De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 11 september pagina 4

11 september 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2571 f » J SPREEKZAAL RUSSISCHE REVOLUTIE OORLOG Zeer geachte Redactie, EERST heden kwam mij de Groene van 7 Augustus in handen, waarin dr. Boris Raptschiitóky op zoo laatdunkende wijze mijn boek: Episo'den uit den Russischen revolutieoorlog" be oordeeld heeft. Mag ik uwe gastvrijheid voor een korte repliek inroepen. De heer Raptschinsky en ik schijnen aan weers zijden der barricade te staan. Deze omstandigheid geeft mijn tegenstander wel het recht, om mijn relaas en mijne betoogen met argumenten te bestrijden, maar niet om te trachten ze globaal te ontkrachten met het vermoeden, dat ik als oningelicht vreemdeling niet het recht zou hebben om over Russische zaken mede te spreken. De gebeurtenissen, welke ik in mijn boek beschreven heb, zijn door mij als ooggetuige en krijgsvrijwilliger medegemaakt op een tijdstip, waarop de geheele Russische burgerklasse de lafste en staatkundig onbenulligste in Europa en het meerendeel der hoogere Russische adelsklasse, die van een authentieken krijgsadel afgezakt was tot een sloom patriciaat, gelijk wij dat in Nederland kennen, zich in angst en vrees, bereid tot alle mogelijke laag heden en inschikkelijkheden jegens hunne vijanden, schuilhielden. Terwijl ik temidden van een groep schitterende officieren, waaronder Rusland's beste namen vertegenwoordigd waren, in Jan.?April 1918 Zuid-Rusland doorzwierf, heb ik nooit anderen ont moet dan Russen, die hun maatschappelijken plicht deden, en hetzij onder het roode of het witte vaandel, den maatschappelijken kamp hielpen uitvechten. De anderen, wier kategorie door Napoleon als die der laches et jean-foutre" gebrandmerkt is, hebben zich inmiddels voor een deel over West-Europa verspreid. Daar hebben zij de angstpsychose uit hun keldertijd tegen het fanatisme eener andere staatkundige psy chose verwisseld, en zij ontzetten den vreemdeling meest door hun politieke onrijpheid en hunne on kunde aangaande hun vaderland. 's Heeren Raptschinsky's bewering, dat de'Russische revolutie hare historische oorzaken zou hebben gehad, is een logische banaliteit. Zijne stelling, dat Rusland's hoogere klassen en de Russische regeering de revo lutie hadden kunnen voorkomen, door bij tijds de noodige concessie's te doen, is kenmerkend voor de onnoozelheid der vóórrevolutionaire propaganda. Men behoeft n.l. de revolutionaire en met name de bolsjewistische dagbladen in de meest verschil lende Europeesche landen slechts te lezen om te constateeren, dat geen der moderne staten, ook die niet met de meest democratische inrichting, bij machte is, een zekere verbeten oppositie te ontkrachten, en de phalanx der stelselmatig opstandigen te ontwapenen. In den bestgeordenden staat blijft er voldoende revo lutionaire ontplofbare stof over, om bij den geringsten schok, het evenwicht tusschen staatsgezag en particu liere eerzuchten te verbreken. Die schok zal zich ongetwijfeld voordoen, indien het gezag der executieve machten door de een of andere ramp ondergraven is. Het Russische rijk is niet enkel gevallen, omdat er zooveel ontevredenheid in opgehoopt was, maar omdat het na drie jaren van een vruchteloozen krijg in een toestand van verslapping verkeerde, welke met dien van het Romeinsche rijk in omtrent 70 voor Chr. vergeleken kan worden. Het is zoo diep gevallen, wijl het onvoldoende tegen de vijanden zijner orde ver dedigd was door een, door godsdienstig en staatkundig liberalisme verslapte officiersklasse. Had Rusland in den zomer van 1917 mannen gehad, die uit vaderlands liefde en klassegevoel tegen de bolsjewistische leiders waren opgetreden gelijk sommige Duitsche officieren tegen Rosa Luxemburg, Liebknecht en een stuk of wat vrijbuiters der haute finance, zooals sommige Beiersche officieren tegen Kurt Eisner.zooals sommige Hongaarsche officieren tegen Bela Cohn, dan had de Russische omwenteling- zeer zeker een ander verloop gehad, en zou dit prachtige rijk zich niet in handen bevinden van een weinig talrijke groep geducht samengesloten satrapen, wier geest vreemd is aan den ME JJB [MEUBE EEREINGRACHT 5OO AMSTERDAM MEUBEL EU TAP'JTEN jjjj. DÜMËrTj GORDMr Russischen geest, wier denkbeelden strijdig zijn met den ideëenschat der Russische traditie's, en wier heerschappij, door Rusland's voornaamste intellectueelen unaniem gewraakt, meer en meer door het Russische volk wordt ondervonden als een onduld bare tyrannie van vreemde veroveraars. Hoe weinig de heer R. op de hoogte is van zelfs de meest gewone feiten der revolutionaire geschiedenis, blijkt uit zijne bewering, dat de Russische boeren verre aan de roode legers en het bolsjewistisch bewind de voorkeur zouden geven boven de witte legers. Herhaaldelijk ben ik zelf in Russische en Siberische dorpen getuige geweest van de begroeting onzer zege vierende legers (voor 95 pCt. uit con amore vechtende boerenjongens samengesteld) door de feestende be volking, in lange, zwierige, door de priesters met het zout-en-brood aangevoerde processie's. Het is een feit, dat Denikien's witte gardes, in den aanvang als verlossers door de Zuid-Russische landelijke bevol kingen binnengehaald, later door haar zijn bestreden, toe/i de in de achterhoeden van het Vrijwilligersleger weggedoken grootgrondbezitters hunne aanspraken op hunne inmiddels onder de boeren verdeelde goe deren geldend maakten. De Russische boer heeft de hoop verloren, iets meer uit de revolutie te halen dan wat hij in den winter van 1917 bereikt heeft. Met wan trouwen beschouwt hij de mogelijkheid eener over winning der rechtsche partijen, maar met den levendigsten haat slaat hij alles wat de sovjets verrichten gade. De stedelijke kommissarissen kunnen zich niet zonder levensgevaar in de dorpen wagen, en de Rus sische Joden, bijzonder gehaat juist wegens hun aandeel aan het slagen der bolsjewistische revolutie, worden met een middeleeuwsche moordlust door de boeren nagezeten. Ik kan in dit kort bestek niet al mijn materiaal aanhalen, maar verklaar mij bereid, om het aan den heer Raptschinsky in een openbare gedachtenwisseling in den loop van den komenden winter, in Nederland, ter overdenking en beleering, voor te leggen. Met dank voor de opname, hoogachtend uw dw. L. H. GRONDIJS Neuilly-Plaisance, l Sept. 1926. DAALT HET PEIL? TV/f ET groote belangstelling nam ik kennis van de !?**? beschouwingen van den heer C. Thomassen in de Groene Amsterdammer", Weekblad voor Nederlarid over de resultaten van het Middelbaar Onderwijs. En niet alleen, omdat de questie zeer belangrijk is en min of meer geregeld aan de orde tegenwoordig, maar ook, omdat mij een vrij groot aantal gegevens ten dienste staan, en de conclusie, die uit deze te trekken zijn, hoewel niet geheel gelijk, toch wel in dezelfde richting wijst als die, door den heer Th. getrokken. Eerst iets over de gegevens. Van l September 1919 tot Juli 1925, dus zes cursusjaren lang, telden de eerste klassen der beide gymnasia! het Medelijk enhetChristelijkgymnasium te Utrecht tezamen onder scheidenlijk 51, 67", 74, 74, 59, en 82 nieuwe leerlingen. Van al deze leerlingen zijn telken jare de drie rap porten, in December, Maart en Juni uitgereikt, ver zameld. Na afloop van de zes jaren, in Augustus en September 1925, is deze niet onbelangrijke hoeveel heid materiaal verwerkt, waarbij afzonderlijk zijn nagegaan de vorderingen van de leerlingen, die met eene verklaring tot het Gymnasium toegang verkregen en de anderen, die door de lagere school ongeschikt waren verklaard of nog te jong waren, om eene ver klaring te kunnen krijgen, maar met goed gevolg examen deden. Dit geldt echter alleen de gegevens van de cursusjaren 1921/22 tot 1924/25, omdat de bevoegdheid tot het afgeven van verklaringen voor de Gymnasia eerst in 1921 aan de lageren scholen is toegekend. En wat is nu gebleken? In het cursusjaar 1919?20 was het gemiddelde waardeeringscijfer voor de wiskundige vakken van 51 leerlingen 31/,, voor de Nederlandsche taal 37/2{); Voor 1920?'21 zijn deze cijfers 3V5 en 31/» van de 67 leerlingen; in het cursusjaar 1923?'24 waren de gelijksoortige cijfers van de 55 verklarings"-leerlingen, 33/26 en 3n/i6In 1924?'25 verkregen de 71 leerlingen met ver klaring toegelaten gemiddeld 3V2 voor de wiskundige vakken en 3J/5 voor Ned. taal. In dezelfde cursusjaren 1923?'24 en 1924?'25 werden achtereenvolgens 4 en 11 leerlingen na examen toegelaten, die de volgende gemiddelden verkregen: wiskundige vakken 25/<,, Ned. taal 3V24 en 9? / O19/ j) » - ;n> >> » ^ ;22 Wanneer wij deze gemiddelden met elkander ver gelijken, eerst alleen de gemiddelden van de jaren 1919?'20 en 1920?'21 en de gemiddelden van de leerlingen met verklaring toegelaten in de jaren 1923?'24 en 1924?'25, zoo blijkt, dat't gemiddelde voor wiskunde in 't jaar 1923?'24 lager, maar dat van 1924?'25 hooger is dan de gemiddelden der eerstgenoemde cursusjaren; terwijl het gemiddelde voor Ned. taal in 1923?'24 hooger is dan in 1919?'20, zoowel als in 1920?'21, terwijl dit cijfer in 1924?'25 hoogerisdanin 1919?'20, maar lager dan in 1920?'21. Oud merk. Moderne constructie. F N " , ? **? Snel en zuinig. Duurzaam en goedkoop. Alle modellen uit voorraad leverbaar. Importeur voor Zuid-Holland : N. V. Autogarage Archipel 's-Gravenhage. - Telefoon 54900. Er is dus geen sprake van dat uit de?e gegevens, de conclusie kan worden getrokken, dat het peil daalt; eene conclusie, die vrijwel gehandhaafd kan worden, als wij in de boven meegedeelde gemiddelden) van b. v. 1924?'25 ook nog de gemiddelden verwerken van de 11 leerlingen, die in dit jaar door het doen van een examen toegang wisten te krijgen en zooals te verwachten was, gemiddeld lagere cijfers verkregen. De vergelijkende cijfers zijn dan 1919?'20 wiskundige vakken 31/* ) 51 leerlingert Ned. taal 37/20 ) 1924?'25 wiskundige vakke-n 32/5 ) 82 leerlingen. Ned. taal 3V25 ) Dit wat betreft de Gymnasia. Nu nog enkele ge gevens betreffende de Hoogere Burgerscholen: eert 3-jarige en drie 5-jarige. Het gezamenlijke leerlingen-aantal der eerste klas sen gedurende de periode 1919?1925 van deze in richtingen van onderwijs was 1140 leerlingen. Ook van deze leerlingen zijn alle rapporten, tezamen 3420,, verzameld en bewerkt en als wij de gemiddelden op dezelfde wijze vergelijken, zoo blijken deze wel minder gunstig te zijn ten opzichte van de vraag of het peil daalt, maar niet zoo, dat een andere conclusie zoia moeten getrokken. Wij laten ze hier volgen: Aantal leerlingen. Cursusjaar, a. ver- b. kla- exaring. men. 1919?'20 201 91 1920?'21 124 51 1921?'22 182 40 1922?'23 113 39 1923?'24 112 27 1924?'25 129 31 Gemiddelden wiskundige vakken. a. b. Ned. taal. a. b. 5»/tl?5V 5^"~447/ *w£?4°/i' 59/10?5 / <ïi/ /25 /14 In het algemeen is hier inderdaad een achteruit gang te constateeren, maar niet verontrustend. Utrecht, 29 Augustite 1926 A. H. VAN DER HOEV& Noot. Voor 't Gymnasium is 3 voldoende; voor de H.B. S. 5 even voldoende, of op de grens var» onvoldoende. J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam~R'dam~D«n Haag. DB BE-STE HOEDEN IN HOLLAND NIEUWE UITGAVEN A. E. C. VAN SAARLOOS, De ba'.ans als bedrijfs economische verantwoording. Wassenaar. Uitgevers maatschappij v/h. G. Delwel. Toen een tweede druk van Balansen van Industrieele ondernemingen" noodzakelijk werd, achtte de schrijver, de heer A. E. C. Saarloos een verdieping en uitbreiding van de stof noodzakelijk. Hij heeft deze omvangrijke taak op zich genomen en de resultaten daarvan biedt hij in het hierboven vermelde werk. Tot doel stelde hij zich: de bedrijfseconomische grond slagen te geven, voor hen die bij de bestudeering van zijn Balanslezen" roeping gevoelden dieper door te dringen tot het wezen van de daarin besproken prak tische gevallen. BOOTMOTOREN MOTORBOOTEN Bingham & Lugt - Slepersvest l - Rotterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl