Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
. 2573
Sr
GR E t> E N
DOOR CARRY VAN BRUGGEN
Shaw
^\ F men het gelooven wil of niet?, die lamme
verjaarshistorie heeft mijn vacantie waarneembaar
beschaduwd. Ik heb maar weinig idolen en trek mij
daarom misschien hun feilen en falen zoo aan. Van
mijn?;, grootste bewondering is Shaw het voorwerp,
sinds jaren. Soms denk ik dat ik hem hooger stel dan
wie ook, uit heden en verleden , niet het minst om
zijn openhartige zelfwaardeering. Datzelfde gevoel
.had ik vroeger, jegens Bolland, wanneer men mij
staaltjes van zijn verwaandheid" kwam vertellen.
, Konden we elkaar konden we onszelf! van
binnen bekijken, we zouden schrikken van eikaars
van onzen eigen eigendunk. Maar we zeggen het
.niet, we zijn bescheiden". Hoe bewonder ik den
grooten geest, wiens zekerheid, de valsche bescheiden
heid.en den oprechten twijfel gelijkelijk ontstegen, zijn
eigen grootheid openlijk belijdt. En ziedaar nu
.De man van CommonSense " diehetin 1914zoo
goed wist en het toen ook dorst zeggen, dat een
EngelscheTory niets beter dan een Pruisische Junker"
is, al kenden toen de omstandigheden een schijn van
superioriteit hem toe , diezelfde man blijkt, na alles,
in 1926 vergeten, dat een Duitsch regeerder niet beter
,dan een Engelsen regeerder is, al stellen hem nu de om
standigheden in staat een beteren schijn naar zich toe
te -halen. Hij was geprikkeld, om de weigering van de
regeering, zijn feestrede" per radio te verspreiden en
in die geprikkeldheid
Maar had hij het recht geprikkeld te zijn? Voor
eenigen tijd kreeg ik toevallig Upton Sinclairs boekje
The Brass Check" in handen, dat opgeblazen relaas
van edele" verontwaardiging tegen de Amerikaansche
Pers, die geweigerd had aanklachten tegen zich zelf
te publiceeren. Alsof het tegendeel denkbaar ware
alsof de heer U. S. juist een uurtje geleden, als
Voltaire's Ingénu", op een vlotje onze morsige samen
leving was komen binnendrijven. Dit soort
uit-demaan-gevallen idealisme" is toch een geest als Shaw
onwaardig. Inmiddels bleek zijn verwijt aan de
,;Manchester Guardian", die zich met de rest serviel"
jegens de regeering betoonde, van precies hetzelfde
gehalte.
Toen volgden Stresemanns complimentjes,
Stresemanns goedkoope complimentjes. En dien dag liep ik
ergens in mijn eentje door een bosch en verdiepte mij
in de mogelijkheden van Shaws antwoord. Ik hoopte
zoo, dat hij den heer Stresemann bij deze gelegenheid
een-en-ander onder den neus wrijven, aan een-en-ander
herinneren, zijn geheugen met zekere namen wat
opfrisschen zou. Ik sleep reeds scherpe punten aan de
volzinnen, ik richtte de vlijmende woorden vast af....
Toen verscheen het plasdankje, met de schimp
scheuten tegen Engeland en de strijkages voor
Duitschland.
It is the sorf of fhing that would never occur
fo a Brilish Foreign ?Secrefary, because, as you
well know, we are e barbarous nafion in maffers
of culture. We have a genereus dread of intellect
in any form, and a convicfion that art, though highly
enjoyable clandestinely, is essentially immoral.
Therefore, the so/e nofice faken ofmy seventieth
birfhday by the Brifish Government was ifs
deliberafe officia/ prohibifion of the broadcasfing of my
words spoken by me on fhaf occasion. The contrast
befween fhis attitude and that of the German
Government would be a painful one for a nafion
wifh culfural fraditions; buf our governing classes
are rafher proud of if.
To fhem I owe my repufafion as a dangerous
and disrepufable person: I owe my recognifion fo
Europe as a thinkër and dramatic poef."
Ja, toen heb ik diep gezucht in diepe moedeloosheid.
Want daar was het weer, het onuitroeibaar
Kultur"misverstand. Nadat we het toch allemaal hebben
aanschouwd en nog aanschouwen, dat Kultur" tegen
geen bederf behoedt, geen ontaarding remt, geen
verstomping en -verleugening keert , een
aan? schouwing, noodig voor de velen, die gelijk de Joden,
over wie Paulus spreekt teekenen behoeven", maar
overbodig voor de enkelen die ook daar zonder reeds
wisten, dat deze en elke collectieve Kultur" nooit
iets anders is en kan zijn dan de waardelooze mis
leidende spotvorm van het wezenlijke, levende,
in? tellect, dat zich nimmer anders dan individueel (dat
is: individualistisch) openbaart.
Maar als nu n dit had kunnen weten, en als nu
'én dit had moeten zeggen, dan toch zeker de man,
die zich met Plato en Spinoza realist" heeft genoemd!
A.generous dread of intellect" is niet van dit Enge
land of van dat Duitschland, maar van alle tijden en
van alle gouvernementen het is het wantrouwen
jegens het afwijkende en uitnemende, door Mommsen
in de Romeinsche collectiviteit opgemerkt en geprezen
als uitdrukking van het eeuwig antagonisme
tusschen de op haar wijze superieure kudde en den op
zijn wijze superieuren Mensch, daar tusschen die twee
de Wereldhaat heerscht, als tusschen vuur en water....
Onverbiddelijke waarheid, waaraan zich de
lichtschuwe en zwakke mensen zoekt te onttrekken door
zich, als de Morning Post", nijdig te maken als ze
openlijk wordt verkondigd, dan wel door, al of niet
namens zijn gouvernement, het uitheemsche en
uittijdsche intellect te prijzen, met de goedkoope,
zelfbehagelijke bewondering, die tot niets verplicht
en die niets impliceert
Dit had Shaw moeten antwoorden op Stresemanns
complimenten: Schort uw lof op, totdat er onder u
een Shaw opstaat, die u lastig valt bij lastig werk, die u
critiseert in critieke oogenblikken. Herinner u dan
dezen dag en hoed hem in mijn naam voor het lot van
Liebknecht en Luxemburg Maar dan zult u het
niet kunnen en dan zult u het niet willen "
In Duitschland is het nu gezegd. Een artikel in de
Literarische Welt" van 13 Augustus zegt bitterlijk
de dingen die Shaw had moeten zeggen, noemt
schamperlijk de namen die Shaw had moeten noemen:
Liebknecht en Luxemburg, Wedekind, Toller,
Sternheim Rathenau, Erzberger, Landauer Ein
wahrer Jammer, dass O. B. Shaw kein Deutscher ist.
Wie natten in Deutschland Regierung und Presse
seinen 70en Geburtstag gefeiert wenn er ihn erlebt
haben sollte" l).
Heel scherp en heel waar.... schoon als ver
schijnsel toch ook weer te eenzijdig beschouwd. Shaw
zelf alleen had het anders kunnen en moeten formu
leeren. Als hij maar niet geprikkeld" was geweest.
Ik zou nu toch zijn gezicht wel eens willen zien,
wanneer een Duitsche vriend hem het artikel bij
toeval mocht zenden
1) Cursiveering van de L. W."
SCHILDERKUNST
DOOR A. PLASSCHAERT
Dom Gregorius De Wit (in den Cirkel,
Den Haag)
De laatste werken van dezen Benedictijn zijn
zonder eenigen twijfel de beste. Het zijn de twee
schilderijen met ei-verf geschilderd en de twee, waar
ge zoudt kunnen zeggen, dat de voordracht, de schil
dering gaat in de richting van de muurschilderij,
van het fresco. Hoewel bij de overigen hier en daar
wat te waardeeren is, maar dikwijls iets dat eer
buiten de religieuse kunst ligt, is hier de bewogenheid
meer innerlijk (het uiterlijk-dramatische van vroeger
werd zóó overtroffen) en heeft de kleur meer den aard,
die de kerkversiering past, dan de andere dien
vertoonen. Dit is een kunst, die een verbetering zal
kunnen worden, mits, met alle toewijding en zonder
haast verzorgd; die, in tegenstelling met wat te
lang in de Roomsche kerken als kunst gold, en wat
naar net oordeel der katholieken zelf niet langer
te verdragen was, eer zal kunnen doen aan de gebou
wen, waar zij te zien zal zijn. En het is wellicht niet
verwonderlijk, dat na de bezichtiging van het werk
van Dom de Wit, ik mij een voorstelling maakte
hoe, op welke wijzen, de katholieke kunst, in het
algemeen, voor de kerken vernieuwd zal moeten
worden, en hoe ze reeds bezig is zich te vernieuwen.
Ik moest daarbij voornamelijk denken aan de jongste
schilders en dus Toorop en Derkinderen buiten be
spreking laten, en Van Konijnenburg, wiens religieus
heid meer philosophisch-ideëel is, van zelven laten
vervallen, daar deze, een niet-katholiek, niet in dit
kader bovendien zou passen, en nooit zal passen.
Er zijn, naar mij dunkt thans maar twee manieren mo
gelijk. Bij beide is verondersteld, dat het geloof van
den maker aesthetisch-actief is tijdens de scheppingen
voltooiing van het werk anders ontstaat natuurlijk
geen godsdienstig kunstwerk. De twee manieren,
waarop dus een einde gemaakt zal kunnen worden
aan de onvoldoende versiering der Roomsche kerken,
daarvan is er n meer natuurlijk voor hen die in
saeculo" leven, in de waereld, en ne voor hen
wier Werk ontstaat en voltooid wordt in het klooster.
Dit is geen absolute regel (zulke regels zijn nooit
absoluut) maar hij is in 't algemeen toch niet onver
dedigbaar. De weeke zoetheid der versieringen zal
door de schilders, die in de waereld" leven, in
saeculo, moeten overwonnen worden door een ruig
heid en onbeschroomdheid in de voorstelling. Deze
schilderkunst zal zoozeer doortrokken moeten zijn
van een kracht van geloof, dat spitsvondigheden en
subtiliteiten verre blijven; zij zal de armen, de
schamelen, de boerschen zeker, als dragers van dat geloof
bij uitstek moeten kiezen. Zij zal het volk bij voor
keur moeten kiezen als den geloovige; niet het ver
politiekte of half-geleerde volk, maar dat, waar
de gevoelens ongestremd het heele leven vullen, en
geen weerstand ondervinden van 't kwart-intellect;
de arme schooiers eerder dus dan lederen rijke. En
dat is toch niet tegen 't Evangelie? De arme is toch
de mensch bij voorkeur van 't evangelie; hij is de na
tuurlijke drager van het geloof; de daardoor ten eenen
male bezielde, ook omdat hij de verwonderende liefde
behield. In deze richting wordt in Holland reeds
gewerkt en wie de schilderijen kent van Wiegersma
en Nicolas kan niet ontkennen, dat zij de kerkelijke
kunst op natuurlijke wijs in ruigheid willen ver
nieuwen.
De monnik, de kloosterling, kan dat (in 't algemeen
gesteld, maar opnieuw zonder absoluutheid) op een ?
andere wijs doen. Vrijer van de zwaarten der aarde,
kan hij zijn werk geven meer als een mildheid, en
meer als een strakstijgcnden vlam. Hij kan het onge
repter doen; ik bedoel daarom niet grooter; hij kan
"het meer als enkel 't geloof geven en niet als stof,
zwaarte, overwonnen door het geloof. Hij kan de
personen, die hij schildert, op een ander plan zetten;
op een ander plan vinden; hij kan de overwinning;
schilderen; de ,,boerschen"schilderen, die zij schilderen,
nog in 't gevecht; bij hen is de vlam nog niet stijgend
in een open en stil licht, het vuur ervan is achtereen
dikke korst nog verborgen. Bij den kloosterling kan
de aanbidding openbaar zijn, bij den schilder
inde-waereld" is die extase nog niet vrij. Het zou
verkeerd zijn te meenen, dat ik met dit alles bedoel.,
dat de kloosterling, de monnik, al het menschelijke
uittrok (hij zelf weet beter !) maar bij hem wordt dit
menschelijke en wat er verkeerd in is, eerder tot een
witte asch verschroeid Zóó lijkt mij de Weg te
liggen voor den kloosterling, den monnik Dom de
WitZijn wandschildering, enz, moet ten eenenmale
kerkelijk zijn, mild tevens; niet vervreemd van de
waereld, maar toch met een overwinning op de waereld
en ver van het gewone schilderen.
De Brug, V-ereeniging van Nedcrl.
Beeldkunstenaren (Pictiira, den Haag),
Deze vereeniging is een eigenaardige vereeniging
in dien zin, dat zij een verzameling is van zeer ver
schillende beeldhouwers en schilders en tevens van.
rijp en groen. En ge zoudt kunnen zeggen: het groene
kan rijpen, en er zijn er weinigen in Holland, die meer
dan ik hopen dat zulk groen inderdaad rijp wordt.
Maar, ge kunt tegelijk toch de vraag stellen: moet
een vereeniging niet iets gemeenschappelijks voor
staan, wil zij den onwil van het publiek overwinnen:,
moet dat gemeenschappelijke niet met groot talent
worden verdedigd, willen wij er in gelooven, en is,
afwezigheid van deze dingen bij de meeste leden
niet onmiddellijk het gevaar van een actie zonder
vrucht, dus zonder werkelijkheid en zonder toekomst?
En moet alles wat gedaan wordt, niet bedreven worden
met groote energie? Eén naam bovenal uitgezonderd.,
die van John Raedecker den beeldhouwer, die tot de
meest belangwekkende verschijningen behoort in de
kunst dezer dagen, wat zijn de andere leden voor
verschijningen, wat zijn ze voor wezens? Wat doet
Charley Toorop tusschen deze, met dien beeldhouwer,,
dien ik u noemde ? Ge zoudt alleen kunnen zeggen, dat
zij te ver de anderen overtreffen en daardoor reeds de
middelmaat en de beginners, die de anderen zijn,
vernaar achteren duwen, en zóó 't evenwicht der Ver
eeniging verbreken. Maar, ten slotte, wat is er op
deze tentoonstelling? Bijna alles wordt gekenmerkt
door een zekere bedaagdheid in den vorm, die niet
uit overwonnen aandrift en hartstocht ontstond. Er is.,
hier en daar, iets van volhouden en volharden, maar
niet vee! pulseeren van bloed. De jonge Bremmer
heeft, hoe zou het anders kunnen? volharding in
wat hij voornam, maar dat is niet voldoende;er moet
iets meer in een schilderij zijn, en dat eigenaardige.,
dat schoonheid heet, het overkwam hetn nog niet
dat te maken. De kleur is niet fraai en steeds wordt
niet begrepen, dat in het schilderij de détails deelen
van een geheel moeten zijn: niet is juist dat het geheel
een sommeering van détails is. Ótto Hanraih is het
best in een litho Sneeuw", die uit de verte aan een
Piet van Wijngaerdt doet denken (het overige is.
zwak); Johan van Heli's Straatmuzikanten hebben
ietwat een modern inzicht; de teekening van Arend'
Hendriks is ten minste een teekening, waar ge toe
wijding niet aan kunt ontzeggen, evenals de dubbele
madeliefjes van Mej. van Hettinga Tromp een
vrouwe-lijke zachtzinnigheid vertoonen. Jan Heyse is het
meest vast in zijn Interieur met de zonnebloem; een
ietwat schrale bekoring heeft zijn gekleurde houtsnede ::
gezicht op Veere.Nanninga's schilderij, de Peereboom,.
heen werkte dat ten minsteeen innigheidvereentmeieen
bloesemende kleur; het is een der bijblijvende werken.
Nieweg's stilleven van bloemen is a la Zandleven,.
meer kleur, minder sprankelend grijs; van een minder
sterke persoonlijkheid dan de gestorven schilder..
Nijland zond zijn type uit Brouwershaven, het man
neke met den snor en den kinbaard in-énen; meer
een typeering dan een schilderij in onzen zin;
Wittenberg's houtsneden zijn eenvoudiger, en geestiger,.
dan zijn schilderijen waar ik ronding mis; Wouters
was, indien sterker, degelijk-ouderwetsch, en Sal.
Meijer's Poes-in-mandje" is zonder de kracht der
naiviteit, die ik eens in een ander schilderijtje van
dezen aard kon erkennen....
En tusschen deze menschen, bezig met ijver aan
wat zij hun werk vinden, en die allen in een stil
hoekje schijnen te leven, windvrij, vrij van de moei
ten, die onzen tijd groot maken en onze harten ten
diepste roerig, doet de bekentenis van Charley
Toorop aan als een andere spraak, als een ander zwaar
der verlangen, en ik vraag mij af: Charley, hoe kwaamt
ge van uit uw Rotterdam met deze bedaagden en
kalmerikken te saam? vooral, nu Raedecker zich
onthield?
Wat ik dus mis bij de meeste leden, die dezen Brug"'
bouwden (waarover, waarheen?) is de kracht in
wat zij objectiviteit noemen; is het innerlijke, dat
zij in die objectiviteit wouden openbaren; is, wat zij
zeggen te willen. Mijn vertrouwen is inderdaad gering
en 't begin van deze vereeniging zwak.
Kunsthandel D. G. UITEE LIIOIEEI
Heerengracht 396 Amsterdam
Perra. Tentoonstelling van Schilderijen en Prenten.