De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 11 september pagina 19

11 september 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

No. 2571 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Ik voelde dat ik rood werd. Een plotselinge woede wervelde in mij op. In dit oogenblik was de komst van Crampton mij allerminst" naar den zin.' Maar ik had nauwelijks enkele onver, staan bare kéelklanken voortgebracht, of Dasja redde de situatie, door met haar rustige serene stem te antwoor den: Natuurlijk, Mr. Crampton. Ik voel me weer heelemaal beter. Ze wendde zich tot mij en zei glim lachend : Wij kunnen straks verder praten, Mijnheer Van der Boom. Die woorden brachten me weer geheel tot me-zelf. Ik voelde, dat ik me be lachelijk zou hebben gemaakt door ook maar n woord van verwijt te richten tot den detective, die geen ander doel had dan de oplossing te zoeken van het geval.... en die geen enkele reden had om zich voor mijn gevoelens ten op zichte van Dasja te interesseeren ! Crarripton scheen overigens van mijn ontstemming niets te hebben bemerkt. Hij had mij vluchtig gegroet, en bemoei de zich verder niet met mij. Hij rookte een groote sigaar en ging bij de tafel zitten. Hoe is uw eigenlijke naam? vroeg hij zonder verdere inleiding aan Dasja. Alexandra Adelaïda Sipowsky. Behoort u tot de bende, die onder aanvoering staat van den man, dien men De Geweldige" riqemt? Ik heb er toe behoord Dus nu rekent u er zich niet meer toe? ,?Neen. Waarom niet? Omdat ik: heb ingezien, dat de middelen waarmee zij hun doel trach ten te bereiken, strijdig zijn met mijn begrippen van goed en kwaad. Ik heb dat trouwens al getoond Dat weet ik. Is u bereid, mij te helpen, de heele bende onschadelijk te maken? Dasja antwoordde op deze vraag niet dadelijk. Ik zat op heete kolen. De toon waarop Crampton zijn' vragen stelde, had op zich zelf niets onaangenaams. Zijn vragen klonken gewoon zakelijk, en het was zijn goed recht, ze te stellen. Ik wist dat, en toch toch was het ? ongeloofelijk pfnlijk voor mij, Dasja aan dit verhoor onderworpen te zien. Zij dacht blijkbaar na over de wijze, . waarop ze de laatste vraag beantwoor den zou. Toen zei ze kalm: Ik moet hier onderscheid maken tusschen personen en beginselen, Mr. Crampton. Wat de personen betreft, heb ik geen reden, een van hen te ont zien, en hun handelwijze is zelfs zoo, dat mijn geweten mij voorschrijft, u te helpen, hen onschadelijk te maken. Onopzettelijk heb ik daar zelfs al ver schillende malen toe meegewerkt. In zooverre kan ik uw vraag met ,,ja" beantwoorden. En wat de beginselen aangaat ik weet niet goed, wat ik daarvan moet zeggen.... ik ben in den laatsten tijd gaan twijfelen aan alles.... Haar stem was onvast geworden. Maar nog afgezien van de vraag of ik u zou willen helpen, vervolgde ze, ik geloof niet dat ik het zou kunnen. Ik weet niet, welke aanwijzingen ik u zou moeten geven.... -- Weet u wie De Geweldige" is? Een rilling van afschuw ging door Dasja's lichaam. Wij kenden hem allen, en toch was er geen van ons, die hem kende. Zijn naam ! Weet u zijn eigenlijken naam? ??Neen. Heeft u hem we! eens gezien? Ik weet het niet Ik ben nooit bewust in zijn tegenwoordigheid geweest. Maar hij was overal tegelijk; het was of hij zijn persoonlijkheid verdubbelen kon. Is hij het, die u dien verschrikkelijken dood had toegedacht? Ja. En ook den eersten keer, toen mijnheer Van der Boom mij gered heeft, was het op zijn bevel, dat ik sterven moest. Smerkajoff was alleen met de uitvoering van het vonnis belast. Hij beschikt over meer dan menschelijke macht, Mr. Crampton, zei ze op stelligen toon. Hij moet een soort van duivel zijn. Het zal u nooit gelukken, hem de baas te worden. Ik bén hem de baas, zei de detec tive ernstig. Morgen zal ik hem aan de politie overleveren. Maar weet u dan, wie hij is? Vroeg ik snel. Ik weet het. U kent zijn naam? ??Ja, mijnheer Van der Boom, antwoordde hij glimlachend. En u kent zijn naam ook. Wie is het? riep'ik vol spanning. Dat moet voorloopig nog mijn geheim blijven. U zult het gauw genoeg weten. En dan Hij dacht eenige oogenblikken na, en wendde zich toen weer tot Dasja. ??Dan zal de bende ontmaskerd worden, zei hij. Ik heb me afgevraagd, in hoeverre dat voor u gevaar kon opleveren. De bende heeft een aantal misdaden van verschillenden aard op haar geweten. Moord, diefstal, inbraak, oplichterij, valschheid in geschrifte Ik kan natuurlijk niet uitmaken, voor hoever u daar medeplichtig aan is Mr. Crampton! riep ik op ver ontwaardigden toon. Maar Dasja antwoordde rustig: U hfeeft gelijk, Mr. Crampton. Het Wat nog niet wil zeggen, dat zij zou worden veroordeeld. Er zijn ongetwijfeld een aantal belangrijke omstandigheden, die pleiten in haar voordeel. Enfin, wendde hij zich opnieuw tot Dasja, ik heb u gewaarschuwd. Ik ben ook bereid., u bij uw vlucht te helpen, als u mij dar zou willen toestaan. Ik begon nu de zaak ernstig in te zien. Aanvankelijk had ik me onmogelijk kunnen voorstellen dat Dasja gevangen genomen zou kunnen worden, maar nu Crampton zelf practisch en een voudig, zooals ik hem al had leeren kennen veronderstelde dat zij gevaar zou loopen, nu begreep ik, dat er voor alles gehandeld moest worden. Vluchten l Ja, maar dan zou zij toch niet alleen gaan; dan zou ik haar ver gezellen om haar overal te beschermen, haar met mijn leven te verdedigen, als het moest! Visioenen van strijd en avontuur kwamen al in mijn verbeelding op, maar ze vervaagden weer, toen Dasja met haar zachte, rustige stem verklaarde: Ik zal niet vluchten. Maar wil u dan in handen van de Ik ben niet oprecht geweest t: is zeer natuurlijk, dat die vraag bij u opkomt. Ongetwijfeld zal ik als mede plichtige worden beschouwd, al heb ik nooit bewust een misdaad begaan. Wanneer het u werkelijk gelukt, de bende te ontmaskeren, dan zult u ook mij aan de politie moeten overleveren. Ik kromp ineen van schrik. Ik behoef niemand aan de politie over te leveren, hernam Crampton. Ik ben niet in dienst van de politie. Wat den Geweldige" betreft, die zal door de politie zelf worden gearresteerd, omdat ik het niet zonder de politie af kan om hem onschadelijk te maken. Overigens is het niet mijn taak, menschen in de gevangenis of hoofden onder d« guillotine te brengen. En wat u betreft, miss Sipowsky, wanneer u zich werkelijk als medeplichtige beschouwt, dan zou u nu nog een kans hebben om aan de gevangenis te ontkomen. Morgen kan het te laat zijn. Maar het is toch onmogelijk! riep ik in wanhoop uit, dat men haar zou arresteeren! Integendeel, hernam Crampton ernstig. Het is zeer waarschijnlijk, dat men miss Sipowsky. arresteeren zal. politie vallen? riep ik wanhopig. Ik wil afwachten hoe de gebeurte nissen zich zullen ontwikkelen. Ik heb mij vergrepen aan de wetten van dit land. Het is billijk dat ik daar, als het moet, voor gestraft word. Ik wendde al mijn overredingskracht aan. Ik smeekte haar, te vluchten.... Ik bood aan, haar te vergezellen.... alles voor haar te doen wat in mijn macht was.... al mijn geld tot haar beschikking te stellen.... Maar al wat ik in het midden bracht, was nutte loos. Dasja herhaalde op vasten toon, dat zij niet zou vluchten. Er was een starre onverzettelijkheid in haar, die mij onnatuurlijk voorkwam; dit vol komen gemis aan zucht naar zelfbehoud was alleen aan te nemen bij iemand, die van het leven niets meer hoopt of verwacht.... Ik geloof, dat wij het besluit van miss Sipowsky moeten eerbiedigen, zei Crampton eindelijk. U kunt haar redden ! riep ik. Hoe bedoelt u dat? Door de vervolging van de bende op te geven ! Dan zal de politie er niet in gemengd worden ! U begrijpt toch dat dat onmogelijk is, hernam de detective. Door de bende te ontmaskeren, kan ik ongetwijfeld groote rampen voorkomen; want u zult toch wel mét mij gelooven, dat die menschen niet veel goeds in hun schild voeren. Burgeroorlog in verschillende landen, oproer, revolutie dat alles kan het gevolg zijn van hun optreden; en dat in een tijd, waarin orde, rust en werkzaamheid meer dan ooit noodig zijn. En dan als de Geweldige" in vrijheid blijft, zal miss Sipowsky eiken dag de kans loopen, opnieuw in handen van haar belagers te vallen. Waarheen ze ook gaat overal zal men haar weten te vinden. Mag u dater op wagen? Crampton had gelijk: het was on zinnig, wat ik van hem verlangde. En toch kon ik het denkbeeld niet ver dragen, dat men haar gevangen zou nemen. Ze had al zoo ontzaglijk veel ellende doorgemaakt; dit zou haar zwakke krachten sloopen.... haar krankzinnig maken misschien.... Ik besloot, een laatste kans te wagen. Wil u mij even met miss Sipowsky alleen laten, Mr. Crampton? vroeg ik. De detective zag mij aan, glimlachte en verliet zwijgend de kamer. XXV. IK KOM WEER DE DEUR UIT Opnieuw was ik met Dasja alleen. Zij zat roerloos bij de tafel, het hoofd steunend met de linkerhand. Peinzend keek ze voor zich uit. Het zal u zeker vreemd voorkomen, zei ik met moeizame beheersching, dat ik zooveel moeite doe om u tot vluchten te bewegen, al is uw standpunt misschien duizend maal hooger en zuiverder dan het mijne.... Ik weet volstrekt niet wat er op het oogenblik in u omgaat, maar ik voel dat u niet normaal denkt. U moet niet boos op me zijn omdat ik dit durf te zeggen. Als ik het nu niet doe, zal ik er misschien nooit meer de gelegenheid toe hebben U hecht niet meer aan het leven ik merk het aan u.... het is u onverschillig wat er met u gebeurt.... Dat doet er hier niet toe, zei ze met een matten glimlach. Zegt u dat niet, hernam ik met vuur. Het leven is heerlijk en de moeite waard om geleefd te worden. Voor u kan het dat ook weer zijn, als u den moed heeft, het opnieuw te beginnen. Ik moet het tegen u zeggen, al is het mogelijk een onbeschaamdheid van mij.... Ik smeek u: laten wij samen het leven opnieuw beginnen.... laten wij Parijs verlaten, zoo gauw mogelijk .... De heele wereld ligt voor ons open.... U zult uw heele verleden vergeten, en wat er met u gebeurd mag zijn, voor mij is u de reinste vrouw van de wereld.... Ik zou nooit den moed gehad hebben zoo tegen u te spreken, als u vanmorgen niet zelf begonnen was met mij uw vertrouwen te schenken.... Maar nu moest ik het tegen u zeggen, al is u misschien heel boos op mij.... Het is mogelijk dat ik nog meer heb gezegd; ik was in staat geweest om er mijn zestig millioen bij te halen, al zou het onhandig, ja, grof geweest zijn. . . . Toen wachtte ik angstig op haar antwoord. Ik ben niet boos op u, mijnheer Van der Boom, zei ze, zonder mij aan te zien, maar ook mét u vlucht ik niet. Het was een onbeschaamdheid van me, te denken dat u ook van mij zou houden.... In 't geheel niet, hernam ze. Maar daarvan afgezien: ik blijf. Nu zag ze me wél aan.... er was een vochtige glans in haar oogen.... Een oogenblik later bedekte ik haar handen met kussen. Wij zullen later verder spreken, zei ze, toen ik haar opnieuw aanzag, wank'lend tusschen angst en geluk. Eerst moet alles voorbij zijn, alles wat komen moet.... Ik ben er niet bang voor, vooral.... nu niet, meer.... Ik stamelde eenige dwaze woorden van dank en snelde de kamer uit, naar Crampton. dien ik vond in een ander vertrek, rustig-rookend in een fauteuil bij het raam. Hij had z'n tijd gebruikt om een vermomming aan te leggen, en droeg den korten blonden baard, waar mee hij den vorigen dag in hotel Continental verschenen was. (Wordt vervolgd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl