wel excuus
Zijn alle Maarten's werk. Je ktmt er dit uit leeren:
Artiesten zijn en blijven wonderlijke heeren.
Van nog zoo'n rauwen k!ant had Karel geen plezier:
Den Grèaten Pier van Kimswerd, of den Groeien Pier.
Een Saksisch legertje, genaamd De Zwarte Bende,
(Zij rustten zich in 't zwart) die geen genade kende,
Had eens zijn goederen al plunderend vernield;
Sindsdien had Groote Pier, met haat en wrok bezield,
Zich in den dienst gesteld van 's keizers tegenstander,
Van Gelder. Hij verstond zijn baantje als geen ander.
Hij had het boerenland verwisseld voor de ree,
En zeilde roovend rond de schrik der Zuiderzee.
Vooral op Hollanders was Pieter fel gebeten:
Wie in zijn handen viel, werd over boord gesmeten.
Het wapen dat hij voerd' en zelf geteekend had, »
Droeg dreigend duidlijk zijn emblemen, galg en rad.
Hij was een man van ongewone kracht en grootte;
Daar vin' je 'n staaltje van in deze anecdote:
Zijn huis stond ergens in een afgelegen hoek;
Een troep soldatenvolk was naar hem op den zoek;
Zij vonden op het land een boer, die daar zijn akker
Aan 't ploegen was. Hei !" riep de voorman, zeg eens, makker,
Wij zoeken Groote Pier; weet jij 't waar woont die vent?"
Welzeker," zei de boer, das algemeen bekend;
Daar staat zijn huis," en, om het duidlijk aan te geven,
Doet hij met n tiand het zware ploegtuig zweven,
En richt het naar een huis: Kijk, daar woont Groote Pier."
En hij?" vraagt de soldaat. Hij," zegt de boer, staat hier."
M?t zwaait hij boven 't hoofd het ijzer in het ronde,
Geeft het een forschen ruk 't is 't werk van 'n seconde
En, voor 't geval de vrager 't antwoord niet gelooft,
Ligt de verbaasde krijgsman op den grond, onthoofd.
Een derde lastpost, een doorluchtiger belager,
Was koning Christiaan, des keizers eigen zwager,
Doordat hij met zijn zuster Liesbet was getrouwd,
Of Isabella," als je meer van vreemde namen houdt.
Den bruidschat, hem beloofd, kon Karel niet betalen,
En Chris dacht: Brengt ie 't niet, dan ga 'k'ikzelf maar halen,
Ook dunkt me: bruidschat-brandschat, nou, dat scheelt niet veel;
'k Negeer zoo'n kleinigheid dan krijg ik zoo mijn deel,"
En legde fluks beslag op Karel's handelsschepen,
Ja erger heeft hij zich nog tegen ons vergrepen;
Een opstand had hem uit zijn koninkrijk verjaagd; .
Hij vlucht naar Amsterdam, waar hij gastvrijheid vraagt,
En opgenomen wordt in het Karthuizer klooster.
Nu klampt hij Karel aan als helper en vertrooster,
Maar Karel had geen tijd", en hulp en troost bleef uit.
Toen zocht hij maar soelaas in plunder, root en buit,
En heeft hij, stil gesteund door eenige getrouwen,
Precies als Pier en Maarten, danig huis gehouwen.
En, schojn zijn poging tot verheffing schipbreuk leed
Hij stierf in diep verval zijn bruidschat had hij beet.
Ten slotte kwam er rust in d'afgebrande dorpen,
Wat zich verzet had, werd aan Karel onderworpen;
De Friezen nummer een, niet lang daarna het Sticht,
En eindlijk is ook Gelre voor zijn macht gezwicht.
Van Rossum was sinds kort in 's keizers dienst gekomen,
Hij had als handig diplomaat zijn draai genomen.
Zoo moet je 't ook maar doen; wanneer je vijand wint,
Dan vecht je met hem mee hij wordt je beste vrind.
CHARIVARIUS