Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2571
Een vage, onrust kwam in mij op.
Dasja was met haar ontbijt klaar
voorzoover men het weinige wat zij
gebruikt had, een ontbijt kon noemen
en keek ernstig en zwijgend voor zich.
Ik zweeg ook.
Het werd min of meer pijnlijk.
\Vanneer zij een man was geweest,
zou dit het oogenblik geweest zijn voor
?een explicatie. Ik zou haar of liever
hem zonder aarzelen hebben ge
vraagd, zich nader te verklaren, te
vertellen, wat hij voor iemand was, en
hoe hij in de omstandigheden gekomen
was, waaronder ik hem had leeren
kennen. Zulke vragen hebben onder
mannen geheel afgezien van rang- en
standsverschillen niets ongewoons.
Maar Dasja was een vrouw, en voor
zoover ik haar tot nu toe had leeren
kennen, zelfs een zeer vrouwelijke vrouw.
En daarom vroeg ik niets
Het was een verademing voor me,
toen opnieuw de deur openging en
madame Berger binnentrad. Dasja snel
de dadelijk op haar toe, en omhelsde
haar met zooveel teederheid, dat ik op
beide vrouwen jaloersch werd en voor
?de rest met mijn figuur nog verlegener
?werd dan ik al Was.
Als twee vrouwen vertrouwelijk wor
den in het bijzijn van een man, kan die
man veilig aannemen, dat hij op dat
«ogenblik volkomen als quantitén
gligeable wordt beschouwd. Het is of ze
het niet de moeite waard achten, hem
in haar intimiteit op te nemen. Het
schijnt soms of vrouwen nooit minder
eerlijk zijn dan wanneer ze met elkaar
praten, en nooit meer te vertrouwen, dan
wanneer ze elkaar liefkoozen.
Ik wachtte lijdzaam af, tot haar
weerzijdsche betuigingen van sympathie
geluwd waren. Madame ' Berger was
overigens ook aller-beminnelijkst tegen
mij; tout-a-fait Parisienne.
Denkt u er aan, m'sieur Van der
Boom, zei ze, met den vinger di'eigend,
dat u niet verder mag komen dan de
gang- Dat heeft Mr. Crampton heel
ernstig gezegd. En als die ernstig is,
dan kan geen sterveling op de wereld er
zich tegen verzetten. Bovendien moet
u er voor zorgen, dat Dasja niet verder
komt dan de gang. Belooft u me dat?
.. Ik geloof, dat u dat mademoiselle
Dasja zelf beter kunt laten beloven dan
ik het kan doen, zei ik lachend.
Ze héft het al beloofd, hernam
.madame Berger, eveneens lachend,
maar ik reken er op, dat u er toch ook
nog een oogje op houdt. Als u lectuur
verlangt daar zijn boeken. En nu
moet u mij voorloopig verontschuldigen;
ik moet aan m'n werk.
Zij verliet de kamer, en ik bleef
opnieuw alleen met Dasja, gelukkig en
ongerust tegelijk
XXIII
IK WORD VERTROUWELIJK
MET DASJA
Verliefdheid en vertrouwelijkheid zijn
twee zeer verschillende dingen, die
elkaar niet zelden in den weg staan.
Dat voelde ik in deze oogenblikken.
Ik trachtte mij wel erg gewoon voor
te doen, en probeerde telkens een ge
sprek aan te knoopen, maar vlotten
wilde het niet erg.
Dasja was ook niet spraakzaam, maak
te het mij niet gemakkelijk om met
haar op vertrouwelijker voet te komen.
Niet, dat ze mij ook maar de minste
hooghartigheid betoonde; neen, er ging
iets zoo liefs en zoo beminnelijks van
haar uit, dat mijn adoratie met de
minuut toenam. Maar zij leek me heel
triestig en heel ongelukkig; zelfs haar
lachen was droevig, en haar monotoon,
.geëffaceerd stemgeluid en de lange
rustpoozen, waarmee ze haar schaarsche
woorden afbrak, bewezen mij, dat ze
aan andere dingen dacht dan die waar
over zij sprak.
Maar wat het geheim van haar leven
was, wist ik niet. Hoe verlangde ik er
naar, dat zij zou gaan spreken, en nu
Oorspronkelijke Detective-roman door
met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door
Prof. J. H. Jürres en G. Westermann
Inhoud: De Amsterdömsche tooneelspeler, Willem van der Boom, door een
erfenis plotseling schatrijk geworden, heeft zich gewend tof den detective
Henry Crampton, omdat hij achtervolgd wordt door een bende, die hef op
zijn geld gemunt heeft. Een mooi meisje, Dasja, dat hem geholpen heeft aan
de bandieten te ontkomen, moet hij voorloopig in hun handen achterlaten, maar
met behulp van den detective, weef hij haar te redden, waarna er fusschen hem
en zijn geheimzinnige onbekende" een grootere vertrouwelijkheid ontstaat
(hoofdstuk XXII).
waarlijk niet meer in de eerste plaats
om Crampton en mij dichter bij de
oplossing van het geheim te brengen;
nu was het omdat ik wachtte op haar
vertrouwelijkheid....
Ik vroeg niet. Ik begreep, dat ik geen
recht had haar vragen te stellen, ik
kon' immers wel vermoeden, dat er in
haar verleden dingen waren, waarover
het haar uiterst moeilijk moest vallen,
te spreken. Wat dan ook haar verhou
ding tot de bende was geweest, zij had
er in -ieder geval toe behoord, en hoe
pijnlijk moest het voor haar zijn, daar
over bijzonderheden te vertellen ! Neen,
ik had niet het recht, er haar naar te
vragen.
Het viel mij opnieuw op, welke eene
aristocratische verschijning ze was.
Van de personen met wie ze in aanraking
was geweest, had ik dat niet kunnen
zeggen. Maar van haar ging iets hoogs,
ik zou bijna zeggen, iets vorstelijks uit.
In het gebaar van haar handen, in den
opslag van haar oogen, in elk van haar
bewegingen was iets zeer edels, iets dat
men niet aanleert, een nuance van
geboorte, van eeuwenlang gecultiveerde
beschaving.
Ik dacht aan mijn zestig millioen en
aan mijn burgerlijke afkomst, aan mijn
tooneel-loopbaan en mijn engagement
bij Lagas. Ik voelde mij een pummel
en zweeg.
Toen sprak zij, aarzelend eerst en
heel beschaamd, maar allengs met vaster
stem.
Mijnheer van der Boom, begon zij,
ik voel dat ik u een nadere verklaring
schuldig ben
Ik zag hoeveel moeite het haar kostte
te spreken, en haar verklaring leek mij
opeens minder noodig.
Als het u moeite kost, zei ik haastig,
verward, doet u het dan niet....
U heeft recht op eep verklaring,
hernam ze, nu beslister. U weet vol
strekt niet wie ik ben, u kent niet eens
mijn naam
Maar u is toch ook niet verplicht,
mij dien te zeggen ! Het is maar een
toeval, dat wij met elkander in aan
raking gekomerl zijn !
Toch zijn het juist de omstandig
heden, die ons bij elkaar gebracht heb
ben, die mij verplichten, u te zeggen,
wie ik ben, hernam ze. Ik had het al
eerder moeten doen. Ik weet volstrekt
niet hoe het met mij zal afloopen....
Het waarschijnlijkste is dat ik terug
keer in den kring waar u mij uit ver
lost heeft....
Onmogelijk ! riep ik ontzet. Of....
zou u zelf in die omgeving terug willen
keeren?
Neen, hernam ze, niet vrijwillig.
Het is afschuwelijk. Maar u weet
niet hoe sterk zij zijn, en over wat voor
hulpmiddelen zij beschikken. Mijn ver
blijf in dit huis komt me zoo onwezenlijk
voor, dat het me toeschijnt, of ikdroonr
Het kan niet van langen duur zijn. Er
zal een ontwaken op volgen, dat ver
schrikkelijk is. Of ik kom bij hen terecht
of de gevangenis wacht mij. Een an
dere mogelijkheid is er niet. Maar in
beide gevallen zou het mij later spijten,
als ik niet openhartig tegen u was ge
weest, mijnheer Van der Boom. Uw
optreden tegen mij is zoo sympathiek,
dat ik niet anders kan.... en nu ik
eenmaal besloten heb te spreken, kost
het mij ook geen moeite meer.
Zij zweeg eenige oogenblikken en ik
wachtte eerbiedig, ontroerd.
Ik ben een Russische, hernam zij.
Mijn vader was Grootvorst Wladimir
Arkadiewitsch Sipowsky. Hij is al
jaren dood; ik ben opgevoed op het
landgoed van een familielid. Als jong
meisje, nog tijdens den oorlog en voor
de revolutie, kwam ik in aanraking
met een geheime organisatie, die de
omwenteling hielp voorbereiden, ik
werd een overtuigd aanhangster van de
revolutionnaire idee voorzoover men
op zeventienjarigen leeftijd een over
tuiging hebben kan. Nadat de revolutie
was uitgebroken, was ik in Rusland
niet veilig meer, tenminste niet in den
eersten tijd. Men maakte toen geen
onderscheid, wat de ideeën betrof, maar
men vervolgde bepaalde geslachten om
hun naam. En mijn naam stond in een
kwaad gerucht; verschillende dragers er
van hebben, in de meest reactionnaire
partijgroepeeringen, aan vroegere re
geeringen deelgenomen. Daardoor moest
ik vluchten, eerst naar Hongarije, later
naar Zwitserland. Verleden jaar ben ik
in Parijs terecht gekomen. Ik behoorde
toen al tot de organisatie, waarvan u
bijna het slachtoffer geworden is....
waarvan wij beiden misschien nog het
slachtoffer worden zullen.... Ik kan
moeilijk in nadere bijzonderheden hier
over treden, over de beginselen, meen ik.
Ik kan u met de hand op mijn hart ver
klaren, dat ik heb gehandeld uit eerlijke
overtuiging.... dat alle eigenbelang mij
vreemd is geweest.... Ook was ik maar
voor een klein deel op de hoogte; men
vertelde mij niet veel en gebruikte mij
als werktuig. Als ik een krachtiger
persoonlijkheid was geweest, zou ik
me waarschijnlijk eerder verzet hebben.
Want ik zag dat er gewerkt werd met
middelen, waartegen mijn gansche ziel
in opstand kwam. En als ik protesteerde,
antwoordde men mij nauwelijks, of
alleen met bedreigingen. Ook heb ik
verschillende malen gehandeld onder
directe suggestie van Smerjakoff, die
door u gedood is.... die beschikte
over hypnotische vermogens, waaraan
ik mij willoos moest onderwerpen. Als
hij, eergisteravond, ook maar enkele
seconden zijn wil op mij had over
gebracht, had ik u niet kunnen
waarschuwen.... Het is goed dat u
hem gedood heeft; hij was een slecht
mensen.
Een paar weken geleden moest ik
plotseling met Smerjakoff naar Amster
dam. Ik wist niet waarvoor, maar u
begrijpt het nu wel. Men wilde dat ik u
als vrouw Ik kan daar niet over
uitweiden
Zij boog plotseling het hoofd en begon
te schreien.
Ik smeek u, vertelt u niet verder,
zei ik, bevangen door de diepste ont
roering; u kunt dat later allemaal wel
zeggen. Ik vertrouw u immers volkomen.
Maar het meisje herstelde zich.
Later ! zei ze met een smartelijken
glimlach; later ik kan in mijn om
standigheden niet van later" spreken.
Daar is mijn toekomst te onzeker voor.
Luistert u nog even naar mij. Ik heb
u trouwens niet veel meer te vertellen.
Ik weet niet hoe het kwam: of
Smerjakoff's invloed zich ditmaal minder sterk
had gemanifesteerd, of dat mijn weerzin
tegen de methode, die men volgde, zoo
sterk geworden was ik kon hem niet
langer gehoorzamen en waarschuwde u.
Smerjakoff was toen al terug naar
Parijs. In den trein had ik u nog weer
willen waarschuwen, maar ik durfde
niet. En ik zag toen immers, dat u toch
ging verder heb ik u eigenlijk niets
te vertellen....
Misschien is het nu aan mij om
iets te zeggen. Ik had eergisterenavond
niet weg moeten gaan zonder u
Dat moest u wel !
Toen u met zoo groote stelligheid,
dat het bijna een bevel geleek, zei dat ik
weg moest gaan, heeft u alleen gedacht
aan mijn belang.... U is niet oprecht
geweest, toen u zei, dat wij elkaar terug
zouden zien; u had alle reden om te
veronderstellen, dat wij elkaar voor de
laatste maal gezien hadden....
Gedurende enkele oogenblikken werd
er geen woord tusschen ons gewisseld.
Dasja had het hoofd gebogen onder
een van haar kleine slanke handen.
Ik blikte neer op de roerlooze gestalte
en een gevoel van spijt welde in me op,
dat ik zoo heftig tegen haar had kunnen
spreken.... tegen dit weerlooze meisje,
dat zoo diep had geleden.... Zij had
gedwaald, nu ja, dat was mogelijk,
maar zij had zich immers bereid getoond
om den hoogsten inzet te wagen,
waardoor zij haar schuld zou kunnen
delgen.
En ook ik durfde niet te spreken, en
de spanning van het oogenblik klom,1*
klom tot de hoogste zaligheid en daalde
tot de diepste droefheid tegelijk....
Toen hief ze het hoofd op.
U heeft gelijk, zei ze met trillende
stem; ik ben toen niet oprecht tegen u
geweest. Ik was er werkelijk van over
tuigd, dat wij elkaar nooit terug zouden
zien. Ik vraag u verontschuldiging voor
dien leugen.... het leek mij de eenige
manier om u te redden.
En u dan !
Daar heb ik toen niet aan gedacht.
Ik moest in de eerste plaats zorgen, dat
u uw vrijheid terugkreeg....
Het was mij of de heele kamer w
gdeinsde in een trillende schemering.
Ik trad op haar toe met onzekere
stappen, zoo ontroerd, dat ik nauwelijks
kon ademhalen en zeker niet wist, welke
woorden ik nu moest gebruiken om de
gevoelens te uiten, die mij bezielden. Ik
wilde haar zeggen, dat ik alles wat ik
bezat, aan haar voeten legde, niet alleen
mijn zestig millioen, (en wat beteekenden
die trouwens vergeleken bij het offer
dat zij voor mij had willen brengen) maar
heel mijn toekomst, heel mijn leven,
maar voor ik den tijd had, mijn gedach
ten te uiten, in zoo goed Fransch als ik
spreken kon, werd, na een korten klop,
de deur geopend.
Henry Crampton stond op den drem
pel.
XXXIV
IK KRIJG VERSCHIL VAN
MEEN ING MET DASJA.
Voelt u zich sterk genoeg om eenige
vragen te beantwoorden? vroeg hij aan
Dasja.