De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 11 september pagina 11

11 september 1926 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 2571 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 11 SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Bij Kleijkamp. Oud-Hollamlsche en- Vlaamsche meesters. Den Haag Een tentoonstelling van oude-meesters is in alle opzichten nuttig, zóó deze meesters goed of ten minste dragelijk zijn vertegenwoordigd. Ze zijn dat, zeker sommigen, bij Kleykamp, en daardoor heeft deze tentoonstelling haar nut en nuttigheid. Van welke geaardheid zijn echter deze nuttigheden, etc? Ten eerste brengt deze tentoonstelling verrassingen; ten tweede verscherpt zij de figuren der schilders, die wat onbestemd waren geworden; zij verlevendigt herinneringen en wekt nieuwe associaties; zij doet sommige dingen herzien, terwijl zij andere bevestigt. Daarenboven is het altijd aardig en aangenaam het werk uit een vroegere periode te vergelijken met wat de onze maakt; de verschillen te erkennen, en de werken te toetsen aan wat voor ons onze absolute voldoening is, aan wat ons het meeste behagen verwekt; ge ervaart tevens op zulke tentoonstelling, hoe blijvend sommige voorstellingen zijn gedurende langen tijd en hoe, bijna eender, stemmingen, land schapstemmingen worden uitgedrukt, toen, en thans. II. De tentoonstelling bij Kleykamp is van goed gehalte; zij is daarenboven met verstand gehangen; kostbare dingen zijn inderdaad als kostbaar voor gedragen. De meeste schilderijen zijn voorzien van een heusche-nette pedigree", terwijl de asserties omtrent de echtheid van de hand van dr. Hof stede de Groot talrijk zijn in den katalogus. Er is dus aan de wat wankel geworden gevoelens van zekerheid van het publiek tegemoet gekomen; /bewijzen van vroegere bezitters en wetenschappe lijk apparaat (dat soms tot apparence wordt!) geven de allure van den grooten kunsthandel" aan de zaak Het Witte Huys". Het landschap van Rembrandt met den grooten boom, de figu ren voorop, een bouwsel bij water, etc. is -het laatst ter tentoonstelling gekomen en moet dus, dat eischt de hoofschheid. als de verloren zoon, het best worden behandeld. Het is gecertificeerd door de bekende trits van kunsthistorische experts, Bode Hofstede?Valentiner; een trits, die van Berlijn over den Haag reikt tot New-York. Het is dus drie keer echt verklaard; echt tot over den Atlantischen Oceaan; ik weet niet of het met oog en chemie" gecontroleerd is of met oog alleen, of met chemie alleen; of het vastelandsch-echt is, of dat de echtheid zee-vast is, maar het is een aardig schilderij, enikstel me voor, vooral om de voorste figuurtjes, dat een schilder van thans het ook zou kunnen schilderen, als toen.... als een schilder van thans in een roman tisch littéraire bui gedeeltelijk was. De pedigree" moet bij dit schilderij nog komen? in den katologus ten minste. Het landschap is een zeldzaamheid bij Rembrandt, en dit landschap is, ik herhaal, door de trits den Zeldzame toegeschreven, in drie verschil?lende jaren. Natuurlijk moet op een tentoonstelling als deze verder n schilderij de magnificentie van de schil van een citroen vertoonen. Ge vindt deze citroenschil, zich krinkelend van den gedeeltelijk-geschilden citroen, inderdaad op het schilderij, dat met den naam van Heda gesierd is op den rand van het tafelkleed; en ge vindt op dat schilderij nog kundig en degelijk geschilderd een aangebroken pastei, die met zijn korst, in den oven hard geworden, door de schildering van dien korst doet vermoeden dat de schilder van dit werk even goed als stof, de schaal van een kreeft zou kunnen schilderen. Onbevreesd hangt hier een Frans Hals. Het werk is, hoe kon het anders, als echt herkend door onzen befaamden kunsthistoricus Hofstede de Groot, die, zooals wij weten, geen hals is in het expertiseeren juist van zulke schilderijen. Het is het eigendom van den heer Preyer, naar ik meen een Franschman of Amerikaan, en het is af komstig uit de verzameling Simon te Berlijn. De heer Valentiner heeft het werk eveneens ais een waren Hals erkend (waar dat te vinden is, staat alles in den Katalogus vermeld), en het is zeker, dat het hoofd geschilderd is met de picturale stenografie, die ook Hals eigen was, terwijl een onderdeel als het boekje, dat de man vasthoudt, van een buitengewone schilderlijke charme is. Alleen de hand onder het boekje geeft eenige moeilijkheid; is deze hand geschoeid of niet? dan is de vleeschkleur een eigenaardige. Terwijl Frans Hals juist een ijlschrift vond, een schilders-snelschrift, om de daad van het leven te doen gevoelen in die snelheid, kunt ge dat niet zeggen van Dirk Hals hier. Het is een Vroolijk gezelschap", en het zou vol vertier moeten zijn. Bij Frans Hals zou het dat wezen, met minder gebaar; de tronie zou het aanduiden ! Maar zoover was Dirk Hals niet; bij hem zijn het niet de volumina, die in beweging zijn, en zóó die rijke trepidatie van het leven geven; ge zoudt kunnen zeggen, dat de levendigheid van dit Vroolijk gezelschap" ontstaat door lijnebeweginsen, niet door i-iterlijk of innerliik-besvogen massas. Wat Hals mist in zijn kabinet-schilderijtje, Rubens vertoont het in de Aanbidding der Koningen". Daar is in de aan biddende en geschenken-reikende figuren een hande ling meer dan n handeling, die het geheele schilderij ?levendig maakt; daar zijn de massas in beweging; de volumina ageeren. Eén opmerking is misschien niet overtollig. Rubens. is altijd meer vurig dan zwaar als kleur, als modélé. Ik vrees soms, dat de welgevleeschdheid zijner yrouwefiguren een andere meening zou kunnen doen ontstaan, dat hij sommigen bepaald zwaar toeschijnt te zijn, terwijl eer waar is, dat de kleur aan de zwaargevleeschde vrouwen het gewicht ontneemt, en parelende blankheden het schilderij verlichten. Hoe zwaar (ook van overpeinzing!) is Rembrandt niet, vergeleken met den colorist Rubens; hoe pralend is Rubens niet tegenover den innerlijken, romantischen Rembrandt! Van Dijck's portret heeft niet de elegantie, die hem tot een zwierig hofschilder zou voorbestemmen. Het is een der afbeeldingen van menschen, waarvan ge kunt beweren, wel is dit een mensch, maar niet, en tegeüjk, is dit een afzonderlijk, zeer afzonderlijk wezen, die dezen mensch bootste. Een gewonen van Dijck kunt ge hier ervaren, niet den soms wat wee moedigen schilder van lieden, die door een verkeer aan een hof zich trotsch voelden, maar die, tegelijk, gebonden door vele beperkingen hunner vrijheid, altijd dien trots, als n rijk kamerschnt, konden zetten vóór hun belemmerd wezen. Lucht en vrij, en gulden-teeder gaat het licht door Ctiyp's landschap. Ce kunt niet zeggen dat het ten eenenmale lijkt op de van licht levend-gevulde land schappen van Le Lorrain, want daar Is een rankrijzende architectuur als een bekentenis, dat er iets vast is tegenover het vlieten van 't licht (en bij Cuyp's is de natuur eer als zoodanig gegeven, hoe ook om huld); ge moogt niet zeggen, dat het landschap dat van een italianiseerend schilder, het is gloedvol, inniger, en toch: ik kon me Le Lorrain hier herinneren, als kleiner, eenvoudiger, maar niet minder-verfijnd weerkaatst (of vóórkaatst) in een Hollander ! EEN NIEUW STUK VAN GALSWORTHY DOOR B. PERSON Kunstzaal VAN LIER ?ve S\S uuut het PoMkaatoor U I*nm (N-H.) eva «sa ANTIQUITEITEN - OOSTERSCHE KUNST SCHILDERIJEN - NEGERPLASTIEK Digelijki ook dei Zondags geopend TT ET stille tooneelseizoen heeft den Londenschen *1 schouwburgbezoekers nog een zeer interessante première gebracht in John Galsworthy's nieuwe stuk Escape". Escape (De Ontvluchting), dat volgens den schrijver zijn laatste tooneelstuk zal zijn, heeft een origineele structuur. Het is terecht een spel van fragmenten en ook wel een film-scenario genoemd. Men zal in Escape tevergeefs zoeken naar een intrigue in den gangbaren zin van het woord; Kapitein Denant ontkomt in den mist uit de gevangenis en tracht uit de handen van zijn vervolgers te blijven; dat is de geheele intrigue. Een groot aantal karakters, die Denant op zijn vlucht ontmoet, passeeren de revue en de schrijver heeft geen enkele poging gedaan om ze onderling met elkander te verbinden. Zij komen en verdwijnen zooals dat ook in het werkelijke leven zou geschieden. Doch intrigue of geen intrigue, het is een knap en boeiend spel. Galsworthy heeft altijd een zwak gehad voor de behandeling van zijn stof in episodes. Een vroeger voorbeeld daarvan is zijn Silver Box". Maar in zijn nieuwe stuk heeft hij de methode strenger volge houden dan vroeger. Escape bestaat uit een voorspel en negen episodes. De laatste zeven, waarin men ziet hoe de vluchteling steeds meer in het nauw wordt gedreven, spelen alle op denzelfden dag met pijnlijk korte tusschenpoozen van een uur, een kwartier of enkele minuten. De film-impressie wordt levendig gehouden door transparanten, op de plaats van het voetlicht aangebracht, die de ondertitels der bedrijven aangeven. Galsworthy laat zien, hoe in zijn verbeelding ver schillende menschentypen een ontsnapt gevangene zullen behandelen, die op zijn vlucht een beroep komt doen op hun gastvrijheid. Zijn conclusie pleit, op een enkele uitzondering na, voor der menschen humani teit. Maar hier dient onmiddellijk een voorbehoud te worden gemaakt. De interessante steekproeven waarvan de auteur ons getuige doet zijn, zijn in zekeren zin eenzijdig. Denant is namelijk geen boef, maar iemand (een gewezen kapitein, die in den oorlog in Duitsche gevangenschap is geweest, hetgeen hem natuurlijk al een reuk van heldhaftigheid geeft, voor al omdat hij" ook uit die gevangenschap is ontsnapt) die zich door de noodlottige omstandigheden waar onder hij veroordeeld werd, verheugen kan in de sympathie van het weldenkende" gedeelte zijner medeburgers, dat met spanning zijn proces heeft gevolgd en er elk detail van kent. En niet ieder uit de gevangenschap ontsnapte zou op dezelfde ge voelens van zijn medeburgers kunnen rekenen. Kapitein Denant is door déveine tot een zware ge vangenisstraf veroordeeld. Op een avond door Hyde Park wandelend heeft hij een onschuldig gesprek met een meisje van luchtige zeden. Als hij zijn wandeling vervolgt, springt een politieagent in burger op haar toe en wil haar arresteeren wegens het lastigvallen van voorbijgangers". Ridderlijk komt Denant tusschen beiden en verklaart dat het meisje hem volstrekt niet heeft aangesproken. Maar de stille" is vol ijver en er ontstaat een handgemeen, waarbij Denant den politieman op het gras werpt. De laatste valt met zijn hoofd op een ijzeren hek, krijgt een schedelbreuk en sterft. De juristen mogen uitmaken of de vijf jaar, die Denant hiervoor krijgt, al of niet verdiend zijn. Galsworthy houdt zich met de wreedheid der wet verder niet bezig. Na het voorspel" besteedt hij zijn aandacht uitsluitend aan de vraag of de menschen even hard zijn als sommige van de wetten die zij maken: Zal de dame die den vluchteling onder haar bed vindt haar eerste opwelling volgen en, gehoor zamend aan haar instinct van zelfbehoud, hem aan de politie overleveren? Of zal zij hem integendeel een handje helpen en hem grootmoedig voorzien van voedsel, een scheermes, een regenjas van haar man, en wat hem verder welkom kan zijn? Zullen de bloed dorstige boerenarbeiders die hem herkennen hem de kans geven om te ontsnappen? Zal de guitige gepensionneerde rechter, die met zijn geoefend oog onmid dellijk in den visscher, met wien hij zijn sigaren deelt, den vluchteling ontdekt, de hand over het hart strijken? Zal de heer in plus-fours, die het toonbeeld is van het blinde geweten dat in gewetenloosheid ontaardt, erin slagen, den ontsnapte in handen van de wet te spelen? Zullen de benepen-godsdienstige Miss Grace en haar zuster Dora, die verzot is op jagen (maar in het aanzien van deze jacht haar sport voor goed afzweert) liegen om Denant's wil als de politie komt informeeren of zij weten waar hij is? En welke houding zal de geestelijke aannemen als hij den vluch teling in de kleerenkast van zijn consistoriekamer vindt en met zijn geweten moet uitvechten wat zijn burgerlijke, menschelijke en professioneele plichten hem voorschrijven? Elk van deze gevallen wordt scherp geteekend. Zij volgen elkaar in een bonte, boeiende rij op en geven ons een vrij volledige staalkaart van de menschen typen, waartegen men als ontsnapt gevangene zoo al kan aanloopen. En er is groote verscheidenheid in de motieven voor hun beslissingen. De geshinglede dame, die den sympathieken boef in haar slaapkamer vindt, helpt hem voort omdat zij in haar nobele aandrift hem van harte de vrijheid gunt. De boer en zijn arbeiders maken fanatiek jacht op hem uit aangeboren jacht instinct. De oude rechter (prachtig getypeerd door den regisseur van het stuk, Leon M. Lion) knijpt een oogje dicht omdat hij er, zooals hij zegt, pleizier in heeft, pervers-edelmoedig te zijn. De heer in plusfours kent geen pardon. Miss Grace, de bekrompene, ontsteekt in woede tegen haar zuster Dora, de spor tieve vrijdenkster, die den soldaat en gentleman" uit de handen van het janhagel" wil houden en er ontstaat tusschen de zusters een twistgesprek dat Denant noopt tot een nobel gebaar: ongemerkt ver laat hij het veilige huis; hij geeft aan voortzetting van de hopelooze vlucht de voorkeur boven het ver oorzaken van ernstige tweedracht. Zoo zien wij het opgejaagde wild ten slotte binnen sluipen in de kerkekamer en zijn ontmoeting met den geestelijke behoort tot de beste momenten. Een hef tige tweestrijd doet den predikant aarzelen tusschen wet en menschelijkheid. Maar als de politie op de deur van de consistoriekamer bonkt, volgt hij de ingeving van zijn hart en zorgt, dat de vluchteling achter het gordijn verscholen is voordat hij de mannen binnen laat. Even later is het de beurt van den ontsnapten gevangene om den geestelijke te redden, namelijk voor een gevaarlijken leugen om zijnentwille. Zoudt gij zweren dat ge Denant niet gezien hebt? vraagt een der achtervolgers. De geestelijke aarzelt en Denant, die aan alles kan ontkomen behalve aan de conse quentie van zijn eigen fatsoen, treedt van achter het gordijn te voorschijn en geeft zich over. Escape is een voortreffelijk stuk, populair, maar in den goeden zin van het woord. Het is, gelijk van Galsworthy te verwachten was, nooit goedkoop van effect en de oppervlakkige Engelsche schouwburg bezoeker kan evenmin klagen dat het highbrow" is, zooals men hier het andere uiterste pleegt te noemen. Het is, wat dat betreft, geschikt voor alle wenkbrauw hoogten. Het stuk is een persoonlijk succes voor Nicholas Hannen, die als Capt. Denant prachtig en sober spel te zien geeft en zijn rol beleeft met den berustenden glimlach van iemand die weet dat het noodlot tegen hem is, maar bij momenten niet afkeerig is van kostelijken galgenhumor. VAN NELLE'5TABAK KWAÜITEIT ALOM VERKRIJGBAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl