De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 18 september pagina 10

18 september 1926 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2572 SPREEKZAAL De Russische revolutie en de heer Grondijs DE critisch denkende lezer vraagt zich af, na het stuk van den heer Grondijs inhet vorige nummer te hebben gelezen: wat zegt hij eigenlijk? En inderdaad: Wat wil G. eigenlijk r Het grootste argument van G. is: ik heb het zelf met eigen oogen gezien ! Dit argument wordt echter, zooals bekend is, ook door de vele buitenlanders, die onder de auspiciën van de bolsjewiki Rusland be zoeken en den grootsten onzin over de Russische toe standen debiteeren, gebezigd. En toch zal G. daarom niet zoo maar alles wat deze ooggetuigen" beweren voetstoots aannemen. Iemand, die een burgeroorlog meemaakt, kan de gebeurtenissen niet overzien, is niet in staat de groote krachten, die de menigte n hem (want hij is dan slechts een deel van de massa) drijven, tot daden aanzetten, téontdekken. Te minder is daartoe in staat een vreemdeling, die het land niet kent, de menschen door een vreemden bril (in casu door den zeer slechten bril van de Russische reactio nairen) ziet, niet wegwijs is in den maalstroom. Het eenige, dat zulk een buitenlander kan doen is alleen de gebeurtenissen beschrijven, waarvan hij getuige is geweest, niet generaliseeren. De heer G. kon zich echter van dergelijke generalisatie niet onthouden, beging daardoor fouten en verzwakte de uitwerking van zijn beschrijvingen, hetgeen te betreuren is. Indien G. de ontelbare documenten en memoires van de leiders Van de witte" legers had gelezen, dan had hij de onjuistheden niet neergeschreven, die hij nu halsstarrig herhaalt. Het is een algemeen erkend feit, dat de boeren de bolsjewiki steunden. Zij deden dit niet omdat zij communisten waren (ik heb overi gens herhaaldelijk gewezen op het feit, dat het platte-. land in Rusland anti-communistisch is), maar omdat zij wisten, dat een overwinning van de witten de bereikte resultaten (de verdeeling van de landerijen van den adel, de kerk en de domeinen) zou te niet doen. De witte legers bestonden slechts voor een.zeer klein gedeelte uit vrijwilligers. De groote massa van die legers bestond uit mannen, die daartoe geperst werden; de weigeraars werden neergeschoten. Ik ken persoonlijk menschen, die gedwongen werden in de witte legers dienst te nemen. Dat de boeren de witten" als bevrijders hebben verwelkomd, is niet waar. Maar dat boeren, door de witte aanvoerders geperst, deden alsof zij blij waren met de komst van ? de witten, is aannemelijk. De Russische boer is sluw en de tsaristitische regeering heeft hem in de eeuwen van verdrukking geleerd te veinzen. Ik ken de politieke overtuigingen van den heer G. niet. Daar hij echter de laffe moorden op Liebknecht, R. Luxemburg en Kurt Eisner verheerlijkt, daar hij betreurt, dat de Russen deze verheven" voorbeelden niet hebben opgevolgd, kom ik ook tot de conclusie, dat onze politieke en sociale overtuigingen hemels breed verschillen. Ik beri tegen laffe moorden! Evenals zijn reactionaire vrienden wijt G. de schuld van de ineenstorting van Rusland voor een groot gedeelte aan de Joden. Ook hierin toont hij te weinig begrip van de gebeurtenissen in Rusland te hebben. Het is zeker, dat de Joden veel verstandiger hadden gedaan door zich niet met de Russische revolutie te bemoeien. Dat heb ik trouwens reeds herhaaldelijk geschreven. Ook in Rusland tijdens en na de eerste revolutie. Ik ben zelfs overtuigd, dat het deelnemen van de Joden ook voor de zaak der revolutie zeer schadelijk was. Maar dat de Joden het bolsjewisme hebben geschapen of het hebben doorgezet, is onjuist. Het bolsjewisme is, ontdaan van de marxistische ideologie, een zeer oud Russisch verschijnsel. Indien G. de Russische geschiedenis kende, dan had hij geweten, dat Lenin (overigens een rasechte en zeer typische Rus, een edelman zelfs!) in de XVI Ie eeuw een voorganger had (Bolotnikow). En toen waren er in Rusland in het geheel geen Joden. Trouwens, reeds in de oudste Russische sagen worden leer stellingen verkondigd, die het bolsjewisme kenmerken. Wat men vooral in het stuk van G. mist, is het bewustzijn van het tragische, het noodlottige, het historisch onafwendbare van de Russische revolutie. Ten slotte dit. Ik ben altijd blij als ik wat kan leeren; ik geef echter steeds de voorkeur aan de bronnen. Wie het stuk van G. leest en de schrifturen van de vertegenwoordigers van zekere reactionaire Russische stroomingen kent, kan zonder veel moeite vast stellen, waar G. zijn voorlichting haalt. Welnu, ik ken die bronnen, heb die boeken en stukken gelezen, heb er echter vergeefs naar een levend woord gezocht. Het zijn slechts Russische vertalingen van het ge schrijf van de fascisten. Ik heb nog nooit een eerlijk tweegevecht afgewezen. Ofschoon ik het nut van publieke debatten over onderwerpen, die het publiek niet kent, ten zeerste betwijfel, accepteer ik de uitdaging van G. tot een debat in den a.s. winter en ben bereid met hem de degens te kruisen. DR. BORIS RAPTSCHINSKY (Discussie gesloten. Red.) SCHILDERKUNST Bttffa en Zonen. Tentoonstelling Fcrdinand Gueldry Wierr de goden liefhebben, nemen zij jong tot zich. Iedereen weet het, maar ook: wien de goden een poets willen bakken, dien begiftigen zij met talent. Dat is even waar, doch minder bekend. Weinig dingen zijn zoo gevaarlijk, zoo misleidend, zoo van de-wijs-brengend als het bezit van talent. Hoe argeloos gelukkig leven zij die er van verstoken zijn, hoe hopeloos dwalen velen door het leven die liet bezitten. Talent is een voorwerp van vreugde voor ouders, van afgunst voor ooms en tantes, van be wondering voor welwillenden, van verlegenheid voor den bezitter. Talent is een gave, die verplichtingen meebrengt, een gratis terrein dat men niet braak mag laten liggen, een ongevraagd cadeau dat men ver wacht wordt te kweeken". Talent openbaart" zich, maar het is op zich zelf niets, het moet ont wikkeld, ontwikkeld en nog eens ontwikkeld. Het is een bron van wanhoop en mismoedigheid of van verwaandheid en zelfverheffing. Het bevat een be lofte, die zelden gehouden wordt, het is een knop die bij uitzondering tot een bloem uitgroeit. Het komt daarenboven voor in een oneindig aantal kwaliteiten en variëteiten. Het talent van Ferdinand Gueldry is een gemak kelijk aansprekend talent. Men kan het ook een lief talent noemen en ook een chic. Het is het talent om uit fashionable streken, bij voorkeur in de buurt van voorname badplaatsen, fashionable plekjes te kiezen en die op elegante wijze met behulp van verf en penseel op het doek weer te geven in kleine en passende" formaten. Het is meer dan dat. Het is ook de gave om voor die uitbeelding pakkende momenten te kiezen, den morgen- of den avond stond en in elk geval een van die stonden waarin de atmospheer wazig is en die wazigheid op coquette wijze te suggereeren. Het is ten slotte de behendigheid om zijn resultaten te stoffeeren met figuren uit de hoogere wereld of uit de wereld der sporten en aan costuums en tricots a!le recht te doen. Het is een talent waarmede men, blijkens de levensbeschrijving van den schilder, ver komt, ook al omdat Ferdinand Gueldry het talent heeft om zijn talent niet te over schatten, om het niet te forceeren, om het te koes teren, om het te stoven, om het te laten gelden. Toch heeft Ferdinand Gueldry, ondanks al die talenten, geen groot talent. MR. M. F. HENNUS MUZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOR CONSTANT VAN WESSEM P I A N O 'S II MUZIEKHANDEL VLEUGELS A" 1835 D U DAMP D Tel 443 letter St. Filter 4 n* KAOK UTRECHT Twee /azz-pianislen "ir ORT na 1918, toen de eerste jazzband Parijs ?*?*? veroverde, speelde Jean Wiener de jazzmuziek op een piano in een bar, avond aan avond. De laatste jaren kon men in de bar Le boeuf sur Ie toit" een Belgisch pianist, Clement Doucet, meesterlijk jazz hooren spelen, zoodat men eerder kwam om te luisteren dan om te dansen (hoewel het een het ander volstrekt niet uitsloot). Later vond men hier ook Jean Wiener, en het zijn beroemde Donderdagavonden geworden, wanneer Wiener en Doucet daar samen op twee piano's arran gementen van jazz-muziek, die en vogue" is, voor dragen, in een schitterende, improviseerende vaardig heid elkaar opvangend en voortzettend. Uit deze samenwerking ontstonden hun jazz concerten voor twee piano's in het theater des Champs Elysées, middagen, die verzamelpunten werden zoowel voor wat mondain is als voor wat artistiek wil wezen in de Parijsche wereld. Hun roem is over de grenzen gegaan. In Brussel heeft men hen gehoord, bij een show van excentrieke japonnen. In Amsterdam heeft men hen thans gehoord in het theater Tuschinski, tusschen twee films, eveneens een moderne entourage voor deze beide wellicht grootste moderne pianisten van onzen tijd. Hier hebben Wiener en Doucet gespeeld, aange gaapt als een paar variété-artiesten door een publiek, dat misschien op zoo iets als een goochelaar zat te wachten. Wat verwachtte men? Dat het tweetal zich op een gegeven oogenblik een korte hoofdknik naar elkaar op de handen aan de toetsen op zou richten en met de beenen boven het hoofd in de lucht den steppas markeeren? Wie weet! Misschien herinnerden sommigen zich ook nog de beide razende pianisten van Whiteman's band, wier vingers als op hol geslagen mechanieken over de toetsen rutschten? Kunstenaars als Wiener en Doucet verwaardigen Nederlandsche Munt Holland's beste 10 cents sigaar zich niet hun succes te zoeken in aardigheden vans slechten smaak, noch met het formidabel gemak van, hun techniek te overbluffen. En hoezeer men het initiatief van Tuschinski ook moet prijzen, een initia tief, dat aan Amsterdam de kennismaking met deze meesters der jazz-muziek bezorgde, op hun plaats waren zij hier niet. Want al speelden zij maar gewone" dansmuziek,. het was de waardigheid van hun spel zelf, die ons dit liet gevoelen, mér nog dan het feit van hun optreden als entre-acte in een filmtheater, waar wij toch ook uitstekende dansers en balletten hebben mogen zien. Om alle nuances van het spel der beide pianisten, volmaakt te kunnen genieten hadden wij een kleinere;, intiemere ruimte gewenscht. Toch was wat wij ondergingen reeds veel. De voordracht der jazz-muziek baseert zich op het beginsel, dat Wiener reeds in een interview vans profetische beteekenis" heeft genoemd: het contrapuntisch stemmenweefsel van jazz, een stemmen weefsel geboren uit improvisatie en variatie, gelijk bij de rhythmisch doorgevoerde muziek der primitieve: volken, waaraan jazz ontleend is. Dan begint Wiener een schijnbaar zoo onbewogen. ingezette, toch innig melancholieke blues-melodie of een rhythmisch thema, in toetsen gemarteleerde klacht., door Doucet met de doffe rhythmen of een golvender» achtergrond van tegenstemmen begeleid. De stem men nemen in sterkte toe, de melodie keert nu< forto terug, het geheel zwelt aan, heftig en sneller hameren Doucet's rhythmen: een emotioneerend, moment, dan neemt alles weer in sterkte af, zacht herhaalt de klacht zich nogmaals en zonder bravoure"' gaat het stuk ten einde. Prachtig geeft Wiener de klankaccenten van sommige blaasinstrumenten weer., de beide piano's gaan orkestraal klinken, zonder pom peusheid, alles blijft mooi en doorzichtig. Eigenlijk zoo eenvoudig alles; te eenvoudig voor eert variété-entreacte. Maar zij die gekomen zijn om te. hooren en de Valentino-film op den koop toe nemen;. zijn enthousiast; een dol applaus- en een paar toe giften volgen. Men moet deze jazz-muziek door Wiener en Doucet hebben hooren spelen om te beseffen dat de voordracht alles is en de noten van het origineel hier zeer weinig. zijn . En zelfs de noten veranderen als klankuitdruk king onder hun handen. Zooals zij een noot soms. door een kort glissando, subtiel en innig laden", dat is niet met een notenbeeld weer te geven. Er is een blues" van Wiener gepubliceerd, een simpele com positie en zeker niet brillant genoeg voor een societysucces; doch ik heb aan deze blues, die ik eens in Parijs door Wiener zelf hoorde spelen, een niet in woorden te benaderen herinnering behouden. Het is de wijze, waarop dit wisselen en aarzelen tusschen dur en moll gesteld wordt, dat in deze muziek iets van een heelals-klacht", die in primitieve negerliederen, schuilt, tot uiting brengt. Wiener heeft deze muziek wel zeer innig gevoeld en zijn geheele spel en werk getuigt van een vurige liefde er voor. Doch Wiener bezit niet de ambitie der Amerikanen, die jazz" de schepping van hun nieuwe muziek willen laten zijn~ Wat hij aan rijkdommen in jazz ontdekt heeft alleen wil hij voor Europa behouden en hij schrijft zelf een kunst, die naar een stijl zoekt, die reeds bij Bach voorkomt: verbinding tusschen danswijs en contrapuntiek, een kunst, geschapen uit de contrapuntische en melodische elementen van jazz en die de critiek de verbinding van Bach met jazz heeft genoemd. Hoe het ook zij, Wiener schreef tot nog toe prach tige stukken muziek in zijn Concerto franco-améri cain" en in zijn nieuwe sonate. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVER TROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl