De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 18 september pagina 13

18 september 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Nó. 2572 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 DRAMATISCHE KRONIEK DOOR TOP NAEFF Gevallen Engelen, en gevallen Muzen LACHEN, brullen, gieren, sidderen, zult gij, ,, kunstlievend publiek, in de Nederlandsche schouwburgen; wanneer gij niet minstens van uw stoel valt van de sensatie!!'", dan krijgt ge uw geld toch a! een koopje, mits bij abonnement" ??terug. Haast u, haast u, anders is er geen plaats meer voor u over. Het loopt storm en de premières draaien al " - De beschaafde vreemdeling, die onze taal ver staat en voor wien deze Kokadorus-stijl iets bijzonders is T- want het komt, voor zoover ik weet, in geen .«nkel ander land van Europa voor, dat de Drama tische kunst op een dergelijke wijze aan den man wordt gebracht /al wellicht vragen: Is dat Jioodig? In alle landen heeft het tooneel een dobber, maar er blijft toch altijd nog een verschil bestaan tusschen den faillieten winkel en het artistiek bankroet, dat de tooneelkunst bedreigt". En dan zullen onze directeuren, waaronder er gewis schuilen, die blozen bij het opstellen van hun over weldigende successen", moeten antwoorden: Helaas, dat is hier noodig. Daarop hebben we het met ons allen heengestuurd. Het pubüek, dat wij in de laatste jai;en voor het tooneel hebben gewonnen", waar voor, we ons al deze moeite getroosten, en dat de exploitatie op dezen voet mogelijk maakt, loopt, als we niet mee opbieden, naar onze concurrenten. Wij zitten op veel te zware, lasten om ons met idealen «n het noblesse oblige" van den kunstenaar op te houden. Hoe anders moeten in dit kleine land de schouwburghuren en belastingen worden opgebracht? hoe, als we niet van ons doen spreken", de subsi-' dies worden verdiend"? Hoe moet het legertje van aangekweekte tooneelisten, dat de te dure talenten vervangt, aan den kost komen, indien de quantiteit riet goed maakt wat aan de qualiteit van het werk ontbreekt? Geen enkel gezelschap kan zich meer de weelde veroorloven van een ensemble zonder hiaten, overal mist men de krachten om een stuk naar den eisch te bezetten en den tijd om het in te studeeren. En spreekt het dan niet van zelf dat wij ons geld het liefst besteden aan mooie, pakkende advertenties, waarin we het nieuwe publiek, bij voorkeur in brief stijl, uitleggen hoe bereid wij zijn het onze clientèle naar den zin te maken: Wét u, dat ge bij ons een Shakespeare zien kunt, zooals er nog nooit een werd vertoond !" Dat trekt. Ons publiek is langzamerhand overtuigd geraakt, dat het slechts te decreteeren heeft, en dat wij in staat zijn aan alle eischen, klassiek of modern, te voldoen. In elke jonge dame, die er aardig uitziet, erkent het bij voorbaat de ster", waartoe wij haar, faute de mieux, bestemden, in eiken jongen man, die niet al te onverstaanbaar spreekt, -den aspirant-töoneeldirecteur, die gereed staat zoodra wij bezwijken. Ook dit houdt de belang stelling levend. En in nood-gevallen er doen zich nu en dan rollen voor; waarmee zelfs een debutant geen raad weet vinden* wij onder de werklooze artiesten altijd wel iemand bereid een gastrol ie vervullen. Dat staat gekleed en komt altijd nog billijker uit dan een compleet gezelschap van wer kelijke kunstenaars. En hebt u", zal de vreemdeling daarop wellicht nog vragen, in dit land in h'et geheel geen last van de kritiek?" Niet meer. Er zijn wel eens jaren van illusie ge weest, waarin enkelen hunner pour l'amour de Tart BOEK VAN DE WEEK ARROWSMITH door SINCLAIR LEWIS Schrijver van Babbitt" enz. Uit het Amerikaan'sch vertaald door ARIE QUERIDO Prijs ing. f 4.90 - in prachtband f5.90 Uitgave van VAN HOLKEMA & WAREND ORF'S Uitg-Mij. Amsterdam. nu en dan roet in het eten gooiden, maar ze konden tegen den a'.gemeenen geest van den tijd die het talent in de wereld eerlijk verdeeld wil hebben niet op. En thans zijn er zóó velen, die het weten; du choc des opinions ontspringt nog slechts herhaling en misverstand. Elke acteur of actrice heeft thans zijn of haar eigen criticus, en het publiek kan over ieder op zijn beurt in dezelfde woorden hetzelfde lezen. Bovendien zijn de stukken met inhoud momenteel uit de mode en bestaat de taak dezer verslaggevers uit niets meer dan het oververtelten van een onnoozel verhaaltje, of in het zoeken naar de goede bedoelingen van een modern auteur. Zij moeten dit doen terwille van het couranten-lezend publiek, dat op de hoogte van zijn tijd wil zijn en over de kunst moet kunnen meespre ken. Het publiek, dat onze schouwburgen bezoekt, leest die lange kunstpredicaties niet eens, en wij kun nen er »voor onze reclame net uitlichten wat we willen om het leven van een gevallen stuk nog de enkele dagen te rekken, die we noodig hebben om gauw een nieuw werk te monteeren." En bevredigt deze arbeid u op den duur?" Och. wij zijn van den morgen tot den avond in touw om het land van Groningen tot Maastricht te laten lachen, brullen, rillen, enz., en komen, als mensch en kunstenaar, nauwelijks meer tot bezinning. De tijd, dat er maanden geploeterd werd om een werk van schoonheid en beteekenis tot een zoo hoog mogelijk opgevoerd tooneelleven te brengen, ligt al zoo ver achter ons. Alleen in de herinnering van een langzamerhand verouderd geslacht van illusionisten clat trouwens niet talrijk was leven ze nog wat voort, deze avonden, waarop een dichter sprak in licht en kleur " A quoïrêvent les jeunes filles?" In het blijspel Gevallen Engelen" van den schrijver van Easy Virtue", Noel Coward, zijn de droomsters twee jonge vrouwen, en heeft de poëzie van de Musset het veld geruimd voor de scabreuse aanduidingen, waarin de hypocritische Engelschman uitmunt. Het stukje, dat overigens voor een jonge-dames-kostschool geschreven had kunnen zijn, wordt vertoond door het Vercenigd Tooneel", waaraan niet veel meer vereenigd mag heeten. Genoemde jonge vrouwen ,Julia" (Nel Stants) en Jane" (Else Mauhs) hebben beiden vóór haar Tiuwelijk denzelfden verleidelijken Franschman niet slechts aangebeden, daarbij laten de meisjes het niet meer, doch successievelijk toebehoord met lijf en ziel. Dit heeft haar intusschen niet belet vriendinnen" te blijven. Zoowel Julia als Jane zijn daarop onschul dig getrouwd, doch vinden na een vijfjarige verveling met hun wettige echtgenooten, in den onverwachten terugkeer van dezen heer Mauricc Duclos, een gelukkige aanleiding om in gehuwden staat den jongemeisjes-droom te hervatten. Zij verwachten hem sa men, in de beste verstandhouding en met een uit gelezen souper, dat zij, aangezien hij zich wachten laat, allengs genotdzaakt zijn zelf op te soupeeren. Hetgeen den schrijver gelegenheid geeft tot een dronken-dames-tooneel, dat niet minder dan een geheel bedrijf, het tweede, vult. De lang verholen rivaliteit, welke gedurende dezen kennelijken staat in beiden losbreekt, is de kern van liet stukje. Een jaloezie, die wanneer in het derde bedrijf Er der Herrlichste" nog niet verschijnt, de vriendinnen drijft tot verraad van eikaars ,,verleden", e!k aan elkanders echtgenoot. Hier zien we duidelijk waar de emancipatie der vrouw hokt.... Al knippen ze heur haren, al rooken ze sigaretten, al leven zij zich uit," en al bedrinken zij zich ten slotte, zij zullen toch nooit geheel des mans gelijken zijn, aange/.ien onder mannen, kameraden, op dit punt nog een zekere fatsoensleer geldt een soort kastegeest waar voor de vrouwen te niets-ontziende zijn. De Franschman komt, in de veroveraarsgedaante van Eduard Verkade, op het allerlaatst nog op de proppen en redt, alvóór met de vrouwtjes den droom te heropenen, ten opzichte der beide mannen haar eer" dpor te doen alsof het verleden" dezer engelen slechts een verzinsel, een onschuldige grap is geweest, opgedischt om de kwijnende hartstochten der wettige wederhelften een weinig op te poken. Si je voulais.." Het zou in elk geval aardiger zijn geweest, wanneer deze held harer substantieele droomen achter de coulissen ware gebleven; niet omdat wij den heer Verkade, als acteur, niet gaarne /ien, maar omdat . een zoo lang uitgesponnen verwachting in het blij spel slechts met den terugslag daarop te vervullen is. Een schrijver van nogal kinderachtige aspiraties, die op een paar brutale paradoxjes drijft. Van de twee soubrettes", welke den champagnedroom", in weerwil der beschamende situatie, passabel moeten maken, vond hij er slechts ne voor haar taak berekend. Else Mauhs heeft, behalve haar talent, het volstrekt vrouwelijke in haar geheele wezen, het kinderlijke en speelsche. dat alle zonden on echt" en vergeeflijk maakt. De rol vraagt een jongere actrice, maar met haar gaven gelukte het haar toch als de aanstootelijke Jane, in de sfeer der fantasie waar alles licht weegt, bijna een schat" te zijn. Nel Stants, daargelaten dat zij als actrice in geen vergelijk komt, is van een andere generatie; het roesje ging haar zoo natuurlijk af, dat men in haar beste oogenblikken een dronken student meende te zien. En dit vond ik, voor mij, nu juist geen illusie GIDDING ITUYNENBURG MUYS| ISCHILDFDSI SCHILDERKUNST DOOR A. PLASSCHAERT Bij Kleykamp, Den Haag. Ik heb indertijd bij de bespreking van sommige schilderijen uit het Parijsche Louvre deze be spreking uitgestrekt tot een schilderij van Hobbema. Ik weet nog goed hoe mij toen de weergave van den grond, van de aarde dus, heeft getroffen, en hoe deze grond haast de bewogenheid van een levend wezen vertoonde. Nu langzamerhand alles deel begint te nemen aan het leven; nu, volgens opeenvolgende ontdekkingen, meer en meer blijkt, dat wij (in onzen hoogmoed?) het leven te veel gelocaliseerd hadden en wij ons zelf te veel de localen voor dat leven vonden, is zoo'n uitdrukking, dat de grond zulke bewogenheid doet zien, veel minder overdreven, dan zij toen kon lij ken.Maar datneemt de waarde nietweg van den schilder Hobbema. Er worden door veel schilders veel levende dingen als dood geschilderd, en zeker werd, en wordt door veel schilders de aarde niet van uit den kern geschilderd, van uit het hart, maar wordt haar oppervlak gezien als een doode schil om een dood lijf, terwijl toch alle leven tiert op dien schil en leeft van dien schil; er is inderdaad bij velen geen leven, waar het in werkelijkheid zachtkens rumoert of luid te keer gaat van leven. De schilder Hobbema heeft echter, zooals ik u zei, deze waarheid onbewust begrepen en genoten; bij hem is de aarde in haar oppervlak niet dood, maar zwaar en zeker van dracht. Van Goyen's beste werken hebben een anderen, kenmerkenden trek, een staatsie, die altijd een mild heid blijft; hij verzacht de strakke werking der architektuur naar 't landschap toe. Dat is eigenlijk niet iets om zich over te verwonderen, want van Goyen heeft de neiging naar het monochrome, naar het bijna of zoo goed als n-kleurige en daar is altijd een zacht heid, een vergaan van den ommetrek een eisch, want het is wat ge zoudt kunnen noemen de coloratie van het romantische (deze coloratie behoeft niet grijs of bruin te zijn !) en dat is immers het aanvaarden niet van de begrensdheid der dingen, niet hun af zonderlijkheid, maar hun eenheid, hun gemeenzaam heid ten minste. Zoo vindt ge Van Goyen hier in zijn schilderij met den pont, en in de andere, die met zijn naam zijn gesierd. Hoe anders is Pieter de Houch \ Ik moet dadelijk beginnen met neer te schrijven, dat deze. schilderij Pieter de Hooch zeker niet on zijn sterkst geeft, niet tegenstaande alle geciteerde, in den katalogus geci teerd? loftuiting van den heer Hirschmann. Wij kennen in onze Hollandsche verzamelingen veel beter schilderijen van Pieter de Hooch dan dit schilderij zou doen vermoeden. De kleur is daar zonder troebel heid en met meer innigheid, dan in dit schilderij naar voren komt. Natuurlijk is Pieter de Hooch de mindere van den Delftschen Vermeer en de mindere van C. Fabritius, maar de afstand is een andere, dan ge enkel uit dit schilderij zoudt willen constateeren. Zelfs het door kijkje mist wat ge anders in dezen schilder vindt, waar bij een zwakker werk de doorkijk soms het beste deel is. Is van Goyen vol van den wijden adem van het landschap, Salomon van Rnysdael is de kalme rijkdom van de natuur; hij heeft een plechtigen, voldragen, toon. Van zelf spreekt, dat deze plechtigheid geen pose is (weinig dingen zijn echter dan deze oude Hollanders) noch dat deze plechtigheid, zooals dat heet ideëel of, anders, litterair wordt uitgedrukt. Deze schilders, voor wie het vraagstuk oog of chemie" nog niet was gesteld, zijn schilders van het oog en van het hart; met het hart en met het oog; zij hebben den eenvoud van een waarheid; hun egocentrisch werk openbaart hun zuivren aard. Ze zijn niet subtiel in psychologischen zin; ze zijn rnenschelijk in den breeden zin van dat woord. Zij spiegelden zich in wolken en water; zij gingen verbaasd langs den oever van een groote rivier; zij begrepen de schepen als een deel van dat water (waar, op schilderijen de schepen dat niet zijn, zijn de schilderijen niet door hen ge schilderd !) en ruimte van lucht en ruimten van water en stijging van beboschte oevers etc. werden ruimer door de grooter ruimte van hun ontroerd zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl