De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 11 september pagina 18

11 september 1926 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2571 Een vage, onrust kwam in mij op. Dasja was met haar ontbijt klaar voorzoover men het weinige wat zij gebruikt had, een ontbijt kon noemen en keek ernstig en zwijgend voor zich. Ik zweeg ook. Het werd min of meer pijnlijk. \Vanneer zij een man was geweest, zou dit het oogenblik geweest zijn voor ?een explicatie. Ik zou haar of liever hem zonder aarzelen hebben ge vraagd, zich nader te verklaren, te vertellen, wat hij voor iemand was, en hoe hij in de omstandigheden gekomen was, waaronder ik hem had leeren kennen. Zulke vragen hebben onder mannen geheel afgezien van rang- en standsverschillen niets ongewoons. Maar Dasja was een vrouw, en voor zoover ik haar tot nu toe had leeren kennen, zelfs een zeer vrouwelijke vrouw. En daarom vroeg ik niets Het was een verademing voor me, toen opnieuw de deur openging en madame Berger binnentrad. Dasja snel de dadelijk op haar toe, en omhelsde haar met zooveel teederheid, dat ik op beide vrouwen jaloersch werd en voor ?de rest met mijn figuur nog verlegener ?werd dan ik al Was. Als twee vrouwen vertrouwelijk wor den in het bijzijn van een man, kan die man veilig aannemen, dat hij op dat «ogenblik volkomen als quantitén gligeable wordt beschouwd. Het is of ze het niet de moeite waard achten, hem in haar intimiteit op te nemen. Het schijnt soms of vrouwen nooit minder eerlijk zijn dan wanneer ze met elkaar praten, en nooit meer te vertrouwen, dan wanneer ze elkaar liefkoozen. Ik wachtte lijdzaam af, tot haar weerzijdsche betuigingen van sympathie geluwd waren. Madame ' Berger was overigens ook aller-beminnelijkst tegen mij; tout-a-fait Parisienne. Denkt u er aan, m'sieur Van der Boom, zei ze, met den vinger di'eigend, dat u niet verder mag komen dan de gang- Dat heeft Mr. Crampton heel ernstig gezegd. En als die ernstig is, dan kan geen sterveling op de wereld er zich tegen verzetten. Bovendien moet u er voor zorgen, dat Dasja niet verder komt dan de gang. Belooft u me dat? .. Ik geloof, dat u dat mademoiselle Dasja zelf beter kunt laten beloven dan ik het kan doen, zei ik lachend. Ze héft het al beloofd, hernam .madame Berger, eveneens lachend, maar ik reken er op, dat u er toch ook nog een oogje op houdt. Als u lectuur verlangt daar zijn boeken. En nu moet u mij voorloopig verontschuldigen; ik moet aan m'n werk. Zij verliet de kamer, en ik bleef opnieuw alleen met Dasja, gelukkig en ongerust tegelijk XXIII IK WORD VERTROUWELIJK MET DASJA Verliefdheid en vertrouwelijkheid zijn twee zeer verschillende dingen, die elkaar niet zelden in den weg staan. Dat voelde ik in deze oogenblikken. Ik trachtte mij wel erg gewoon voor te doen, en probeerde telkens een ge sprek aan te knoopen, maar vlotten wilde het niet erg. Dasja was ook niet spraakzaam, maak te het mij niet gemakkelijk om met haar op vertrouwelijker voet te komen. Niet, dat ze mij ook maar de minste hooghartigheid betoonde; neen, er ging iets zoo liefs en zoo beminnelijks van haar uit, dat mijn adoratie met de minuut toenam. Maar zij leek me heel triestig en heel ongelukkig; zelfs haar lachen was droevig, en haar monotoon, .geëffaceerd stemgeluid en de lange rustpoozen, waarmee ze haar schaarsche woorden afbrak, bewezen mij, dat ze aan andere dingen dacht dan die waar over zij sprak. Maar wat het geheim van haar leven was, wist ik niet. Hoe verlangde ik er naar, dat zij zou gaan spreken, en nu Oorspronkelijke Detective-roman door met teekeningen voor de Groene Amsterdammer" door Prof. J. H. Jürres en G. Westermann Inhoud: De Amsterdömsche tooneelspeler, Willem van der Boom, door een erfenis plotseling schatrijk geworden, heeft zich gewend tof den detective Henry Crampton, omdat hij achtervolgd wordt door een bende, die hef op zijn geld gemunt heeft. Een mooi meisje, Dasja, dat hem geholpen heeft aan de bandieten te ontkomen, moet hij voorloopig in hun handen achterlaten, maar met behulp van den detective, weef hij haar te redden, waarna er fusschen hem en zijn geheimzinnige onbekende" een grootere vertrouwelijkheid ontstaat (hoofdstuk XXII). waarlijk niet meer in de eerste plaats om Crampton en mij dichter bij de oplossing van het geheim te brengen; nu was het omdat ik wachtte op haar vertrouwelijkheid.... Ik vroeg niet. Ik begreep, dat ik geen recht had haar vragen te stellen, ik kon' immers wel vermoeden, dat er in haar verleden dingen waren, waarover het haar uiterst moeilijk moest vallen, te spreken. Wat dan ook haar verhou ding tot de bende was geweest, zij had er in -ieder geval toe behoord, en hoe pijnlijk moest het voor haar zijn, daar over bijzonderheden te vertellen ! Neen, ik had niet het recht, er haar naar te vragen. Het viel mij opnieuw op, welke eene aristocratische verschijning ze was. Van de personen met wie ze in aanraking was geweest, had ik dat niet kunnen zeggen. Maar van haar ging iets hoogs, ik zou bijna zeggen, iets vorstelijks uit. In het gebaar van haar handen, in den opslag van haar oogen, in elk van haar bewegingen was iets zeer edels, iets dat men niet aanleert, een nuance van geboorte, van eeuwenlang gecultiveerde beschaving. Ik dacht aan mijn zestig millioen en aan mijn burgerlijke afkomst, aan mijn tooneel-loopbaan en mijn engagement bij Lagas. Ik voelde mij een pummel en zweeg. Toen sprak zij, aarzelend eerst en heel beschaamd, maar allengs met vaster stem. Mijnheer van der Boom, begon zij, ik voel dat ik u een nadere verklaring schuldig ben Ik zag hoeveel moeite het haar kostte te spreken, en haar verklaring leek mij opeens minder noodig. Als het u moeite kost, zei ik haastig, verward, doet u het dan niet.... U heeft recht op eep verklaring, hernam ze, nu beslister. U weet vol strekt niet wie ik ben, u kent niet eens mijn naam Maar u is toch ook niet verplicht, mij dien te zeggen ! Het is maar een toeval, dat wij met elkander in aan raking gekomerl zijn ! Toch zijn het juist de omstandig heden, die ons bij elkaar gebracht heb ben, die mij verplichten, u te zeggen, wie ik ben, hernam ze. Ik had het al eerder moeten doen. Ik weet volstrekt niet hoe het met mij zal afloopen.... Het waarschijnlijkste is dat ik terug keer in den kring waar u mij uit ver lost heeft.... Onmogelijk ! riep ik ontzet. Of.... zou u zelf in die omgeving terug willen keeren? Neen, hernam ze, niet vrijwillig. Het is afschuwelijk. Maar u weet niet hoe sterk zij zijn, en over wat voor hulpmiddelen zij beschikken. Mijn ver blijf in dit huis komt me zoo onwezenlijk voor, dat het me toeschijnt, of ikdroonr Het kan niet van langen duur zijn. Er zal een ontwaken op volgen, dat ver schrikkelijk is. Of ik kom bij hen terecht of de gevangenis wacht mij. Een an dere mogelijkheid is er niet. Maar in beide gevallen zou het mij later spijten, als ik niet openhartig tegen u was ge weest, mijnheer Van der Boom. Uw optreden tegen mij is zoo sympathiek, dat ik niet anders kan.... en nu ik eenmaal besloten heb te spreken, kost het mij ook geen moeite meer. Zij zweeg eenige oogenblikken en ik wachtte eerbiedig, ontroerd. Ik ben een Russische, hernam zij. Mijn vader was Grootvorst Wladimir Arkadiewitsch Sipowsky. Hij is al jaren dood; ik ben opgevoed op het landgoed van een familielid. Als jong meisje, nog tijdens den oorlog en voor de revolutie, kwam ik in aanraking met een geheime organisatie, die de omwenteling hielp voorbereiden, ik werd een overtuigd aanhangster van de revolutionnaire idee voorzoover men op zeventienjarigen leeftijd een over tuiging hebben kan. Nadat de revolutie was uitgebroken, was ik in Rusland niet veilig meer, tenminste niet in den eersten tijd. Men maakte toen geen onderscheid, wat de ideeën betrof, maar men vervolgde bepaalde geslachten om hun naam. En mijn naam stond in een kwaad gerucht; verschillende dragers er van hebben, in de meest reactionnaire partijgroepeeringen, aan vroegere re geeringen deelgenomen. Daardoor moest ik vluchten, eerst naar Hongarije, later naar Zwitserland. Verleden jaar ben ik in Parijs terecht gekomen. Ik behoorde toen al tot de organisatie, waarvan u bijna het slachtoffer geworden is.... waarvan wij beiden misschien nog het slachtoffer worden zullen.... Ik kan moeilijk in nadere bijzonderheden hier over treden, over de beginselen, meen ik. Ik kan u met de hand op mijn hart ver klaren, dat ik heb gehandeld uit eerlijke overtuiging.... dat alle eigenbelang mij vreemd is geweest.... Ook was ik maar voor een klein deel op de hoogte; men vertelde mij niet veel en gebruikte mij als werktuig. Als ik een krachtiger persoonlijkheid was geweest, zou ik me waarschijnlijk eerder verzet hebben. Want ik zag dat er gewerkt werd met middelen, waartegen mijn gansche ziel in opstand kwam. En als ik protesteerde, antwoordde men mij nauwelijks, of alleen met bedreigingen. Ook heb ik verschillende malen gehandeld onder directe suggestie van Smerjakoff, die door u gedood is.... die beschikte over hypnotische vermogens, waaraan ik mij willoos moest onderwerpen. Als hij, eergisteravond, ook maar enkele seconden zijn wil op mij had over gebracht, had ik u niet kunnen waarschuwen.... Het is goed dat u hem gedood heeft; hij was een slecht mensen. Een paar weken geleden moest ik plotseling met Smerjakoff naar Amster dam. Ik wist niet waarvoor, maar u begrijpt het nu wel. Men wilde dat ik u als vrouw Ik kan daar niet over uitweiden Zij boog plotseling het hoofd en begon te schreien. Ik smeek u, vertelt u niet verder, zei ik, bevangen door de diepste ont roering; u kunt dat later allemaal wel zeggen. Ik vertrouw u immers volkomen. Maar het meisje herstelde zich. Later ! zei ze met een smartelijken glimlach; later ik kan in mijn om standigheden niet van later" spreken. Daar is mijn toekomst te onzeker voor. Luistert u nog even naar mij. Ik heb u trouwens niet veel meer te vertellen. Ik weet niet hoe het kwam: of Smerjakoff's invloed zich ditmaal minder sterk had gemanifesteerd, of dat mijn weerzin tegen de methode, die men volgde, zoo sterk geworden was ik kon hem niet langer gehoorzamen en waarschuwde u. Smerjakoff was toen al terug naar Parijs. In den trein had ik u nog weer willen waarschuwen, maar ik durfde niet. En ik zag toen immers, dat u toch ging verder heb ik u eigenlijk niets te vertellen.... Misschien is het nu aan mij om iets te zeggen. Ik had eergisterenavond niet weg moeten gaan zonder u Dat moest u wel ! Toen u met zoo groote stelligheid, dat het bijna een bevel geleek, zei dat ik weg moest gaan, heeft u alleen gedacht aan mijn belang.... U is niet oprecht geweest, toen u zei, dat wij elkaar terug zouden zien; u had alle reden om te veronderstellen, dat wij elkaar voor de laatste maal gezien hadden.... Gedurende enkele oogenblikken werd er geen woord tusschen ons gewisseld. Dasja had het hoofd gebogen onder een van haar kleine slanke handen. Ik blikte neer op de roerlooze gestalte en een gevoel van spijt welde in me op, dat ik zoo heftig tegen haar had kunnen spreken.... tegen dit weerlooze meisje, dat zoo diep had geleden.... Zij had gedwaald, nu ja, dat was mogelijk, maar zij had zich immers bereid getoond om den hoogsten inzet te wagen, waardoor zij haar schuld zou kunnen delgen. En ook ik durfde niet te spreken, en de spanning van het oogenblik klom,1* klom tot de hoogste zaligheid en daalde tot de diepste droefheid tegelijk.... Toen hief ze het hoofd op. U heeft gelijk, zei ze met trillende stem; ik ben toen niet oprecht tegen u geweest. Ik was er werkelijk van over tuigd, dat wij elkaar nooit terug zouden zien. Ik vraag u verontschuldiging voor dien leugen.... het leek mij de eenige manier om u te redden. En u dan ! Daar heb ik toen niet aan gedacht. Ik moest in de eerste plaats zorgen, dat u uw vrijheid terugkreeg.... Het was mij of de heele kamer w gdeinsde in een trillende schemering. Ik trad op haar toe met onzekere stappen, zoo ontroerd, dat ik nauwelijks kon ademhalen en zeker niet wist, welke woorden ik nu moest gebruiken om de gevoelens te uiten, die mij bezielden. Ik wilde haar zeggen, dat ik alles wat ik bezat, aan haar voeten legde, niet alleen mijn zestig millioen, (en wat beteekenden die trouwens vergeleken bij het offer dat zij voor mij had willen brengen) maar heel mijn toekomst, heel mijn leven, maar voor ik den tijd had, mijn gedach ten te uiten, in zoo goed Fransch als ik spreken kon, werd, na een korten klop, de deur geopend. Henry Crampton stond op den drem pel. XXXIV IK KRIJG VERSCHIL VAN MEEN ING MET DASJA. Voelt u zich sterk genoeg om eenige vragen te beantwoorden? vroeg hij aan Dasja.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl