De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 4 september pagina 5

4 september 1926 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2570 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BOUWKUNST DOOR H. J. M. WALENKAMP CZ. SRROKKELINGEN N NEDERLAND Sfeden : Kerken en Godshuizen *) DE bovenstaande is de bescheiden titel van een der mooiste, den laatsten tijd in ons land ver schijnende populaire uitgaven op kunsthistorisch gebied. Maar zelden zagen we zoo uitmuntend ge slaagde opnamen, zoo uitstekend bewerkte en met zooveel zorg afgedrukte cliché's als in dit uitgebreide plaatwerk, waarin de schoonste en aantreklijkste bouwwerken, welke in Holland na de in de vorige eeuw allerwege plaats gehad hebbende sloopingeh en verwoestingen nog overbleven, in groote verscheiden heid afgebeeld zijn. Van dit omvangrijke werk verschenen reeds ver schillende serieën; en telkens weer is het een nieuw genot, er eene te ontvangen en te bestudeeren. Direct na de ontvangst van een nieuw exemplaar zet men zich tot de aandachtige aanschouwing dier zoo onder scheiden bouwwerken; en deze beschouwing stemt verheugend, daar zij ons de zekerheid geeft, dat er in Holland na de bekende vorige-eeuwsche sloopings- en verdelgingswoede nog zoovee! kunstwerken van beteekenis staande gebleven zijn. Ondanks alle vroegere schennis, is ons land op dit gebied nog rijk te noemen. Laten we even een vluchtige schets geven van den algemeenen opzet dezer belangrijke uitgave; waaruit blijken zal, dat we hier werklijk met een standaard werk te doen hebben. Het geheele werk is ingedeeld in Serieën, waarvan een aantal gezaamlijk een Reeks" vormen. Elke reeks afzonderlijk vormt een afgerond geheel. Zoo behandelt Reeks A. De Stadspoorten en Muurtorens in Nederland" in 201 af beeldingen, en vervolgens de Wereldlijke Openbare Gebouwen", tezamen met 822 afbeeldingen, waaronder verschillende van groot formaat. Hierna volgen de Particuliere Huizen en Stads gezichten" (reeks B.) en Kerken, Torens en Godshui zen" (reeks C.). Hiermede is de afbeelding der Hollandsche steden en hun kunstwerken afgeloopen; doch de uitgave wordt ook daarna nog voortgezet, en wel met de weergave en korte beschrijving onzer Dorpen, Land schappen, Rivier- en Stadsgezichten, Landhuizen, Tuinen, Parken, enz. Ge ziet, men duizelt ervan! En op deze wijze dan zullen de onderscheidenste en belangrijkste bouwwerken van Nederland onder ieders oog zijn gebracht zoodra het geheete werk compleet is. Het geheel wordt een nagenoeg volledige inventaris van het beste dat ons land aan Bouwkunst bezit. Het laatst verschenen deel behandelt de Kerken en Godshuizen" van Leiden,' Delft, Rotterdam, Schiedam, Maassluis, Brielle, Gouda, Oudewater, Vianen, Schoonhoven, Asperen, Leerdam, Gorinchem, Dordrecht en 's Gravenhage, met korten begeleidenden tekst van Mr. A. Loosjes. De fotografische opnamea dezer laatste uitgaaf zijn wederom onberispelijk. Vele ervan zijn niet beter denkbaar. Meestal toch blijven fotografieën naar Stadsge zichten en bouwwerken slechts min-of-meer mooie prentjes. Hier echter is dat anders. Een zeker leven,. een sfeer" gaat er van de beste dezer opnamen uit. En bovenal zijn zij bijzonder scherp en duidelijk; wat hun vooral voor bouwkundigen en kunsthistorici groote waarde verleent. Fotografische opnamen alsdeze staan geheel op de hoogte van hun onderwerp; daar zij de werklijkheid op even juiste als eenvoudige en onopgesmukte wijze weergeven. Geen quasischilderijen, etsen, pastels of teekeningen zijn het, waarvoor zoovele geretoucheerde z.g. Kunst-foto's" moeten doorgaan. We mochten er reeds meermalen op wijzen, hoe vooral bij fotografische opnamen van bouwwerken en stadsgezichten nog zoo ontzettend veel wansmaak heergcht. Want, of ze zijn droog en dor, zonder vol doende licht- en schaduwwerking, tot bijna tot het doodsche toe, of het zyn gelikte, opgepoetste prentjes met kleurtjes als van fondant en suikergoed. Zel den vindt men de rake weergave der juist geziene onverlakte, niet doodgenepen werklijkheid. Wat het formaat der cliché's betreft, gevoelen we ons verplicht een ernstige opmerking te maken, welke niet alleen voor deze, maar eveneens voor de meeste andere uitgaven met fotografische afbeeldingen geldt. Er is naamlijk veel te groot verschil in afmeting en proportie dier afbeeldingen, waardoor het onmooglijk is, een ook typografisch welverzorgd boekwerk saam te stellen. Sommige bladzijden zien er al heel verward en onsamenhangend uit. Men ziet ze er onmiddelijk op aan, dat de opmaker heeft moeten scharrelen en knoeien. Meer uniformiteit in de afmetingen der cliché's is een allereerste vef%ischte voor een boek, dat óók op zichzelf goed en schoon wil zijn. Verder, Nieuwenhuis ontwierp den omslag dezer Sprokkelingen" slap en conventioneel, van veel minder gehalte dan we het van dezen knappen sier kunstenaar gewend zijn. DICTATOREN-D A MMERUNG Teekenïng voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan > Bij zijn overbrenging barstte de gevangen ex-dictator Pangalos in tranen uit'1 PRIMO: ZONDER NOU NOG BIJGELOOVIG TE ZIJN MAAR DAT GEHUIL LOOPT ME TOCH KOUD OVER DEN RUG!" Ook de ordinaire lettertypen op dezen omslag hinderen ons geweldig. Gelukkig maar, dat het goud ontdekt werd ! Want ondanks deze slappe compositie doet de goud stempel der gebonden exemplaren het wel. Goud zet toch alles maar netjes in het zonnetje ! Maakt men in den geest aan de hand dezer fraaie opnamen (waarvan de auteur of auteurs wel mogen vermeld worden) een reis door ons land, dan door dringt ons daarbij een gevoel van welbehagen. En het eerste, dat bij de beschouwing dezer vele oude bouw werken treft, is niet hun schoonheid, maar hun aantreklijkheid, hun levendigheid) gezelligheid, of hoe men dit genoeglijk gevoel verder zou willen ken schetsen. Het zijn dan vóór alles de 16de en 17de eetiwsche bouwwerken, waar deze opgewekte sfeer van uitgaat. In dit opzicht zijn ze onvergelijklijk. In later tijden wordt deze zonnige sfeer geleidelijk al minder en minder; tot ze gedurende den loop der 19de eeuw het toppunt van dorheid, kou, onherbergzaamheid en ellende bereikt. (Dit laatste tijdperk wordt in deze uitgave dan ook terecht, en alsof dat zoo behoorde of als vanzelf sprak nagenoeg geheel voorbijgegaan.) Levendigheid, opgewektheid, echte huislijkheid vormen de voornaamste eigenschappen der Holland sche vroeg-Renaissancegebouwen en daarmede geven zij een helder, onweerspreeklijk beeld, een klare weer kaatsing der beste eigenschappen van ons ras ge durende dat onvolprezen tijdperk. En dit zijn tevens de eigenschappen, welke zij met de verruklijkste aspecten der ons omringende natuur in haar oneindige verscheidenheid gemeen hebben, mede ook de diepe oorzaak of ondergrond hunner onverbreeklijke een heid met deze landschappen. Onze oude steden, dorpen, gehuchten, boerderijen in hun ongeschonden heid zijn als saamgewassen met, ontsproten aan, door drongen van natuur. Niet hun schoonheid allereerst, doch hun natuurlijkheid, het wei-zijn" dat zij uitstralen, vormt hun hoogste bekoring. *) Uitgave van Scheltema en Holkema, Amsterdam. In zijn korten begeleidenden tekst van dit laatste deel over ,,Kerken en Godshuizen" herinnert Mr. Loosjes eraan, hoe Busken Huet in zijn Land van Rembrand" beweert, dat onze voorvaderen meer van hun dijken dan van hun kerken hielden, omdat hunne dijken een schepping waren van hun eigen brein, hun kerken slechts eene van buiten geleerde les". Dergelijke apodictische uitspraken zegt de inleider hebben op het eerste gezicht door hun oor spronkelijkheid iets aantrekkelijks. Maar bij nadere beschouwing blijkt uit beweringen als de hierboven aangehaalde wel heel sterk, dat de begaafde en altijd frissche schrijver niet steeds voldoende op de hoogte was van alle onderwerpen, waarover hij zich des ondanks met groote beslistheid uitliet". Zoo is 't! Jammer genoeg denken velen er tegen woordig nog evenzoo over als in zijn tijd Huet. Hoe ongerijmd zijn bewering echter was, spreekt ten duidlijkste uit een groot aantal opnamen uit dit werk. Onderscheidene onzer oude kerken toonen wel deeglijk eigen karakter, al hebben zij ook den grooten algemeenen trek van alle kerken uit het middeleeuwschtijdperk van het Westen gemeen. Ook deze waarheid als zoo menig andere, treedt door deze veelzijdige uitgaaf helder aan 't licht. Onlangs bespraken we in de Groene" Frans Vermeulen's Ontwikkelingsgeschiedenis der Nedertandsche Bouwkunst". Het thans besproken werk en dit laatste vullen elkaar op waarlijk voortreflijke wijze aan. Het eerste munt uit door zijn uitvoerige, doordringende studie onzer nationale bouwkunst van de oudste-bekende tijden af; het laatste door zijn overstelpend aantal uitmuntende fotografische op namen. Beide op hun gebied zijn de eerste volledige uitgaven der vroegere Nederlandsche bouwkunst. OOKTFBED.-JROESKE ZANOBLAD-SICAMN SoitO ets

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl