Historisch Archief 1877-1940
DE' GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2570
K
t
UIT HET PANOPTICUM
DER CRIMINOLOGIE
DOOR MR. H. G. KOSTER
Wainewrighf
HET Amsterdamsch Panopticum is sinds eenige
jaren verdwenen en Madame Tussaud's ver
zameling te Londen kort geleden door brand ver
woest. Beide hadden een gruwelkamer (Chamber of
Horrors), waar de conterfeitselen van beruchte
misdadigers waren tentoongesteld. De groote scha
vuiten der eeuwen stonden daar in was met vagen,
raadselachtigen glimlach.
Wien zich bezig houdt met de studie van de ge
schiedenis der criminaliteit, schijnt soms heel het
verleden n groote gruwelkamer toe. Wanneer dan
die onderzoeker den blik des geestes doet rusten op
misdadigers van vroeger tijd, wil het hem voorkomen
of toenmaals de boosdoeners een grooter stijl en een
grooter gebaar hadden dan in onze dagen: de mis
dadigers van onze burgerlijke tijden zijn burgerlijker,
platter, stijlloozer dan hun geestelijke voorouders.
Wanneer men bijvoorbeeld de confessiën leest van
een Balthasar Gerard, den moordenaar van Prins
Willem I of van Ravaillac, die Hendrik IV doodde,
of van Robert Frangois Damiens, die een aanslag
pleegde op Lodewijk XV en men vergelijkt deze
mannen met de lafhartige beulen, die op 16 Juni 1918
te Jekaterinenburg de Czarenfamilie hebben geslacht,
dan zal men begrijpen wat wij bedoelen, namelijk
dat op het terrein van de misdadigheid het
grootheroische meer en meer verdrongen is door het
kleingeniepige, het aristocratisch-satanische door het
plebejisch-gemeene. Het is dan ook niet te ver
wonderen, dat de romantici, wier blik immers steeds
naar het verleden gericht was, getracht hebben zulke
ouderwetsche" misdadigers in hun werken ten
tooneele te voeren. Maar het is onecht en wij gevoelen,
dat Jean Valjean van Victor Hugo of Karl en Franz
Moor van Schiller (die Rauber) eigenlijk maar schijn
gestalten Ai. Toch duiken ook in moderner tijden
misdaadfiguren op, die wij indien wij hen in boeken
aantroffen voor melodramatische verzinsels
zouden houden. Tot dezulke .behoort een Engelschman,
wiens naam een kleine honderd jaar geleden in Europa
op ieders lippen was: Thomas Griffiths Wainewright,
die het moorden als een kunstvorm beschouwde. Hij
beweerde, dat iedere moord een artistieke gedachte
reflecteerde. De meesterwerken der moordkunst
waren zijns inziens geleverd door de Caesars der
Romeinsche decadentie en door de groote gifmengers
der Italiaansche Renaissance, die door middel van
vergiftigde bladzijden, vergiftigde bloemen, vergiftigd
lippenrouge, ja door vergiftigde hosties tegenstanders
op geruischlooze, aesthetische wijze wisten te ver
wijderen. De moord door het vlijmende, snelle stiletto
kon óók nog genade vinden in zijn oogen: Louvel, de
Bonapartistische dweeper, die op 13 Februari 1820
bij den ingang der Parijsche Opera den Franschen
troonopvolger, den hertog van Berry doorstak,
kreeg van Wainewright een pluimpje. Het grove
pistoolschot en het zinneloos-mechanisch dooden
zooals dit in den oorlog geschiedt, veroordeelde hij
ten scherpste als mauvais-gout. Met afschuw her
dacht hij dan ook den tijd, toen hij zijn vaderland
onder Wellington te velde had gediend. Deze be
weringen waren hem geen cynische scherts, neen
heilige of liever demonische ernst. Wainewright was
een bekwaam journalist en scherpzinnig criticus; ook
teekende en etste hij zeer verdienstelijk. Maar de
beoefening dezer kunsten achtte hij toch onder
geschikt aan de vergiftigingskunst. Hij draalde dan
ook niet daarin'proeven van bekwaamheid af te leggen.
In 1829 vergiftigde hij op kunstige wijze zijn oom,
N. V. KUNSTZALEN
DE SIRKEL"
Laan van Meerdervoort 53 D
DEN HAAG TEL. 36518
WERKEN VAN MODERNE MEESTERS
Kunstboeken, Sieraden,
Glaswerk Leerdam Unica
Aardewerk
g»Reproducties naar oude meesters
weldoener en opvoeder Mr. George Griffiths, ten
einde aldus in het bezit te komen van de buitenplaats
Linden House. In Augustus 1830 vergiftigde onze
artist zijn schoonmoeder Mrs. Abercrombie en nog
in hetzelfde jaar zijn negentienjarig schoonzusje
Miss Helen Abercrombie. Hoe hij deze personen
vergiftigde, willen wij hier liever niet mededeelen.
Als merkwaardigheid doen wij alleen opmerken, dat
hij voor den moord op Mrs. Abercrombie geen enkel
motief had; hij leefde (in alles scheen hij een uit
zondering op den regel) in de beste harmonie njet zijn
schoonmoeder. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij haar
als proefkonijntje gebruikt om zich voor te bereiden
voor den moord op Helen. Wainewright had het leven
van dit meisje verzekerd bij The Pelican Company te
Londen voor pd.st. 12000 en hij hoopte op die manier
uit geldelijke moeilijkheden te geraken, waarin allerlei
liefhebberijen, voornamelijk het verzamelen van
antiquiteiten, hem gebracht hadden. Door het
gerechtelijk onderzoek kwam de vergiftiging onbe»
twistbaar vast te staan, maar Wainewright's schuld
kon niet bewezen worden. Toch weigerde de levens
verzekeringmaatschappij uit te betalen en wel op den
juridischen grond, dat Wainewright bij den dood van
Miss Helen niet had, wat men met een technischen
assurantieterm noemt interest, d.w.z. geen geldelijke
schade. Er werd geprocedeerd en het Court of
Chancery gaf de maatschappij gelijk in strijd met de 'gel
dende jurisprudentie. Wainewright was woedend: al
zijn hooge premies waren weggeworpen geld! Hij
besloot tot een even oorspronkelijke als schrikkelijke
wraak. Hij ging naar Boulogne. Hier haalde hij een
ouden Franschman, die n dochter had, over om
bij The Pelican Company een levensverzekering van
pd.st. 30000 te sluiten ten behoeve van die dochter. Niet
zoodra was de polis geteekend of hij vergiftigde den
ouden Franschman door tijdens een vriendschappelijk
gesprek strychnine in zijn koffie te mengen. ,,Nu is
er in ieder geval interest", zei Wainewright. En inder
daad hij had de voldoening, dat The Pelican Company,
die hem zijn pd.st. 12000 niet gegund had, nu twéen
een half maal zooveel moest betalen aan de dochter
van het slachtoffer. Zelf had hij van deze misdaad
geen enkel tastbaar voordeel.
Weldra weder in geldverlegenheid geraakt, pleegde
hij enkele wisselvervalschingen. Hierop week hij
voor goed uit naar Frankrijk, waar hij zich eenige
jaren lang schuil hield. De internationale speurdienst
was natuurlijk nog niet zoo goed ingericht als thans.
Toen wilde het noodlot, dat Wainewright verliefd
werd op een zeer leelijke vrouw. Deze vrouw vluchtte
voor hem naar Engeland, want ook te Parijs waren ver
schillende personen in zijn naaste omgeving een
snellen, onverklaarbaren dood gestorven en men
fluisterde.... De vrouw meende, dat hij het niet
zou wagen Engelschen bodem te betreden, maar
Wainewright's liefde was sterker dan zijn vrees voor
den strop. Hij ging naar Londen. Aanvankelijk sloot
hij zich des daags op in de kamer van zijn hotel in
Covent Garden Market en ging alleen des avonds naar
zijn minnares. Doch op zekeren dag, den 13 Juni 1838,
vormde zich een opstootje voor het hotel: er werd
een dronken man opgebracht". Wainewright, die
zeer nieuwsgierig van aard was, opende het venster
en stak het hoofd naar buiten. Op straat stond echter
een beambte van het befaamde Police Court in
Bowstreet, dat zich trouwens in de onmiddellijke
nabijheid van Covent Garden bevindt. Die man
kende Wainewright en riep luidkeels: ,,dat is Waine
wright, de moordenaar!" En hij wees naar het
geopende venster. Plotseling verloor de dronkaard de
publieke belangstelling en ieder keek naar boven.
Het Londensche gepeupel schoolde samen voor het
hotel: aan ontvluchten viel niet te denken. Waine
wright werd gegrepen en naar de gevangenis Old
Bailey gevoerd. Deze arrestatie bevestigde Waine
wright in zijn bijgeloovige vrees voor het getal 13.
Hij was trouwens ook op een 13den dag van de maand
geboren en beschouwde ook zijn eigen geboorte als
etn groot ongeluk: wellicht niet geheel ten onrechte !
Bijbelsch-rechtzinnig opgevoed Engelschman als hij
was, haalde hij gaarne aan het derde vers van het
derde hoofdstuk uit het boek Job: De dag verga,
waarin ik geboren ben en de nacht, waarin men
zeide: een knechtje is ontvangen.
In de gevangenis had hij een eigenaardige ont
moeting. Hij zag daar een vriendelijken heer bij de
verschillende gevangenen rondgaan en gesprekken
voeren. Hij herkende dien heer, want hij had hem
in beter dagen eens op een letterkundige bijeen
komst ontmoet. Tragisch wederzien voorwaar ! Bij
hun vorige ontmoeting was deze bezoeker een onbe
duidend stenos;raafje uit het Lagerhuis en hij,
Wainewright een gezien criticus. Thans was Waine
wright een in den kerker geworpen booswicht en de
bezoeker een schrijver, wiens glorende roem weldra
zou schitteren over de geheele wereld: het was Charles
Dickens, die een tocht maakte door de Londensche
gevangenissen om gegevens te verzamelen voor zijn
romans. Dickens had een langdurig onderhoud met
Wainewright, waarin deze den grooten romanschrijver
verklaarde hoe hij over zijn euveldaden dacht: de
dood van zijn schoonzuster achtte hij aesthetisch
volkomen gerechtvaardigd, omdat.... het meisje
zufke leelijke, dikke enkels had; wat den ouden
Franschman betrof, die zag er zóó apopiectisch uit,
dat hij het toch niet veel langer zou hebben gemaakt;
met betrekking tot de dochter van den Franschman,
zei hij met zekere zelfvoldoening: ,,je l'ai dotée".
Makelaar J. D. R.Nienaber
GRATIS* TOEZ. maand: WONINGGIDS.
Dickens behield van dit gesprek een
onuitwischbaren indruk. Tegen ieders j verwachting in kwam
Wainewright niet op het schavot. Gelijk vaker
geschiedt, doet het verstrijken van een lang tijdsver
loop tusschen de misdaad en de ontdekking van den
schuldige, de straf clement uitvallen. De
Amsterdamsche strafzaak-Muylwijk leverde daarvan nog
onlangs een treffend voorbeeld.
Wainewright werd veroordeeld tot levenslange
deportatie naar van Diemensland in Australië. Aldaar
heeft hij nog tweemaal getracht mede-gedeporteerden
te vergiftigen. In 1852 stierf hij plotseling. Als
officiëele doodsoorzaak werd een beroerte genoemd. Het
is echter niet onmogelijk, dat lotgenooten uit vrees
voor zijn gevaarlijke practijken een zijner geheime
vergiftigingsmethoden op hem zelf hebben toegepast.
Wainewright had overigens de laatste jaren zijner
ballingschap in strenge afzondering geleefd. Zijn
eenig gezelschap was een witte poes, die hij met de
teederste zorgen omringde. Berouw heeft hij nimmer
getoond.
Van Wainewright is een geheimzinnige littéraire
invloed uitgegaan, hoewel hij zelf toch maar een.
middelmatig auteur was. Zijn misdadig leven is zijn
voornaamste kunstschepping geweest en heeft grootere
talenten geinspireerd. William Hazlitt schreef zijn.
biografie. Charles Lamb prijst hem zeer en noodigde
hem nog aan zijn tafel, toen reeds de verdenking van,
verschillende moorden op hem rustte. Oscar Wüde
heeft hem een essay gewijd onder den geestigen titel
Pen, Pencü, Poison. Thomas de Quincey kwam door
Wainewright's leven op de gedachte te schrijven zijn
On Murder considered as one o! the Fine Arts. Dickens
kon hem niet vergeten en maakte hem tot den held
van Huntcd Down en Varney in Sir Bulwer Lytton"
roman Lucretia is niemand anders dan onze vergif
tigingsvirtuoos.
SPREEKZAAL
't Is jammer, dat de heer Sissingh zich gedrongen
voelt in de Spreekzaal van 28 Aug, op te komen tegen
mijn uitlating omtrent de Heidemaatschappij in het
nummer van 21 Aug. Meeningsverschillen omtrent
dergelijke zaken zijn niet uit te vechten in halve
kolommetjes en je komt er dan licht toe om dikke
woorden te gebruiken, die je later betreurt. Ik ben nu
al dertig jaar bezig met de verheerlijking van onze
rijke Flora en Fauna en van ons onvergelijkelijk
Hollandsen landschap, doch blijkbaar nog zonder
voldoende resultaat.
Het streven naar het behoud van natuurschoon. is
geen grol van hyper-sensitieven, maar de uiting van
een levensbehoefte, die over de heele wereld tot
duidelijk besef geraakt, te duidelijker, naar mate at
meer en meer plant- en diersoorten plaatselijk of
universeel met uitroeiing worden bedreigd. Ook bij
den heer Sissingh bestaat dat besef en daar verheug
ik mij over, want nu blijkt dat we toch niet zoover van
elkaar staan als hij wel meent. Ik mijnerzijds stel ook
levendig belang in ontginning en bebossching, als goed
Hollander ook in inpolderingen en in het algemeen in
verhooging van de productiviteit van den bodem, die
zooals wij reeds menigmaal practisch hebben aan
getoond, zeer wel vereenigbaar is met het behoud van
natuurschoon. Door grondige studie en welwillend
overleg is in dit opzicht veel te bereiken, vooral
thans, nu door steuri der Overheid, de ontginning op
groote schaal wordt uitgevoerd. Voor de lichamen, die
hierbij de leiding hebben, is het dan ook een zaak
van eer en geweten, dat de vermeerdering van wel
vaart niet gepaard ga met verarming van de Schepping.
Ik stel er prijs op, om te verklaren dat ik op de
jongste excursie van de Heidemaatschappij deze
stemming aantrof bij Peelburgemeesters, zoowel als
bij hoofdambtenaren van het Staatsboschbeheer en
van de Heidemaatschappij zelve. Er behoeft dus van
antagonisme tusschen het streven naar ontginning en
het streven naar behoud van natuurschoon geert
sprake te zijn. Onze leus zij: grondige studie en tijdig.
overleg.
JAC. P. THIJSSE
VAN NELLE'STABAK
KWAÜITEIT
ALOM VERKRIJGBAAR