De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 25 september pagina 13

25 september 1926 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

ffo. 2573 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 13 GEDURENDE ONZE VERBOUWING Moderne Klokken Horloges . . . Reiswekkers . , Goud en Zilvcr . P R IJ Z E N MET 3 O /o VERLAAGD. VIJZELSTRAAT 83 AMSTERDAM PILLNED TOEGEPASTE KUNST DOOR JAN D. VOSKUIL Jozef Cantrébij van Lier te Laren In het veel omvattend werk van den Belgischen beeldhouwer en graphisch kunstenaar Joi- f Cüntré, dat thans bij van Lier te Laren geëxposeerd is, vindt men onder pittige en stoere vormen, zoowel het krachtige als het teedere. De strakke lijnen en kantige vlakken van de houtsneden herinneren aan de scherpe groeven, welke het staal van de guts in het hout gesneden heeft en waar het afgebeelde zijn karakter aan ontleent. In deze techniek, met haar uitgesproken decoratief karakter, geeft Cmtr<! zijn verbeeldingen en gedachten over het leven weer, terwijl hij zich steeds richt tot de kern van de ziel zijner modellen, die hij, ontdaan van eiken schijn, naar waarheid te boek stelt in sober zwart en wit. Alle eigenschappen van de menschen, het onge repte, het slechte zoowel als het verhevene hebben zijn aandacht, maar daardoor is zijn arbeid in heel zijn eenvoud toch zoo rijk. Want als men de illustraties bekijkt van Het Ventje van Onzen Lieven Heer" door C. Lemonnier, dan wordt men stil ontroerd door ?de kinderlijke vroomheid, welke er uit deze simpele tafreelen spreekt. In een andere reeks echter komt het materieele naar voren. Fel zinnelijke beeltenissen, doorkliefd met heftig rooüe en groene kleurvlakken, zooals die van een raakte vrouw en een andere van «en man aan een kroegtatel, waarbij in uitdagende houding een vrouw staat, die een sigaret rookt, rakelen de sensualiteit op tot een alles verterenden gloed, waarin de tragiek van de verwording der harts tochten zich in al haar wrangheid scherp afteekent. Cantrépeilt het leven op vele plaatsen en vooral daar waar zijn belangrijkste eigenschappen verborgen worden gehouden en telkens weer toont hij, volkomen eerlijk, het wezen van het noodlot, zooals het onver stoorbaar in alles en overa! zijn' eigen weg gaat. Te veel idealiseeren of te grof verzinnelijken is hem vreemd, omdat de schoonheid hem altijd een richt snoer blijft. In de serie platen, die den titel van Christophorus draagt, overheerscht het ideëele. Een oud man gaat als een pelgrim de wereld door: in de eerste af beelding treft het vooruit zien in dezen fijnen kop naar het grooter doel en het overwegen van de moeilijkheden; Je lis ses livres" geeft het ingespannen studeeren in de boeken op krachtige wijze weer, terwijl men in ,En nuit" het grootsche ervaart der verlaten heid om den eenzame, die als een bedevaartganger door onbekende streken trekt, waarvan de nacht de dingen uit de omgeving tot kolossale en vaak begrijpelijke vormen te zamen voegt. Van het beeldhouwwerk boeit een sterke mannekop, terwijl het beeld van een vrouw, getiteld Verzoeking", door de prachtige bezieling de aandacht op zich vestigt. Doch het stuk getiteld Er waren twee koningskinderen" is mij om de bijzondere gaafheid van vormgeving en de innige teederheid wel het liefst, terwijl de dansrei" vooral aantrekkelijkheid bezit door haar gevoelig rhythme. Het gepolychro meerde werk is als proefneming beschouwd buiten gewoon belangrijk en men moet er dv.n durf van den beeldhouwer, vooral omdat er op dit gebied in dezen tijd bijna niet?, dan leelijke dingen gemaakt zijn, om bewonderen! Aardewerk van Jaap Gidding in Huize van Hasselt" te Rotterdam Het door Jaap Gidding ontworpen en beschilderd aardewerk, heeft om zijn licht karakter een bijzondere aantrekkelijkheid. Men vindt er het streven in naar dezelfde levensvreugd, die den laatsten tijd het werk van meerdere jongere kunstenaren kenmerkt en beschouwd kan worden als reactie op het breedspra kige, het koel beredeneerde en het zwaar op de handsche, dat eenige jaren geleden, de toegepaste kunst, voor een groot deel overheerschte en waarvan men nog telkens den invloed bespeurt. De geest van de nieuwe architectuur met haar gesloten en forsche vormen is hieraan niet vreemd. Doch het kleine voor werp is geen vaststaand gebouw en daardoor komt het in een fijne conceptie het best tot zijn recht. Op deze tentoonstelling vindt men hiervan een merk waardig voorbeeld. Eenige vazen, welke vroeger door Gidding ontworpen werden, met donkere kleuren en breede vormen beschilderd, lijken bijna onverplaats baar, hetgeen over het algemeen in strijd is met het wezen van het gebruiksvoorwerp. Een veel zuiverder aard draagt het latere werk, dat de hoofdzaak van deze expositie uitmaakt. Deze arbeid bekoort door zijn sierlijke lijnen en teedere tinten, die er soms heel voor zichtig op geademd schijnen. In elke vaas ontwaart men een schoone overeenkomst tusschen haar eigen hoofdvorm en de motieven, die haar versieren, en waarvan de vloeiende vormgeving herinnert aan de gevoelige buigzaamheid van het penseel. Zoo vindt men het ranke van een kelkvormige vaas, in een vlot lijnenspel terug, van zacht groen, blauw en geel, dat zich spelenderwijs gegroepeerd heeft om een paar vlugge hertenfiguren, in bescheiden bruin gehouden. Tijdens zijn verblijf in Frankrijk heeft Gidding deze voorwerpen ontworpen en het zonnige Fransche landschap, heeft er in al zijn heerlijkheid ongetwijfeld zijn invloed op laten gelden. Maar vóór alles is deze arbeid met zijn rijke fantasieën geheel en al van Gidding. Men treft er niet alleen het teedere aan, ook het pittige spreekt uit vele stukken. Zoo zag ik een paar vazen, hoekig van model in sprekende kleuren met sterren en kantige ornamenten, die te z'en gaven, dat Gidding ook in dit genre veel moois weet te bereiken. Bij de Plateelbakkerij Zuid Holland" te Gouda werd dit werk, dat een schoon voorbeeld is van echte sierkunst, zooals het maar weinig gemaakt wordt, uitgevoerd. BOEKBESPREKING Azorin. Een uur van Spanje. Vert. uit tiet Spaanscli d. H. Ménage Challa. Amsterdam z.i. Van Munster's Uit geversmij. Het biedt ons een deels historischen, deels dichterlijken oproep van het Spanje van Filips II; een essay der Spaansche psychologie, op romantische wijze behandeld, dat wil hier zeggen met de be schrijvende persoonlijkmaking, die de roman op de figuren, het landschap en zede-tafereelen toepast". Met deze woorden kenschetst de vertaler in zijn inleiding het werk van JoséMartinez Ruiz (Azorin) dat den schrijver als rede gediend heeft bij zijn in treding in de Koninklijke Spaansche Academie. Met oproep" zal wel het voor den geest roepen" bedoeld zijn, en wat de beschrijvende persoonlijkmaking" aangaat, die lijkt mij wat vaag. Het boekje geeft een aantal kleine, tamelijk los van elkaar staande schetsen van personen, toestanden, verhoudingen, enz. alle betrekking hebbend op het 16e eeuwsche Spanje. Het kan aan mij liggen, maar het boekje spreekt niet tot mij. Van de figuur van Filips II krijg ik uit deze bladzijden geen anderen indruk an dien van een vriendelijken ouden heer. Ik wil graag aan nemen, dat Filips II niet de bloedhond was, die mij indertijd op school is afgeschilderd, maar wat hij dan wel was, verneem ik uit dezen oproep" niet. Van de enorme vitaliteit, die Spanje in de 16e eeuw ontwikkel de, wordt iets verteld, nu ja, maar die vitaliteit leeft en trilt niet in dit werk, zet de woorden niet onder de bewogenheid van een hevige spanning. Het is koel en slap, en het lijkt mij, voorzoover ik er in deze ver taling over kan oordeelen, meer het werk van een uiterlijk-artistiek litteraat dan van een hartstochtelijkbewogen schoonheidsgevoelige. HERMAN MIDDENDORP KERSTFEEST OP ZEE In November en December gaan de Kerstkisten weer mee met de uit Amsterdam, Rotterdam, Zaan dam, Schiedam en Vlaardingen vertrekkende Ned. zeeschepen, die Kerstmis-over niet thuis kunnen zijn. Mag ik de dames, die tijd en lust ertoe hebben, weder om vragen haar handwerken in te zenden aan onder staand adres, liefst vóór l Nov.? Behalve handwerken zijn leesboeken, spelen, pijpen, tabak en chocolade ook zeer welkom! Verdere inlichtingen worden gaarne verstrekt door Minnie Ortt, Veerhaven 17, Rotterdam. BOUWT IN MtT OOSTERPARK DILTHOVEN INLICHTINGEN VERSTREKT DC DIRECTIE TELEFINT NS MIJN FILM /~) E bison is aan hef uitsterven, heb ik gelezen, en het schijnt zeer onwetenschappelijk te zijn hem stil uit te laten sterven, wanneer de bison daar zelf lust toe mocht gevoelen. En de bison heeft daar lust in, zoodot zich een bond heeft gevormd, die zich tof taak heeft gesfe/d den bison tof andere gedachten te brengen. Deze bond feit 317 leden, waaronder een ex-koning, zoölogen, schilders, direc teuren van dierentuinen enz. en ik las dit a/les, ook dat er slechts 60 bisons zijn: dat maakt dus ruim vijf Artisdirecfeuren, schilders en zoölogen per bison, den ex-koning niet medegerekend en nu j's hef bij dat al/es toch te verwonderen dat de bison zich met al/e geweld uit ons midden terug wenschf fe trekken. Hef is zelfs min of meer pijnlijk dat de bison, die een bison is en niet, zooals de aap, een gedegenereerd mensch, zoodot wij ons althans ten opzichte van den bison geen enkel verwijt hebben fe maken, met nauwgezetheid uit sterft en aldus een soort critiek uitoefent op onze samenleving. Waf mankeert er toch aan onze samen leving, die toch juist voor den bison noch zoo slecht niet is? Eischen wij ven een fatsoenlijk bison, waf wij verlangenvan onze gedegenereerde afstammelin gen, flesschen opentrekken, in een rood rokje op een poppenkast zitten en met het centen-bakje rond gaan ? Neen ! Wij omringen hef beest met kost, inwoning, medi sche hulp en gezellig verkeer en vragen, smeeken hel dier slechts zoo vriendelijk fe willen zijn niet uit te sterven . . . wij staan doodsangsten uit, dat een dezer bisons door kou vatten, indigestie, angina, of al/een maar om ons fe dwarsboomen, uitsterft, hetwelk wederom een aanzienlijke verhooging van hef aantal zoölogen en hef rechtmatige kwanlum ex-koning per bison tengevolge zou hebben. Waf moet er dus geschieden en hoe nemen wij de schaduw weg die over onze levens lig f en wal moeten wij, die dagelijks zenuwachtig onze maal tijden gebruiken, in angsf dat de ongelukstijding: Wér eentje!' ons (usschen soep en de rest zal overvallen, dan wel eigen/ijk doen, om den bison en ons ze/ven op beteren voet met elkander te brengen? Ik meen dat door voordrachten en licht beelden den bison duidelijk zal moeten worden ge maakt, dar de menschheid zich lang niet om hef uitsterven van Jan en Alleman bekommert, Want waf weet zoon bison eigen/ijk van een hongersnood in China of hoe men slaapt aan de Seine-oevers of onder een Londensche brug of waf er in winter nachten omkomt in hew-Yorksche portieken ? Weef zoo n bison, met zijn Ireiferige sfij f koppigheid van ons lederen keer de stuipen op hef lijf fe jagen wanneer hij een versnelde po/s of een wit tongetje heeft, eigenlijk veel? Want lees ik niet in dezelfde krant van een land/ooper, die voor den politie rechter vescheen? U raakt den lel kwijt", zei de rechter tol hef versufte mannetje, dat niet precies meer wist hoeveel malen hef wegens Jand/ooperij veroordeeld was. Maar er was boek van gehouden en twaalf maal had dit mannetje in zijn leven niet geweten waar fe eten en waar fe slapen. Ik vind dus dat de bison zijn gemak moet houden, . . maar ik zeg hef niet te hard, want ik ben als de dood dat hef beest kwaad zal worden en zeggen: ik was eerst van plan naar jullie te luisteren, maar nou sterf ik lekker uit!.. . JOH. L. VANNELLE'STABAK KWAÜITEIT ALOM VERKRIJGBAAR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl