Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door
B, van Vlijmen
PH. C. VISSER
gen van dit onbekende deel van de groote
CentraalAziatische waterscheiding, een probleem welks op
lossing des te aantrekkelijker wordt, omdat bovendien
niets bekend is over de structuur, de hoogte en de
vergletschering van deze keten.
Maar er is ook met uitzondering van de door
Cockerill bezochte dalen niets bekend over de
bergstroomen, die hun oorsprong vinden in bedoeld
gebergte, dus ook niet over de dalen waardoor de
riviertjes hun weg omlaag volgen. Ziedaar een ander
probleem dat op een oplossing wacht, een probleem
echter, dat ik niet op den voorgrond wil schuiven,
omdat het in ieder onbekend gebied voorkomt.
Daarentegen wel van zeer groot belang is het
vraagstuk van de vergletschering der noordflanken
van den Kara-korum. Is die aanzienlijk of gering?
Zullen er zich hoofdzakelijk korte, steile, z.g. hangende
gletschers bevinden, dan wel lange, vlakke, dus z.g.
dal-gletschers? Zijn er dal-gletschers, zullen dat dan
longitudinale of transversale ijsstroomen zijn?
Maar een gletscher heeft ten slotte zijn ontstaan
weer te danken aan de sneeuw, die in het hooggebergte
valt, en de sneeuw op haar beurt is onherroepelijk ge
bonden aan het vochtigheidsgehalte van de atmosfeer.
En daarmede betreden wij dan van zelf het terrein van
de meteorologen, die er belang bij hebben om te weten
hoever de neerslag-verwekkende Zuidwest-moesson
doordringt in Centraal-Aziëen welke rol de ontzaglijke
muur van den Kara-korum daarbij vervult.
En den gletscherkundigen zelf zal bovendien het
vraagstuk van een periodieken gletscheraanwas en
-afname weer interesseeren. En al kunnen wij dat
probleem op onze expeditie niet tot definitieve oplos
sing brengen, wel zullen wij door opmetingen en een
juiste plaatsbepaling van het gletscheruiteinde de
gegevens kunnen verzamelen, die in vereeniging met
de waarnemingen welke op eenige plaatsen reeds
verricht zijn en welke laten wij hopen in de
toekomst in deze verricht zullen worden, kunnen
leiden tot de statistieken waaruit de geologen hun
gevolgtrekkingen kunnen maken.
Voor de geologen ligt trouwens een enorm arbeids
veld open. Want als in de verre toekomst de topografen
hun werk gedaan zullen hebben, zal den geologen nog
een duizelingwekkende taak wachten vóór iets ont
sluierd zal zijn van derwijze, waarop de onvoorstelbare
natuurkrachten, in een tijdsverloop van ontelbare
miljoenen jaren in een der grootste gebergten-com
plexen der aarde hun werk hebben verricht. Het is
schijnbaar zoo hopeloos weinig wat wij voor de geologie
kunnen doen. Maar toch weet ik, dat iedere waar-'
neming, hoe klein ook, dat iedere steen, die mee terug
gebracht wordt, zijn nut kan hebben, juist uit deze
onbekende gebieden, die gelegen zijn ongeveer op de
grens tusschen de oer-oude gebergten als de Kwen-Lun
en de zooveel jongere Kara-korum. Jongere? Alles is
relatief. In de geologie rekent men niet met jaren,
maar met duizenden eeuwen te gelijk!
Ook op ander terrein kan nog werk worden verricht
.... als wij er den tijd maar voor kunnen vinden !
Wat is er niet te verzamelen op botanisch en zoölo
gisch gebied, juist in die streken waar het doel van
onzen tocht ligt? Want die geweldige Kara-korum,
hij vormt niet alleen een waterscheiding; hij doet niet
alleen dienst als keerdam voor de stroomingen in de
atmosfeer, maar hij kan ook beschouwd worden als
een scheidingsmuur tusschen landstreken waar zich
uiteenloopende klimatologische invloeden doen gelden,
waar dus ook flora en fauna zich vermoedelijk op ver
schillende wijze ontwikkelen. Op welke wijze? Ziedaar
een vraag, die weer van belang is om op te lossen.
Het probleem van de verbreiding der verschillende
plant- en diersoorten op aarde is er een, dat het
onderwerp uitmaakt van de studie der vakgeleerden.
Het vraagstuk zal zijn oplossing eerst naderen, als geen
enkele schakel in de keten meer ontbreekt. Is het niet
dubbel en dwars de moeite waard om mee te helpen,
die schakel te smeden, al is het maar door n trek
aan den blaasbalg van het smidsvuur?
Ik heb hierboven eenige dingen opgenoemd, die
m.i. speciaal hun waarde hebben ten opzichte van het
terrein, dat wij voor onze werkzaamheden hebben
uitgekozen.
Maar ook willen wij eenige waarnemingen ver
richten, zij het ook ,van bescheiden omvang, die niet
speciaal aan de Kara-korum-gebieden gebonden zijn,
doch die overal elders ter wereld kunnen geschieden
waar zich hopge bergen bevinden, n.I. waarnemingen
op physiologisch gebied. Ook hierover wil ik in het
kort iets mededeelen.
Het mag bekend worden geacht, dat het hoogte
klimaat invloed heeft op het menschelijk organisme
en speciaa! op ons centraal-zenuwstelsel. Proeven op
groote hoogte in de bergen genomen (o.a. op den
Italiaanschen top van den Monte Rosa) door Mosso,
Zuntz e.a. hebben dat ten duidelijkste aangetoond.
Trouwens bijna iedere alpinist heeft zelf wel eens te
lijden gehad van de z.g. bergziekte of heeft dat ver
schijnsel gezien bij anderen gedurende zijn bergtochten.
Ook bij vliegeniers, die op groote hoogte vliegen, doen
zich dezelfde verschijnselen voor, vandaar dat voor
vliegeniers, die de volle beschikking moeten hebben
over hun geestelijke vermogens, een strenge medische
keuring is ingevoerd. Een deel van die keuring bestaat
uit het nemen van een serie z.g. aandachtsproeven op
den betreffenden persoon, zoowel op den beganen
grond, als in de caisson" met sterk verdunde lucht.
Om een enkel voorbeeld te geven waaruit de invloed
van het hoogteklimaat op onze hersens moge blijken,
vermeld ik, dat de Engelsche physigloog Barcroft in
het observatorium op den top van den Monte Rosa
(4500 M.) eens twee geleerden aantrof, die het hevig
oneens waren over de vraag of 4 x 8.... 32 was ! Wij
zouden geneigd zijn het te noemen dronkemans-taal.
En toch zou die uitdrukking niet zoo zonderling zijn,
want merkwaardigerwijs stemmen de symptomen van
dronkenschap en die bij personen, die den invloed van
den verminderden luchtdruk en verminderde
zuurstofspanning ondergaan, veelal overeen. Zoo zal men vaak
kunnen opmerken, dat de lijders in beide gevallen in
een stemming verkeeren, die wij lastig" kunnen
noemen. Een medicus, die de proeven had meege
maakt in de caisson", vertelde mij eens, dat toen de
luchtdruk tot bijna de helft van den normalen was
teruggebracht (overeenstemmende dus met een hoogte
van bijna 6000 M.) een gestudeerd, zeer ernstig man,
achter den rug van den medicus reageerbuisjes
kapot sloeg, een bezigheid, waarin hij een onverholen
plezier toonde ! Een ander veelvuldig voorkomend
Teekening voor de Groene Amsterdammer" door
B. van Vlijmen
Mw. \ISSER-T HOOFT
verschijnsel bij zoo'n caisson-proef is, dat men in een
soort bravour-stemming geraakt, een symptoom dus,
dat ook al weer met dat van dronkenschap overeen
stemt.
Nu is het vermoeden gewettigd, dat men tot andere
resultaten moet komen, wanneer men proeven neemt
in een vliegmachine, dan wel in de bergen op een zelfde
hoogte. In het eerste geval immers wordt een hoogte
van zegge 5500 M. bereikt in den tijd van n of twee
uren, terwijl in het tweede geval, in de bergen dus, een
dergelijke hoogte bereikt wordt nadat men eerst
geruimen tijd heeft doorgebracht op b.v. 2000, 3000 en
4000 M., dus laten wij zeggen na een tijdsverloop van
maanden, zoodat wij feitelijk min of meer geacclima
tiseerd zijn.
Nu waren de z.g. aandachtsproeven, waarop ik hier
boven doelde, reeds tallooze malen genomen op
personen, die in vliegmachines tot groote hoogte
waren opgestegen en eveneens bij personen, die te voet
groote hoogten in het gebergte hadden bereikt. Daar
uit evenwel viel niet af te leiden, hoe groot de invloed
was, dien men veilig aan het acclimatiseeringsproces
mocht toeschrijven, want de proeven waren tot nu
toe steeds genomen bij verschillend' personen, die dus
wellicht ook verschillend op den invloed van het
hoogteklimaat reageerden. Om vast te stellen of er
inderdaad van een acclimatiseering sprake kan zijn
en zoo ja, welke mate van invloed door die acclimati
seering wordt uitgeoefend, zouden de aandachts
proeven genomen moeten worden op n en denzelfden
persoon, rst dus na een plotselinge stijging in een
vliegmachine, en dan na een langzame stijging op
dezelfde hoogte in de bergen.
Dank zij de gewaardeerde medewerking van Pro
fessor Magnus te Utrecht, LuitenantKolonel
Hardenberg, den commandant van het militair vliegkamp
te Soesterberg en Dr. Brouwer, den chef van den
vliegmedischen dienst aldaar, was ik voor ons vertrek in
de gelegenheid onder leiding van Dr. Brouwer de
proeven te nemen, die noodig waren voor liet be
sproken experiment. De tweede serie gelijkwaardige
proeven zou dan in de Aziatische bergen door ons
genomen moeten worden.
1) Voor de ontdekkingsgeschiedenis van den
Karakorum zij verwezen naar: Ph. C. Visser. Naar Himalaya
en Kara-korum. Wetenschappelijke Bijlage. Nijgh &
van Ditrnar's Uit«. Mij., Rotterdam 1924.
2) Dr. Sven Hedin. Southern Tibet. Vol. Vil.
Stockholm 1922.
hunza-vrouw en -jongen
TABA SIGAREN
' ** ZIJN TOCH DE BESTE ~ ~