Historisch Archief 1877-1940
10
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2572
SPREEKZAAL
De Russische revolutie en de heer Grondijs
DE critisch denkende lezer vraagt zich af, na het
stuk van den heer Grondijs inhet vorige nummer te
hebben gelezen: wat zegt hij eigenlijk? En inderdaad:
Wat wil G. eigenlijk r
Het grootste argument van G. is: ik heb het zelf
met eigen oogen gezien ! Dit argument wordt echter,
zooals bekend is, ook door de vele buitenlanders, die
onder de auspiciën van de bolsjewiki Rusland be
zoeken en den grootsten onzin over de Russische toe
standen debiteeren, gebezigd. En toch zal G. daarom
niet zoo maar alles wat deze ooggetuigen" beweren
voetstoots aannemen. Iemand, die een burgeroorlog
meemaakt, kan de gebeurtenissen niet overzien, is
niet in staat de groote krachten, die de menigte n
hem (want hij is dan slechts een deel van de massa)
drijven, tot daden aanzetten, téontdekken. Te minder
is daartoe in staat een vreemdeling, die het land niet
kent, de menschen door een vreemden bril (in casu
door den zeer slechten bril van de Russische reactio
nairen) ziet, niet wegwijs is in den maalstroom. Het
eenige, dat zulk een buitenlander kan doen is alleen
de gebeurtenissen beschrijven, waarvan hij getuige is
geweest, niet generaliseeren. De heer G. kon zich
echter van dergelijke generalisatie niet onthouden,
beging daardoor fouten en verzwakte de uitwerking
van zijn beschrijvingen, hetgeen te betreuren is.
Indien G. de ontelbare documenten en memoires
van de leiders Van de witte" legers had gelezen, dan
had hij de onjuistheden niet neergeschreven, die hij
nu halsstarrig herhaalt. Het is een algemeen erkend
feit, dat de boeren de bolsjewiki steunden. Zij deden
dit niet omdat zij communisten waren (ik heb overi
gens herhaaldelijk gewezen op het feit, dat het platte-.
land in Rusland anti-communistisch is), maar omdat
zij wisten, dat een overwinning van de witten de
bereikte resultaten (de verdeeling van de landerijen
van den adel, de kerk en de domeinen) zou te niet doen.
De witte legers bestonden slechts voor een.zeer
klein gedeelte uit vrijwilligers. De groote massa van
die legers bestond uit mannen, die daartoe geperst
werden; de weigeraars werden neergeschoten. Ik ken
persoonlijk menschen, die gedwongen werden in de
witte legers dienst te nemen. Dat de boeren de
witten" als bevrijders hebben verwelkomd, is niet
waar. Maar dat boeren, door de witte aanvoerders
geperst, deden alsof zij blij waren met de komst van ?
de witten, is aannemelijk. De Russische boer is sluw
en de tsaristitische regeering heeft hem in de eeuwen
van verdrukking geleerd te veinzen.
Ik ken de politieke overtuigingen van den heer G.
niet. Daar hij echter de laffe moorden op Liebknecht,
R. Luxemburg en Kurt Eisner verheerlijkt, daar hij
betreurt, dat de Russen deze verheven" voorbeelden
niet hebben opgevolgd, kom ik ook tot de conclusie,
dat onze politieke en sociale overtuigingen hemels
breed verschillen. Ik beri tegen laffe moorden!
Evenals zijn reactionaire vrienden wijt G. de schuld
van de ineenstorting van Rusland voor een groot
gedeelte aan de Joden. Ook hierin toont hij te weinig
begrip van de gebeurtenissen in Rusland te hebben.
Het is zeker, dat de Joden veel verstandiger hadden
gedaan door zich niet met de Russische revolutie te
bemoeien. Dat heb ik trouwens reeds herhaaldelijk
geschreven. Ook in Rusland tijdens en na de eerste
revolutie. Ik ben zelfs overtuigd, dat het deelnemen
van de Joden ook voor de zaak der revolutie zeer
schadelijk was. Maar dat de Joden het bolsjewisme
hebben geschapen of het hebben doorgezet, is onjuist.
Het bolsjewisme is, ontdaan van de marxistische
ideologie, een zeer oud Russisch verschijnsel. Indien
G. de Russische geschiedenis kende, dan had hij
geweten, dat Lenin (overigens een rasechte en zeer
typische Rus, een edelman zelfs!) in de XVI Ie eeuw
een voorganger had (Bolotnikow). En toen waren er
in Rusland in het geheel geen Joden. Trouwens,
reeds in de oudste Russische sagen worden leer
stellingen verkondigd, die het bolsjewisme kenmerken.
Wat men vooral in het stuk van G. mist, is het
bewustzijn van het tragische, het noodlottige, het
historisch onafwendbare van de Russische revolutie.
Ten slotte dit. Ik ben altijd blij als ik wat kan
leeren; ik geef echter steeds de voorkeur aan de
bronnen. Wie het stuk van G. leest en de schrifturen
van de vertegenwoordigers van zekere reactionaire
Russische stroomingen kent, kan zonder veel moeite
vast stellen, waar G. zijn voorlichting haalt. Welnu,
ik ken die bronnen, heb die boeken en stukken gelezen,
heb er echter vergeefs naar een levend woord gezocht.
Het zijn slechts Russische vertalingen van het ge
schrijf van de fascisten.
Ik heb nog nooit een eerlijk tweegevecht afgewezen.
Ofschoon ik het nut van publieke debatten over
onderwerpen, die het publiek niet kent, ten zeerste
betwijfel, accepteer ik de uitdaging van G. tot een
debat in den a.s. winter en ben bereid met hem de
degens te kruisen.
DR. BORIS RAPTSCHINSKY
(Discussie gesloten. Red.)
SCHILDERKUNST
Bttffa en Zonen. Tentoonstelling Fcrdinand
Gueldry
Wierr de goden liefhebben, nemen zij jong tot zich.
Iedereen weet het, maar ook: wien de goden een
poets willen bakken, dien begiftigen zij met talent.
Dat is even waar, doch minder bekend. Weinig
dingen zijn zoo gevaarlijk, zoo misleidend, zoo van
de-wijs-brengend als het bezit van talent. Hoe
argeloos gelukkig leven zij die er van verstoken zijn,
hoe hopeloos dwalen velen door het leven die liet
bezitten. Talent is een voorwerp van vreugde voor
ouders, van afgunst voor ooms en tantes, van be
wondering voor welwillenden, van verlegenheid voor
den bezitter. Talent is een gave, die verplichtingen
meebrengt, een gratis terrein dat men niet braak mag
laten liggen, een ongevraagd cadeau dat men ver
wacht wordt te kweeken". Talent openbaart"
zich, maar het is op zich zelf niets, het moet ont
wikkeld, ontwikkeld en nog eens ontwikkeld. Het is
een bron van wanhoop en mismoedigheid of van
verwaandheid en zelfverheffing. Het bevat een be
lofte, die zelden gehouden wordt, het is een knop
die bij uitzondering tot een bloem uitgroeit. Het
komt daarenboven voor in een oneindig aantal
kwaliteiten en variëteiten.
Het talent van Ferdinand Gueldry is een gemak
kelijk aansprekend talent. Men kan het ook een
lief talent noemen en ook een chic. Het is het talent
om uit fashionable streken, bij voorkeur in de buurt
van voorname badplaatsen, fashionable plekjes te
kiezen en die op elegante wijze met behulp van verf
en penseel op het doek weer te geven in kleine en
passende" formaten. Het is meer dan dat. Het is
ook de gave om voor die uitbeelding pakkende
momenten te kiezen, den morgen- of den avond
stond en in elk geval een van die stonden waarin de
atmospheer wazig is en die wazigheid op coquette
wijze te suggereeren. Het is ten slotte de behendigheid
om zijn resultaten te stoffeeren met figuren uit de
hoogere wereld of uit de wereld der sporten en aan
costuums en tricots a!le recht te doen. Het is een
talent waarmede men, blijkens de levensbeschrijving
van den schilder, ver komt, ook al omdat Ferdinand
Gueldry het talent heeft om zijn talent niet te over
schatten, om het niet te forceeren, om het te koes
teren, om het te stoven, om het te laten gelden.
Toch heeft Ferdinand Gueldry, ondanks al die
talenten, geen groot talent.
MR. M. F. HENNUS
MUZIEK IN DE
HOOFDSTAD
DOOR CONSTANT VAN WESSEM
P I A N O 'S
II MUZIEKHANDEL
VLEUGELS
A" 1835 D U DAMP D Tel 443
letter St. Filter 4 n* KAOK UTRECHT
Twee /azz-pianislen
"ir ORT na 1918, toen de eerste jazzband Parijs
?*?*? veroverde, speelde Jean Wiener de jazzmuziek
op een piano in een bar, avond aan avond.
De laatste jaren kon men in de bar Le boeuf sur Ie
toit" een Belgisch pianist, Clement Doucet, meesterlijk
jazz hooren spelen, zoodat men eerder kwam om te
luisteren dan om te dansen (hoewel het een het ander
volstrekt niet uitsloot).
Later vond men hier ook Jean Wiener, en het zijn
beroemde Donderdagavonden geworden, wanneer
Wiener en Doucet daar samen op twee piano's arran
gementen van jazz-muziek, die en vogue" is, voor
dragen, in een schitterende, improviseerende vaardig
heid elkaar opvangend en voortzettend.
Uit deze samenwerking ontstonden hun jazz
concerten voor twee piano's in het theater des Champs
Elysées, middagen, die verzamelpunten werden
zoowel voor wat mondain is als voor wat artistiek wil
wezen in de Parijsche wereld.
Hun roem is over de grenzen gegaan.
In Brussel heeft men hen gehoord, bij een show
van excentrieke japonnen.
In Amsterdam heeft men hen thans gehoord in het
theater Tuschinski, tusschen twee films, eveneens een
moderne entourage voor deze beide wellicht grootste
moderne pianisten van onzen tijd.
Hier hebben Wiener en Doucet gespeeld, aange
gaapt als een paar variété-artiesten door een publiek,
dat misschien op zoo iets als een goochelaar zat te
wachten.
Wat verwachtte men? Dat het tweetal zich op een
gegeven oogenblik een korte hoofdknik naar
elkaar op de handen aan de toetsen op zou richten
en met de beenen boven het hoofd in de lucht den
steppas markeeren? Wie weet!
Misschien herinnerden sommigen zich ook nog de
beide razende pianisten van Whiteman's band, wier
vingers als op hol geslagen mechanieken over de
toetsen rutschten?
Kunstenaars als Wiener en Doucet verwaardigen
Nederlandsche Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
zich niet hun succes te zoeken in aardigheden vans
slechten smaak, noch met het formidabel gemak van,
hun techniek te overbluffen. En hoezeer men het
initiatief van Tuschinski ook moet prijzen, een initia
tief, dat aan Amsterdam de kennismaking met deze
meesters der jazz-muziek bezorgde, op hun plaats
waren zij hier niet.
Want al speelden zij maar gewone" dansmuziek,.
het was de waardigheid van hun spel zelf, die ons dit
liet gevoelen, mér nog dan het feit van hun optreden
als entre-acte in een filmtheater, waar wij toch ook
uitstekende dansers en balletten hebben mogen zien.
Om alle nuances van het spel der beide pianisten,
volmaakt te kunnen genieten hadden wij een kleinere;,
intiemere ruimte gewenscht.
Toch was wat wij ondergingen reeds veel.
De voordracht der jazz-muziek baseert zich op het
beginsel, dat Wiener reeds in een interview vans
profetische beteekenis" heeft genoemd: het
contrapuntisch stemmenweefsel van jazz, een stemmen
weefsel geboren uit improvisatie en variatie, gelijk bij
de rhythmisch doorgevoerde muziek der primitieve:
volken, waaraan jazz ontleend is.
Dan begint Wiener een schijnbaar zoo onbewogen.
ingezette, toch innig melancholieke blues-melodie of
een rhythmisch thema, in toetsen gemarteleerde klacht.,
door Doucet met de doffe rhythmen of een golvender»
achtergrond van tegenstemmen begeleid. De stem
men nemen in sterkte toe, de melodie keert nu<
forto terug, het geheel zwelt aan, heftig en sneller
hameren Doucet's rhythmen: een emotioneerend,
moment, dan neemt alles weer in sterkte af, zacht
herhaalt de klacht zich nogmaals en zonder bravoure"'
gaat het stuk ten einde. Prachtig geeft Wiener de
klankaccenten van sommige blaasinstrumenten weer.,
de beide piano's gaan orkestraal klinken, zonder pom
peusheid, alles blijft mooi en doorzichtig.
Eigenlijk zoo eenvoudig alles; te eenvoudig voor eert
variété-entreacte. Maar zij die gekomen zijn om te.
hooren en de Valentino-film op den koop toe nemen;.
zijn enthousiast; een dol applaus- en een paar toe
giften volgen.
Men moet deze jazz-muziek door Wiener en Doucet
hebben hooren spelen om te beseffen dat de voordracht
alles is en de noten van het origineel hier zeer weinig.
zijn . En zelfs de noten veranderen als klankuitdruk
king onder hun handen. Zooals zij een noot soms.
door een kort glissando, subtiel en innig laden", dat
is niet met een notenbeeld weer te geven. Er is een
blues" van Wiener gepubliceerd, een simpele com
positie en zeker niet brillant genoeg voor een
societysucces; doch ik heb aan deze blues, die ik eens in
Parijs door Wiener zelf hoorde spelen, een niet in
woorden te benaderen herinnering behouden. Het is
de wijze, waarop dit wisselen en aarzelen tusschen
dur en moll gesteld wordt, dat in deze muziek iets van
een heelals-klacht", die in primitieve negerliederen,
schuilt, tot uiting brengt. Wiener heeft deze muziek
wel zeer innig gevoeld en zijn geheele spel en werk
getuigt van een vurige liefde er voor. Doch Wiener
bezit niet de ambitie der Amerikanen, die jazz" de
schepping van hun nieuwe muziek willen laten zijn~
Wat hij aan rijkdommen in jazz ontdekt heeft alleen
wil hij voor Europa behouden en hij schrijft zelf een
kunst, die naar een stijl zoekt, die reeds bij Bach
voorkomt: verbinding tusschen danswijs en
contrapuntiek, een kunst, geschapen uit de
contrapuntische en melodische elementen van jazz en die de
critiek de verbinding van Bach met jazz heeft
genoemd.
Hoe het ook zij, Wiener schreef tot nog toe prach
tige stukken muziek in zijn Concerto franco-améri
cain" en in zijn nieuwe sonate.
DIT MERK
IS EEN WAARBORG VOOR
ONOVER
TROFFEN REPRODUCTIE EN
ONGEËVENAARDE AFWERKING.