Historisch Archief 1877-1940
No. 2571
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19
Ik voelde dat ik rood werd.
Een plotselinge woede wervelde in mij
op. In dit oogenblik was de komst van
Crampton mij allerminst" naar den zin.'
Maar ik had nauwelijks enkele
onver, staan bare kéelklanken voortgebracht,
of Dasja redde de situatie, door met
haar rustige serene stem te antwoor
den:
Natuurlijk, Mr. Crampton. Ik voel
me weer heelemaal beter.
Ze wendde zich tot mij en zei glim
lachend :
Wij kunnen straks verder praten,
Mijnheer Van der Boom.
Die woorden brachten me weer geheel
tot me-zelf. Ik voelde, dat ik me be
lachelijk zou hebben gemaakt door ook
maar n woord van verwijt te richten
tot den detective, die geen ander doel
had dan de oplossing te zoeken van het
geval.... en die geen enkele reden had
om zich voor mijn gevoelens ten op
zichte van Dasja te interesseeren !
Crarripton scheen overigens van mijn
ontstemming niets te hebben bemerkt.
Hij had mij vluchtig gegroet, en bemoei
de zich verder niet met mij. Hij rookte
een groote sigaar en ging bij de tafel
zitten.
Hoe is uw eigenlijke naam? vroeg
hij zonder verdere inleiding aan Dasja.
Alexandra Adelaïda Sipowsky.
Behoort u tot de bende, die onder
aanvoering staat van den man, dien men
De Geweldige" riqemt?
Ik heb er toe behoord
Dus nu rekent u er zich niet meer
toe?
,?Neen.
Waarom niet?
Omdat ik: heb ingezien, dat de
middelen waarmee zij hun doel trach
ten te bereiken, strijdig zijn met mijn
begrippen van goed en kwaad. Ik heb
dat trouwens al getoond
Dat weet ik. Is u bereid, mij
te helpen, de heele bende onschadelijk
te maken?
Dasja antwoordde op deze vraag niet
dadelijk. Ik zat op heete kolen. De toon
waarop Crampton zijn' vragen stelde,
had op zich zelf niets onaangenaams.
Zijn vragen klonken gewoon zakelijk,
en het was zijn goed recht, ze te stellen.
Ik wist dat, en toch toch was het
? ongeloofelijk pfnlijk voor mij, Dasja
aan dit verhoor onderworpen te zien.
Zij dacht blijkbaar na over de wijze, .
waarop ze de laatste vraag beantwoor
den zou.
Toen zei ze kalm:
Ik moet hier onderscheid maken
tusschen personen en beginselen, Mr.
Crampton. Wat de personen betreft,
heb ik geen reden, een van hen te ont
zien, en hun handelwijze is zelfs zoo,
dat mijn geweten mij voorschrijft, u te
helpen, hen onschadelijk te maken.
Onopzettelijk heb ik daar zelfs al ver
schillende malen toe meegewerkt. In
zooverre kan ik uw vraag met ,,ja"
beantwoorden. En wat de beginselen
aangaat ik weet niet goed, wat ik
daarvan moet zeggen.... ik ben in den
laatsten tijd gaan twijfelen aan alles....
Haar stem was onvast geworden.
Maar nog afgezien van de vraag
of ik u zou willen helpen, vervolgde ze,
ik geloof niet dat ik het zou kunnen.
Ik weet niet, welke aanwijzingen ik u zou
moeten geven....
-- Weet u wie De Geweldige" is?
Een rilling van afschuw ging door
Dasja's lichaam.
Wij kenden hem allen, en toch
was er geen van ons, die hem kende.
Zijn naam ! Weet u zijn eigenlijken
naam?
??Neen.
Heeft u hem we! eens gezien?
Ik weet het niet Ik ben nooit
bewust in zijn tegenwoordigheid geweest.
Maar hij was overal tegelijk; het was
of hij zijn persoonlijkheid verdubbelen
kon.
Is hij het, die u dien
verschrikkelijken dood had toegedacht?
Ja. En ook den eersten keer, toen
mijnheer Van der Boom mij gered heeft,
was het op zijn bevel, dat ik sterven
moest. Smerkajoff was alleen met de
uitvoering van het vonnis belast. Hij
beschikt over meer dan menschelijke
macht, Mr. Crampton, zei ze op stelligen
toon. Hij moet een soort van duivel zijn.
Het zal u nooit gelukken, hem de baas
te worden.
Ik bén hem de baas, zei de detec
tive ernstig. Morgen zal ik hem aan de
politie overleveren.
Maar weet u dan, wie hij is?
Vroeg ik snel.
Ik weet het.
U kent zijn naam?
??Ja, mijnheer Van der Boom,
antwoordde hij glimlachend. En u kent
zijn naam ook.
Wie is het? riep'ik vol spanning.
Dat moet voorloopig nog mijn
geheim blijven. U zult het gauw genoeg
weten. En dan
Hij dacht eenige oogenblikken na,
en wendde zich toen weer tot Dasja.
??Dan zal de bende ontmaskerd
worden, zei hij. Ik heb me afgevraagd,
in hoeverre dat voor u gevaar kon
opleveren. De bende heeft een aantal
misdaden van verschillenden aard op
haar geweten. Moord, diefstal, inbraak,
oplichterij, valschheid in geschrifte
Ik kan natuurlijk niet uitmaken, voor
hoever u daar medeplichtig aan is
Mr. Crampton! riep ik op ver
ontwaardigden toon.
Maar Dasja antwoordde rustig:
U hfeeft gelijk, Mr. Crampton. Het
Wat nog niet wil zeggen, dat zij zou
worden veroordeeld. Er zijn ongetwijfeld
een aantal belangrijke omstandigheden,
die pleiten in haar voordeel. Enfin,
wendde hij zich opnieuw tot Dasja, ik
heb u gewaarschuwd. Ik ben ook bereid.,
u bij uw vlucht te helpen, als u mij dar
zou willen toestaan.
Ik begon nu de zaak ernstig in te zien.
Aanvankelijk had ik me onmogelijk
kunnen voorstellen dat Dasja gevangen
genomen zou kunnen worden, maar nu
Crampton zelf practisch en een
voudig, zooals ik hem al had leeren
kennen veronderstelde dat zij gevaar
zou loopen, nu begreep ik, dat er voor
alles gehandeld moest worden.
Vluchten l Ja, maar dan zou zij toch
niet alleen gaan; dan zou ik haar ver
gezellen om haar overal te beschermen,
haar met mijn leven te verdedigen, als
het moest! Visioenen van strijd en
avontuur kwamen al in mijn verbeelding
op, maar ze vervaagden weer, toen
Dasja met haar zachte, rustige stem
verklaarde:
Ik zal niet vluchten.
Maar wil u dan in handen van de
Ik ben niet oprecht geweest
t:
is zeer natuurlijk, dat die vraag bij u
opkomt. Ongetwijfeld zal ik als mede
plichtige worden beschouwd, al heb ik
nooit bewust een misdaad begaan.
Wanneer het u werkelijk gelukt, de
bende te ontmaskeren, dan zult u ook
mij aan de politie moeten overleveren.
Ik kromp ineen van schrik.
Ik behoef niemand aan de politie
over te leveren, hernam Crampton. Ik
ben niet in dienst van de politie. Wat
den Geweldige" betreft, die zal door
de politie zelf worden gearresteerd,
omdat ik het niet zonder de politie af
kan om hem onschadelijk te maken.
Overigens is het niet mijn taak,
menschen in de gevangenis of hoofden onder
d« guillotine te brengen. En wat u
betreft, miss Sipowsky, wanneer u zich
werkelijk als medeplichtige beschouwt,
dan zou u nu nog een kans hebben om
aan de gevangenis te ontkomen. Morgen
kan het te laat zijn.
Maar het is toch onmogelijk!
riep ik in wanhoop uit, dat men haar
zou arresteeren!
Integendeel, hernam Crampton
ernstig. Het is zeer waarschijnlijk, dat
men miss Sipowsky. arresteeren zal.
politie vallen? riep ik wanhopig.
Ik wil afwachten hoe de gebeurte
nissen zich zullen ontwikkelen. Ik heb
mij vergrepen aan de wetten van dit
land. Het is billijk dat ik daar, als het
moet, voor gestraft word.
Ik wendde al mijn overredingskracht
aan. Ik smeekte haar, te vluchten....
Ik bood aan, haar te vergezellen....
alles voor haar te doen wat in mijn
macht was.... al mijn geld tot haar
beschikking te stellen.... Maar al
wat ik in het midden bracht, was nutte
loos. Dasja herhaalde op vasten toon,
dat zij niet zou vluchten. Er was een
starre onverzettelijkheid in haar, die
mij onnatuurlijk voorkwam; dit vol
komen gemis aan zucht naar zelfbehoud
was alleen aan te nemen bij iemand, die
van het leven niets meer hoopt of
verwacht....
Ik geloof, dat wij het besluit van
miss Sipowsky moeten eerbiedigen, zei
Crampton eindelijk.
U kunt haar redden ! riep ik.
Hoe bedoelt u dat?
Door de vervolging van de bende
op te geven ! Dan zal de politie er niet
in gemengd worden !
U begrijpt toch dat dat onmogelijk
is, hernam de detective. Door de bende
te ontmaskeren, kan ik ongetwijfeld
groote rampen voorkomen; want u zult
toch wel mét mij gelooven, dat die
menschen niet veel goeds in hun schild
voeren. Burgeroorlog in verschillende
landen, oproer, revolutie dat alles
kan het gevolg zijn van hun optreden; en
dat in een tijd, waarin orde, rust en
werkzaamheid meer dan ooit noodig zijn.
En dan als de Geweldige" in
vrijheid blijft, zal miss Sipowsky eiken
dag de kans loopen, opnieuw in handen
van haar belagers te vallen. Waarheen
ze ook gaat overal zal men haar
weten te vinden. Mag u dater op wagen?
Crampton had gelijk: het was on
zinnig, wat ik van hem verlangde. En
toch kon ik het denkbeeld niet ver
dragen, dat men haar gevangen zou
nemen. Ze had al zoo ontzaglijk veel
ellende doorgemaakt; dit zou haar
zwakke krachten sloopen.... haar
krankzinnig maken misschien....
Ik besloot, een laatste kans te wagen.
Wil u mij even met miss Sipowsky
alleen laten, Mr. Crampton? vroeg ik.
De detective zag mij aan, glimlachte
en verliet zwijgend de kamer.
XXV.
IK KOM WEER DE DEUR UIT
Opnieuw was ik met Dasja alleen.
Zij zat roerloos bij de tafel, het hoofd
steunend met de linkerhand. Peinzend
keek ze voor zich uit.
Het zal u zeker vreemd voorkomen,
zei ik met moeizame beheersching, dat
ik zooveel moeite doe om u tot vluchten
te bewegen, al is uw standpunt misschien
duizend maal hooger en zuiverder dan
het mijne.... Ik weet volstrekt niet
wat er op het oogenblik in u omgaat,
maar ik voel dat u niet normaal denkt.
U moet niet boos op me zijn omdat ik
dit durf te zeggen. Als ik het nu niet
doe, zal ik er misschien nooit meer de
gelegenheid toe hebben U hecht niet
meer aan het leven ik merk het
aan u.... het is u onverschillig wat er
met u gebeurt....
Dat doet er hier niet toe, zei ze
met een matten glimlach.
Zegt u dat niet, hernam ik met
vuur. Het leven is heerlijk en de moeite
waard om geleefd te worden. Voor u
kan het dat ook weer zijn, als u den
moed heeft, het opnieuw te beginnen.
Ik moet het tegen u zeggen, al is het
mogelijk een onbeschaamdheid van
mij.... Ik smeek u: laten wij samen
het leven opnieuw beginnen.... laten
wij Parijs verlaten, zoo gauw mogelijk
.... De heele wereld ligt voor ons
open.... U zult uw heele verleden
vergeten, en wat er met u gebeurd mag
zijn, voor mij is u de reinste vrouw van
de wereld.... Ik zou nooit den moed
gehad hebben zoo tegen u te spreken,
als u vanmorgen niet zelf begonnen was
met mij uw vertrouwen te schenken....
Maar nu moest ik het tegen u zeggen, al
is u misschien heel boos op mij....
Het is mogelijk dat ik nog meer heb
gezegd; ik was in staat geweest om er
mijn zestig millioen bij te halen, al zou
het onhandig, ja, grof geweest zijn. . . .
Toen wachtte ik angstig op haar
antwoord.
Ik ben niet boos op u, mijnheer
Van der Boom, zei ze, zonder mij aan te
zien, maar ook mét u vlucht ik niet.
Het was een onbeschaamdheid
van me, te denken dat u ook van mij
zou houden....
In 't geheel niet, hernam ze.
Maar daarvan afgezien: ik blijf.
Nu zag ze me wél aan.... er was
een vochtige glans in haar oogen....
Een oogenblik later bedekte ik haar
handen met kussen.
Wij zullen later verder spreken,
zei ze, toen ik haar opnieuw aanzag,
wank'lend tusschen angst en geluk.
Eerst moet alles voorbij zijn, alles wat
komen moet.... Ik ben er niet bang
voor, vooral.... nu niet, meer....
Ik stamelde eenige dwaze woorden
van dank en snelde de kamer uit, naar
Crampton. dien ik vond in een ander
vertrek, rustig-rookend in een fauteuil
bij het raam. Hij had z'n tijd gebruikt
om een vermomming aan te leggen, en
droeg den korten blonden baard, waar
mee hij den vorigen dag in hotel
Continental verschenen was.
(Wordt vervolgd)