De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 25 september pagina 4

25 september 1926 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

'DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2573 Bezoek bij den Ai/r Nagar. Van I. n, r,: Baron van Hennxma, Kohn Sahib, (topograaf) Ph, C. Visser, De Ai/r, Aiew. Visser Kamp in de onbekende dalen van den Kara-Korum HET DOEL DER K A R A-K O R U M-E X P.E D I T I E DOOR PH. C. VISSER Si t Wij vonden den heer Ph. C. Visser bereid onderstaand arfikel, waarin hij hef doel van de door hem geleide Kara-Korum-expediUe uiteenzet, in ons blad fejf publiceeren. Hef is een gedeelte van een boek over deze expeditie, dat binnenkort bij Nijgh en van Difmar zal verschijnen, waarin de schrijver uitvoerig mededeelt op welke wijze en in hoeverre hij zijn doel heeft bereikt. TEN tweede male zijn mijn vrouw en ik op weg naar Centraal-Azië, ditmaal vergezeld van een vriend, den heer Van Harinxma thoe Slooten. De aantrekkingskracht, die de Kara-korum op ons uitoefende, is dan toch wel zeer groot geweest. Maar toch zijn wij ditmaal niet vertrokken zooals den eersten keer, niet onder de bekoring dus van het ge heimzinnige onbekende, van het avontuur, en gedreven door een alpinistischen drang. Vooral nu de twee genoemde elementen noodzake lijkerwijs iets van hun kracht verloren hebben, zijn ze te zwak geworden om als tegenwicht te dienen voor koelie-ellende, transport bezwaren, voedselproblemen, terreinmoeilijkheden en berggevaren, waarmede wij de eerste maal kennis hebben gemaakt. De sportieve en aesthetische elementen van het alpinisme zijn niet vol doende meer om het ons zes maanden of langer uit te doen houden in een hoogalpengebied zonder wegen, zonder hutten, zonder rustgevende centra. Thans moet een andere, krachtige drijfveer worden ingeschakeld; men moet het gevoel hebben, dat er een wetenschap pelijk nuttig werk te verrichten is, ja, dat zulks het hoofddoel zal zijn, waaruit dan als vanzelf het plichts besef geboren zal worden, de kracht die ons voor waarts zal stuwen telkens weer opnieuw, zelfs na de grootste tegenslagen of als onze verlangens een andere richting uitgaan. Maar ook dan en dan alleen zullen wij ? in staat zijn om langen tijd te toeven tusschen de beklemmend hooge bergen van dat onzegbaar een zame land en zal het ons mogelijk zijn te genieten van een natuur zóó indrukwekkend, zóó verbijsterend grootsch, dat het ons moeite zal kosten om haar als werkelijkheid te realiseeren. En thans ons doel. Het ligt ditmaal aan de Noord zijde van den Kara-korum, in het hart van CentraalAziëdus. Wij weten, dat zich daar nog uitgestrekte, geheel onbekende gebieden bevinden om en bij de grens tusschen Kashmir en Chineesch Turkestan. Waar die grens precies ligt, weet niemand. Op de kaarten van den Indischen topografischen dienst (Survey of India) is daar ter plaatse de grens over een aanzienlijken afstand niet gemarkeerd. Hoe zou men ook ? een scheidingslijn kunnen trekken? Niemand kent immers daar den juisten loop van de bergketens, de dalen en de rivieren, die toch als het ware zijn aan gewezen als de natuurlijke grens tusschen volken en hun machtspheer. Deze terra incognita", aan de zuidzijde afgebakend door de waterscheiding van den Kara-korum, aan de noordzijde door gedeelten van het Sarikol- en het Aghil-gebergte, wordt in het Westen begrensd door het Karambar-dal en reikt in het Oosten tof dicht bij den Kara-korum-pas; zij vormt een gebied van onge veer 15.000 K.M2. Alleen de Hunza-vallei, die dwars door deze ,,tena incognita" heen loopt, is nauwkeurig bekend en werd door majoor Mason in een voortreffelijke kaart ge bracht. Het gebied is verder doorlijnd met de routen van Sir Francis Younghusband en generaal Cockerill. Onmiddellijk ten Westen van den Kara-korum-pas verrichtte in 1914 Sir Filippo de Filippi zijn exploratiewerk. Het mag inderdaad verbazing wekken, dat boven bedoeld gebied, waar zooveel belangrijke problemen op'een oplossing wachten, nog nimmer is doorvorscht, terwijl het land ten Zuiden van den westelijken Karakorum reeds sinds het begin der vorige eeuw het doel wit vormde van tallooze expedities, die zich daar vaak met het oplossen van heel wat minder belangrijke vraagstukken tevreden moesten stellen 1). Voor dat merkwaardige feit bestaan natuurlijk oorzaken. Ten eerste heeft de Engelsche Regeering, wier machtspheer zich over een groot deel dezer gebieden uitstrekt, om gegronde politieke en andere redenen de laatste 30 jaren den toegang voor exploratie-doeleinden buiten de Hunza-vallei aan lederen Europeaan, ook aan haar eigen landslieden, geweigerd en ten tweede is de natuurlijke gesteldheid van het land van dien aard, dat het als een der meest ontoegankelijke van Aziëwordt beschouwd, een gebied door Sven Hedin genoemd: one of the most difficult fields of exploration in the world" 2). Het ligt nu in onze bedoeling om het westelijk deel van dit uitgestrekte onbekende terrein tot doelwit onzer exploraties te kiezen, explo raties in de ruimste beteekenis van het woord. Onze voornaamste arbeid zal zijn om de te bereizen land streken behoorlijk in kaart te brengen en verder zooveel te verzamelen en zooveel waarnemingen te verrichten op wetenschappelijk gebied als binnen het bereik van ons kunnen ligt. Wanneer ik nu zeer in 't Kort nog iets zal zeggen over de beteekenis, die zoo'n fiispsrg/efscher na een sneeuwstorm exploratie kan hebben, dan dient daaraan een enkel woord vooraf te gaan over de plaats, die de Karakorum inneemt in het Aziatische continent, want veelal wordt die onjuist beoordeeld en niet naar waarde geschat. Men kent den Himalaya bij naam, althans, maar wie kent feitelijk den Kara-korum? Men kent den Himalaya, omdat men deze bergketen als de hoogste der aarde beschouwt. Het zou juister zijn te zeggen, dat zich in den Himalaya de hoogste berg der aarde bevindt, n.l. de Mount Everest, want vermoedelijk zal de gemiddelde kamhoogte en wellicht ook het aantal zeer hooge toppen aanzienlijker in den Kara-korum dan in den Himalaya blijken te zijn. Trouwens de hoogste Kara-korum-berg, die den weinig imponeerenden naam draagt van K 2, is met 8620 M. slechts 260 M. lager dan de Mount Everest. De Kara-korum is aanzienlijk veel langer dan merr doorgaans aanneemt en dan ook in de meeste atlassen is aangegeven. De Trans-Himalaya, het gebergte door Sven Hedin op zijn laatste ontdekkingsreis als doeh zijner exploraties gekozen, zal men vermoedelijk al?: een oostelijke voortzetting van den Kara-korum moeten beschouwen en zijn de veronderstellingen van Hedin e.a. juist, dan zal het Altai-gebergte gerekend moeten worden te behooren bij den Kara-korum 2). In dat geval heeft dit laatste gebergte een totaallengte van ongeveer 2400 K.M. Vroeger rekende men, dat de Kara-korum-pas zijn oostelijke begrenzing vormde. Maar men kan thans veilig het gebergte westelijk van dien pas aanduiden met den naam Westelijke Kara-korum'." Veelal heerscht bij leeken de opvatting, dat deJHimalaya de belangrijkste waterscheiding vormt in Azië. Maar ook dat is niet juist. Wij zien n.l. het merkwaar dige feit, dat de groote rivieren van Voor-lndi Indus, Ganges, Bramaputra ontspringen aan de Noordzijde van genoemd gebergte, en zich dwars door deze keten heen een weg banen naar het Zuiden. M.a.w. het water aan beide zijden van de Himalajaketen stroomt zuidwaarts naar den Indischen Oceaan. Bij den Kara-korum echter is dat anders. Die vormt wel degelijk een waterscheiding van den allereersten rang, de belangrijkste zelfs van Azië. Een blik op de kaart doet ons n.l. zien, hoe het water, dat aan de noordzijde van de hoofdketen ontspringt, afvloeit naar de Gobi-woestijn, dat aan de zuidzijde daaren tegen naar den Indischen Oceaan. Toch dient ook op dezen regel een uitzondering te worden gemaakt en wel voor het meest westelijke gedeelte. Een 80-tal K.M. ten Westen van den K 2, noordelijk van het door Sir Martin Conway ontdekte z.g. Snowlake", waarin de Hispar en Biafo-gletschers hun oorsprong vinden,. buigt een bergketen noordwaarts, die deel uitmaakt van de terra incognita" waarover hier boven sprake was. Deze ongeëxploreerde bergketen nu neemt daar de zoo belangrijke rol als Centraal-Aziatische water scheiding van den Kara-korum over. Het water, dat ontspringt op haar oostflanken, stroomt Gobi-waarts, het water, dat ontspringt op haar westfianken, ver zamelt zich in de Hunza-rivier, die niet in noordelijke richting vloeit, zooals men eigenlijk geneigd zou zijn om aan te nemen, maar die zuidwaarts stroomend dwars door de enorme keten van den Kara-korum heenbreekt, om daarna vereenigd met de Gilgit-rivier haar watermassa aan den Indus toe te vertrouwen. En hiermede hebben wij nu tevens een allerbelang rijkst probleem aangeroerd,dat op een oplossing wacht, n.l. het nauwkeurig exploreeren en het in kaart bren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl