Historisch Archief 1877-1940
'DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2573
Bezoek bij den Ai/r Nagar. Van I. n, r,: Baron van Hennxma, Kohn Sahib,
(topograaf) Ph, C. Visser, De Ai/r, Aiew. Visser
Kamp in de onbekende dalen van den Kara-Korum
HET DOEL DER K A R A-K O R U M-E X P.E D I T I E
DOOR PH. C. VISSER
Si t
Wij vonden den heer Ph. C. Visser bereid
onderstaand arfikel, waarin hij hef doel van de
door hem geleide Kara-Korum-expediUe uiteenzet,
in ons blad fejf publiceeren. Hef is een gedeelte
van een boek over deze expeditie, dat binnenkort
bij Nijgh en van Difmar zal verschijnen, waarin
de schrijver uitvoerig mededeelt op welke wijze
en in hoeverre hij zijn doel heeft bereikt.
TEN tweede male zijn mijn vrouw en ik op weg
naar Centraal-Azië, ditmaal vergezeld van een
vriend, den heer Van Harinxma thoe Slooten. De
aantrekkingskracht, die de Kara-korum op ons
uitoefende, is dan toch wel zeer groot geweest. Maar
toch zijn wij ditmaal niet vertrokken zooals den
eersten keer, niet onder de bekoring dus van het ge
heimzinnige onbekende, van het avontuur, en gedreven
door een alpinistischen drang.
Vooral nu de twee genoemde elementen noodzake
lijkerwijs iets van hun kracht verloren hebben, zijn
ze te zwak geworden om als tegenwicht te dienen voor
koelie-ellende, transport bezwaren, voedselproblemen,
terreinmoeilijkheden en berggevaren, waarmede wij
de eerste maal kennis hebben gemaakt. De sportieve en
aesthetische elementen van het alpinisme zijn niet vol
doende meer om het ons zes maanden of langer uit te
doen houden in een hoogalpengebied zonder wegen,
zonder hutten, zonder rustgevende centra. Thans moet
een andere, krachtige drijfveer worden ingeschakeld;
men moet het gevoel hebben, dat er een wetenschap
pelijk nuttig werk te verrichten is, ja, dat zulks het
hoofddoel zal zijn, waaruit dan als vanzelf het plichts
besef geboren zal worden, de kracht die ons voor
waarts zal stuwen telkens weer opnieuw, zelfs na de
grootste tegenslagen of als onze verlangens een andere
richting uitgaan. Maar ook dan en dan alleen zullen wij
? in staat zijn om langen tijd te toeven tusschen de
beklemmend hooge bergen van dat onzegbaar een
zame land en zal het ons mogelijk zijn te genieten
van een natuur zóó indrukwekkend, zóó verbijsterend
grootsch, dat het ons moeite zal kosten om haar als
werkelijkheid te realiseeren.
En thans ons doel. Het ligt ditmaal aan de Noord
zijde van den Kara-korum, in het hart van
CentraalAziëdus. Wij weten, dat zich daar nog uitgestrekte,
geheel onbekende gebieden bevinden om en bij de
grens tusschen Kashmir en Chineesch Turkestan.
Waar die grens precies ligt, weet niemand. Op de
kaarten van den Indischen topografischen dienst
(Survey of India) is daar ter plaatse de grens over een
aanzienlijken afstand niet gemarkeerd. Hoe zou men
ook ? een scheidingslijn kunnen trekken? Niemand
kent immers daar den juisten loop van de bergketens,
de dalen en de rivieren, die toch als het ware zijn aan
gewezen als de natuurlijke grens tusschen volken en
hun machtspheer.
Deze terra incognita", aan de zuidzijde afgebakend
door de waterscheiding van den Kara-korum, aan
de noordzijde door gedeelten van het Sarikol- en het
Aghil-gebergte, wordt in het Westen begrensd door
het Karambar-dal en reikt in het Oosten tof dicht bij
den Kara-korum-pas; zij vormt een gebied van onge
veer 15.000 K.M2.
Alleen de Hunza-vallei, die dwars door deze ,,tena
incognita" heen loopt, is nauwkeurig bekend en werd
door majoor Mason in een voortreffelijke kaart ge
bracht. Het gebied is verder doorlijnd met de routen
van Sir Francis Younghusband en generaal Cockerill.
Onmiddellijk ten Westen van den Kara-korum-pas
verrichtte in 1914 Sir Filippo de Filippi zijn
exploratiewerk.
Het mag inderdaad verbazing wekken, dat boven
bedoeld gebied, waar zooveel belangrijke problemen
op'een oplossing wachten, nog nimmer is doorvorscht,
terwijl het land ten Zuiden van den westelijken
Karakorum reeds sinds het begin der vorige eeuw het doel
wit vormde van tallooze expedities, die zich daar vaak
met het oplossen van heel wat minder belangrijke
vraagstukken tevreden moesten stellen 1). Voor dat
merkwaardige feit bestaan natuurlijk oorzaken. Ten
eerste heeft de Engelsche Regeering, wier machtspheer
zich over een groot deel dezer gebieden uitstrekt, om
gegronde politieke en andere redenen de laatste
30 jaren den toegang voor exploratie-doeleinden
buiten de Hunza-vallei aan lederen Europeaan, ook
aan haar eigen landslieden, geweigerd en ten tweede
is de natuurlijke gesteldheid van het land van dien
aard, dat het als een der meest ontoegankelijke van
Aziëwordt beschouwd, een gebied door Sven Hedin
genoemd: one of the most difficult fields of
exploration in the world" 2). Het ligt nu in onze bedoeling
om het westelijk deel van dit uitgestrekte onbekende
terrein tot doelwit onzer exploraties te kiezen, explo
raties in de ruimste beteekenis van het woord. Onze
voornaamste arbeid zal zijn om de te bereizen land
streken behoorlijk in kaart te brengen en verder
zooveel te verzamelen en zooveel waarnemingen te
verrichten op wetenschappelijk gebied als binnen het
bereik van ons kunnen ligt. Wanneer ik nu zeer in 't
Kort nog iets zal zeggen over de beteekenis, die zoo'n
fiispsrg/efscher na een sneeuwstorm
exploratie kan hebben, dan dient daaraan een enkel
woord vooraf te gaan over de plaats, die de
Karakorum inneemt in het Aziatische continent, want
veelal wordt die onjuist beoordeeld en niet naar
waarde geschat. Men kent den Himalaya bij naam,
althans, maar wie kent feitelijk den Kara-korum?
Men kent den Himalaya, omdat men deze bergketen
als de hoogste der aarde beschouwt. Het zou juister
zijn te zeggen, dat zich in den Himalaya de hoogste
berg der aarde bevindt, n.l. de Mount Everest, want
vermoedelijk zal de gemiddelde kamhoogte en wellicht
ook het aantal zeer hooge toppen aanzienlijker in den
Kara-korum dan in den Himalaya blijken te zijn.
Trouwens de hoogste Kara-korum-berg, die den weinig
imponeerenden naam draagt van K 2, is met 8620 M.
slechts 260 M. lager dan de Mount Everest.
De Kara-korum is aanzienlijk veel langer dan merr
doorgaans aanneemt en dan ook in de meeste atlassen
is aangegeven. De Trans-Himalaya, het gebergte door
Sven Hedin op zijn laatste ontdekkingsreis als doeh
zijner exploraties gekozen, zal men vermoedelijk al?:
een oostelijke voortzetting van den Kara-korum
moeten beschouwen en zijn de veronderstellingen van
Hedin e.a. juist, dan zal het Altai-gebergte gerekend
moeten worden te behooren bij den Kara-korum 2).
In dat geval heeft dit laatste gebergte een totaallengte
van ongeveer 2400 K.M.
Vroeger rekende men, dat de Kara-korum-pas zijn
oostelijke begrenzing vormde. Maar men kan thans
veilig het gebergte westelijk van dien pas aanduiden
met den naam Westelijke Kara-korum'."
Veelal heerscht bij leeken de opvatting, dat
deJHimalaya de belangrijkste waterscheiding vormt in Azië.
Maar ook dat is niet juist. Wij zien n.l. het merkwaar
dige feit, dat de groote rivieren van Voor-lndi
Indus, Ganges, Bramaputra ontspringen aan de
Noordzijde van genoemd gebergte, en zich dwars
door deze keten heen een weg banen naar het Zuiden.
M.a.w. het water aan beide zijden van de
Himalajaketen stroomt zuidwaarts naar den Indischen Oceaan.
Bij den Kara-korum echter is dat anders. Die vormt
wel degelijk een waterscheiding van den allereersten
rang, de belangrijkste zelfs van Azië. Een blik op de
kaart doet ons n.l. zien, hoe het water, dat aan de
noordzijde van de hoofdketen ontspringt, afvloeit
naar de Gobi-woestijn, dat aan de zuidzijde daaren
tegen naar den Indischen Oceaan. Toch dient ook op
dezen regel een uitzondering te worden gemaakt en
wel voor het meest westelijke gedeelte. Een 80-tal
K.M. ten Westen van den K 2, noordelijk van het door
Sir Martin Conway ontdekte z.g. Snowlake", waarin
de Hispar en Biafo-gletschers hun oorsprong vinden,.
buigt een bergketen noordwaarts, die deel uitmaakt
van de terra incognita" waarover hier boven sprake
was. Deze ongeëxploreerde bergketen nu neemt daar
de zoo belangrijke rol als Centraal-Aziatische water
scheiding van den Kara-korum over. Het water, dat
ontspringt op haar oostflanken, stroomt Gobi-waarts,
het water, dat ontspringt op haar westfianken, ver
zamelt zich in de Hunza-rivier, die niet in noordelijke
richting vloeit, zooals men eigenlijk geneigd zou zijn
om aan te nemen, maar die zuidwaarts stroomend
dwars door de enorme keten van den Kara-korum
heenbreekt, om daarna vereenigd met de Gilgit-rivier
haar watermassa aan den Indus toe te vertrouwen.
En hiermede hebben wij nu tevens een allerbelang
rijkst probleem aangeroerd,dat op een oplossing wacht,
n.l. het nauwkeurig exploreeren en het in kaart
bren