De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 18 september pagina 19

18 september 1926 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

: 2572 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ze hebben haar weggehaald, vervolgde ze snikkend. WeggebiMd? Wiel D« politie Ik Volgde madame Berger in de kamef; verslagen zaten wij tegenover elkaar. Dus nu al.... Dat het gebeuren zou, was allerwaarschijnlijkst, maar zoo gauw al, en zoo onverwacht.... Ik dacht er over na, hoe het mogelijk was, dat men haar verblijf ontdekt had. Het was waar, Crampton had zich, om den Geweldige" onschadelijk te kunnen maken, in verbinding gesteld met de politie; waarschijnlijk was hij toen ook verplicht geweest, op te geven, waar Oasja zich bevond.... Maar dat men haar reeds nu gevangen zou .nemen, had hij zeker niet kunnen vermoeden. Dan zou hij mij zeker gewaarschuwd hebben, en in ieder geval dezen middag anders hebben gesproken,dan hij nu gedaan had. Het is ongeveer een uur geleden, vertelde madame Berger. Twee mannen hebben haar in een auto meegenomen. Ik heb er mij tegen verzet zooveel ik kon.... Ik heb gezegd dat mademoiselle ziek was dat Mr. Crampton haar zelf hierheen gebracht had; maar het hielp niets. Ze zouden haar misschien nog wel hier gelaten hebben, als made moiselle niet zelf onmiddellijk bereid geweest was om mee te ga n Op het eerste verzoek stond ze op en ging mee ik kon er niets aan cjoen. Ze heeft me nog gevraagd u te groeten Groote tranen rolden de goede ma dame Berger over de wangen. Het is misschien .niet zóó ver schrikkelijk, zei ik om haar te troosten. Mademoiselle Sipqwsky wist dat het gebeuren zou, en zij wilde niet vluchten. Men zal haar zeker weer gauw loslaten; zij heeft geen enkele misdaad op haar geweten. Maar natuurlijk niet! herna m madame Berger overtuigd. Hoe zou het mogelijk zijn l Die lieve engel ik zou er op durven zwertn dat zij on schuldig is. Anders had Mr. Crampton haar toch ook niet hier gebracht! Maar dan zal haar onschuld toch immers ook wel gauw blijken, zei ik overtuigd en dan komt ze dadelijk weer vrij. Misschien kan Mr. Crampton ook iets voor haar doen; ik zie hem van avond nog en zal het hem dan dadelijk zeggen. Het is niet onmogelijk, dat wc haar morgen al terug zien. Zou u denken? zei ze, door mijn Woorden ook weer met plotselinge hoop bezield. O, dat zou heerlijk zijn ! Ik was ontroerd door haar meegevoel voor een vrouw, die ze nog geen vier en twintig uur kende. Ze was zoo kalm en flink, vertelde zij nog. Maar tegelijk leek ze me zoo ontzettend bedroefd; zoo bleek en zoo stil De rust hier in huis deed haar zoo goed; ik had haar nog zoo graag wat hier gehouden om haar te verzorgen. Zij ziet er uit of ze verschrikkelijk ge leden heeft Dat is ook zoo, zei ik ernstig. Maar ze is dapper, en kan veel dragen. Daarom heeft ze ookniet willen vluchten. Alleen het is wel vreemd, dat men haar zoo gauw gevangen heeft geno men Een plotselinge schrik schichtte door me heen. Ik sprong op. Weet u zeker, madame, dat die mannen van de politie waren? Maar natuurlijk! Hoe bedoelt u dat! Hebben ze hun bewijzen laten zien? Neen, aan mij tenminste niet Maar aan mademoiselle waarschijnlijk wel; ze ging tenminste dadelijk mee Maar groote God, dan kan het Wel zijn dat Ik zei geen woord meer, snelde de kamer uit en stormde de trap af. De mogelijkheid dat Dasja opnieuw in handen van de bende was, deed een wilde angst in me opweryelen. En het kon het kon ongetwijfeld! Ik was in mijn giwone gedaante de straat opge gaan; dat kon voor de spionnen van de bende een aanwijzing geweest zijn ! Ik moest zekerheid hebben. Ik besloot, onmiddellijk naar Crampton's huis te gaan, en als ik den detective niet thuis trof, wat zeer waarschijnlijk zou zijn, naar den Service de Süreté. DE DIEREN IN HUN STILZWIJGENDE WELSPREKENDHEID Teekening voor de Groene Amsterdammer" door H. Versfijnen V. T A PIK EN BUFFELPIKKER DE TAPIR IS VERRUKT LET OP ZIJN OOG, ZIJN OOR, ZIJN BEK J DE VOGEL OOK OM 'T GLANZEND OOG SPEELT BEATE TREK. DAT'S SYMBIOSE, EN MENIGEEN LEEFT NAAR DIE WIJZE LEER: IK HELP EEN ANDER GRAAG, ZOOLANG 'K ER ZELF VAN PROFITEER." CHARIVARIUS Op den hoek van de straat stond een taxi. Ik rende er heen, riep tegen den chauffeur den naam van de straat, waar Crampton's bureau was, en rukte het portier open. Eén seconde later verstikte een doek met chloroform mijn ademhaling. Ik deed nog een wanhopige poging om uit de auto te komen en verloor het be wustzijn. XXVII. IK KOM TERECHT BIJ DEN GEWELDIGE. Toen ik uit mijn bezwijming ontwaakte, merkte ik aan de eigenaardig stomme lende bewegingen, dat ik me nog altijd in de auto bevond. Maar hoe ! Ik lag, met opgetrokken knieën, dwars op de bank, aan handen en voeten gekneveld. Een doek was over mijn mond gebonden. De gordijntjes van de coupe-ramen waren neergelaten, maar door de spleten op zij schemerden flitsen van licht. Strepen van pijn scheurden afschuwelijk door mijn hoofd en een brandende dorst kwelde mij de gewone verschijnselen bij iemand, die bijkomt uit een bedwel ming. Langzaam helderde mijn denken aan. Mijn haatig afscheid van madame Berger.... eigenlijk kon het niet eens een afscheid genoemd worden: ik was zoo maar weggeloopen mijn onzekerheid over het lot van Dasja toen de taxi op den hoek van de straat of tenminste de auto die ik voor een taxi had aan gezien en toen niets meer Met geweld dwong ik mijn gedachten los uit mijn verdoften geestestoestand. Dasja mijn God, nu was er geen twijfel meer mogelijk of zij was opnieuw in de handen van de schurken gevallen.... Ik zag haar weer voor mij, zooals we haar den vorigen avond aangetroffen hadden in dien kelder Een gevoel van de allerdiepste wanhoop over weldigde me Nu was alles verloren. Haar lot was beslist en het mijne even eens dit was het einde van mijn strijd om de millioenen en van mijn strijd om het bezit van een geliefde vrouw.... want nu, nu wist ik het zekerder dan ooit, dat ik haar liefhad.... liefhad op leven en dood nu het zoo goed als zeker was dat ik haar nooit terug zou zien Ik kan de gevoelens, die mij bezielden, niet beschrijven. De auto raasde voort, voort; ik weet niet hoe lang. Toen hij eindelijk stopte, en het portier geopend werd, was het donker buiten. Eerst nu onderscheidde ik, tegenover mij, twee gestalten. Ze kwamen over eind, zwijgend, en droegen mij uit de auto, een smalle brug over, een huis binnen. Ik hoorde den wind in de boomen ruischen; in de verte zag ik, onder een zware wolkenbank, een streep licht van den stervenden dag toen sloeg de huisdeur dicht. Men droeg mij in een groote kamer, waar licht brandde en legde mij op den grond. Daarna gingen de mannen heen. Het was doodstil. Ik had maar n gedachte meer: zoo spoedig mogelijk sterven. Uitkomst leek me nu toch niet meer mogelijk. En Dasja was verloren, voorgoed ver loren. De Geweldige had gezegevierd over Henry Crampton Ik bleef niet lang alleen. De deur werd achter mij geopend; er trad iemand binnen. Het was me onver schillig wie het kon zijn. Een vijand was het in elk geval. Het leek me om verschillende redenen beter, u hier te ontvangen dan in de rue de Notre Dame de Lorette, m'sieur Van der Boom, zei een bekende stem. Ontzet wendde ik het hoofd om en blikte in het glimlachende gelaat van den heer Jacquemart, den boekhouder van de Banque nationale.... Wacht, vervolgde hij. Ik zal u even helpen. Hij bukte zich en verloste mij van den doek, die over mijn mond gebonden was. Wat beteekent dat! riep ik. Wat doet u hier? Dat zult u spoedig genoeg weten, hernam hij kalm. Ik kan u alvast zeggen, m'sieur Van der Boom, dat dat spelletje van Mr. Crampton en u nu eindelijk uit is. Wat heeft u daar mee te maken? Meer dan u oppervlakkig zou denken. Zelfs meer dan een van de personen, waar u tot nu toe mee te doen gehad heeft. Dat waren allemaal maar ondergeschikten van mij. Begrijpt u me nu beter? Ik begreep hem maar al te goed. Er was geen twijfel mogelijk: dit was de man, die De Geweldige" genoemd werd Het spijt me eenigszins voor u, m'sieur Van der Boom, vervolgde hij, dat u in deze omstandigheden geraakt is. U is mij niet onsympathiek en ik had u graag een kans gegeven om er betrekke lijk zonder kleerscheuren af te komen. Ik heb u eerst die kans ook wérkelijk geboden, zooals u zich zult herinneren, maar u heeft er geen gebruik van willen maken. Nu is het natuurlijk te laat. En wat uw beschermer, Mr. Crampton betreft U heeft hem nog niet!" riep ik. U vergist u, vervolgde hij kalm. Ik heb hem wel. Wil u zich overtuigen? Ik heb trouwens nog iemand anders, iemand, die u misschien nog wel eens terug wilt zien. Een oogenblik. Hij' blies op een fluitje. Onmiddellijk traden er twee mannen binnen. Maak mijnheers voeten los, gebood Jacquemart. Enkele seconden later stond ik over eind. Mijn handen waren nog gebonden. De beide helpers hielden mij bij de schouders vast. Jacquemart opende een deur, en men leidde mij daarheen. De deur gaf toe gang tot een ander vertrek, en toen ik op den drempel stond, zag ik op een rustbank het roerlooze lichaam van Henry Crampton, in dezelfde ver momming, waarin hij mij enkele uren geleden verlaten had. En in een stoel, het bleeke hoofd op zij gebogen, de teere polsen aaneengebonden, Dasja Zij schenen beiden te slapen. Met een schreeuw wilde ik mij voor waarts werpen, maar ik werd met geweld teruggehouden en in de kamer teruggevoerd. Jacquemart sloot de deur af en draaide den sleutel om. Meer dan haar eenmaal terug te zien kan ik u werkelijk niet toestaan, zei hij spottend. Het spelletje is afgeloopen, m'sieur Van der Boom; dat heb ik u al gezegd. Vannacht nog verlaat ik Frankrijk; het wordt hier te gevaarlijk voor me. Ik moet toegeven, dat Mr. Crampton het me niet gemakkelijk heeft gemaakt. Het is de hoogste tijd om hem onschadelijk te maken. Als die man aan onze zijde stond, zouden we veel nut van hem kunnen hebben. Ons werk. is hier afgeloopen; van Amerika uit zullen we verder zien. Ik had op de lippen om genade te smeeken voor Dasja. Maar ik deed het niet. Wat had zij op genade te rekenen van dit cynische monster.... Ik sloeg mijn gebonden handen voor de oogen, en barstte in snikken uit. Ik had gedacht, dat u meer per soonlijken moed bezat, m'sieur van der Boom, zei Jacquemart hoonend. Ik denk niet aan mezelf ! schreeuw de ik, maar zij.... zij.... Dasja heeft alles wat er met haar gebeurt, aan zich zelf te wijten, hernam hij. Het is nu te laat, daarover te filoso feeren. Ik heb het daar trouwens vee! te druk voor. U heeft alle drie nog tien minuten te leven. Bind zijn voeten weer, gelastte hij zijn helpers. Toen dit gedaan was, en ik weer hulpeloos op den grond lag, lieten ze mij alleen. (Slot volgt). CADILLAC De schitterende constructie en afwer king der nieuwe CADILLAC V 65 bewijzen, dat Cadillac haar leidende positie op zeldzame wijze weet te handhaven. K. LANDEWEER - UTRECHT.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl