Historisch Archief 1877-1940
DRAMATISCHE KRONIEK
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2574
DOOR TOP NAEFF
Vereenigd Tooneel. De Gevangene, door
* tdouard Bourdel
NAAST het moderne, zich op het experiment
richtend tooneel, waarvan de Studio" ons dezer
dagen een staaltje heeft getoond, handhaven zich te
Parijs onverdroten het ouderwetsche pièce a these
«n het, In den regel nogal oppervlakkig psycholo
gisch kamerspel. Tot dit, zoogezegd verouderd genre
moeten wij ook Bourdet's ,,La Piisonnière" rekenen,
al brengt dit een onderwerp op het tooneel, dat in
?dezen dramatischen vorm nieuw zou kunnen schijnen,
?wijl het tot dusver, kieschheidshalve, meer in brochu
res n een enkelen roman besloten bleef. Een onderwerp
waaraan het, in een tijd van anarchie op sexueel
gebied, ongetwijfeld een deel van de belangstelling
dankt, maar dat overigens zoo oud als de wereld is
?en zich m.i. altijd beter zou leenen voor de antieke
tragedie dan voor een huiselijk drama, waarin de
mênschelijke hartstochten te klein blijven, gebonden
aan bepaalde conventies, half verholen, en daardoor
stuitend. Dat het den schrijver om de piquanterie
in deze te doen zou zijn geweest, geloof ik intusschen
allerminst. We zouden misschien nog verder kunnen
gaan met te meenen dat zijn stuk er essentieel niet
veel bij gewonnen of verloren zou hebben, indien hij
het geval minder aan de mode van het oogenblik
?onderhevig had gesteld. Immers, niet in de betrekke
lijke bijkomstigheid, dat een jong meisje de gevoelens,
?welke haar sexe gemeenlijk den man toedraagt, aan
?een vrouw, een vriendin spendeert, ligt hier de diepste
tragiek, maar in de omstandigheid, dat zij gebonden
door deze passie een mariage de raison sluit, en zich
daarmede in dubbelen zin tot gevangene" maakt.
Elke misplaatste en onbevredigbare neiging, die tot
«en onoverwinnelijken hartstocht uitgroeit, nagelt
den mensen aan het kruis, en het kan in den grond
zooveel verschil niét maken of de fatale neiging 'een
man of een vrouw geldt, al geven wij toe dat deze
laatste, veler weerzin wekkende speling der natuur het
drama nog vernederender, nog lichtloozer maakt. Te
meer wanneer de gevangene" een zoo zwakke ea
slaafsche persoonlijkheid is als Irene .de Montcel, en
de schrijver haar strijd, waaraan zij een man, die haar
liefheeft, durft offeren, niet machtiger doet gevoelen
dan Bourdet dit vermocht.
Deinzet brengt ons onmiddellijk inde gespannen
situatie. Wij zien in Irene, de zevenentwintigjarige
dochter van een gezant, de door schuwe vertwijfe
ling gemartelde. Eerst tegenover haar vader, die haar
?op patriarchale en verregaand ondelicate wijze tot
bekentenis van haar geheim tracht te dwingen,
?waarom zij weigert hem naar zijn nieuwe standplaats,
Rome, te volgen en onder allerlei voorwendsels te
Parijs wil blijven. Dan nadat zij in haar wanhoop
gelogen heeft dat het om haar neef Jacques Virieu
is tegenover dien Jacques, bij wien zij, teneinde
raad, bescherming zoekt tegen zichzelve. Te goeder
trouw. Volledig opgaande in haar ongelukkigen
hartstocht, telt zij Jacques gevoelens, met w;en zij
?een schijn-verloving wenscht aan te gaan, weinig.
Zelfs hoopt en gelooft zij in een huwelijk met hem
haar genezing" te zullen vinden. Tot het uiterste
gekweld, beseft zij nauwelijks nog welk een misdaad
zij met dit droevig, en reeds te voren mislukt beroep
op de jiatuur, aan hen beiden begaat.
Het tweede bedrijf voert tot dit huwelijk. Jacques
breekt met zijn maitresse om nog slechts te leven
voor de beminde vrouw. In III is het huwelijk
voltrokken en wij verwachten thans, na dit wreed
?compromis, het drama zich langs alle zijden te zien
?ontplooien. Wij verwachten zelfs, na den lijdensweg
dien zij reeds aflegden, deze beide menschen, in
machtelooze deernis op elkander aangewezen, de milde diepte
te zien bereiken, die het bittere van het noodlot, ook
al is daaraan geen ontkomen, compenseert. Elke
tragedie, die ruimte laat aan de bron van mede
lijden, voert allengs tot verademing, en verheffing.
Bourdet's stuk blijft, onder de macht van het hopeloos
en blindelings drijven der hartstochten, drukken tot
het einde. Vooral de man gedraagt zich bij de oplos
sing meer als een kwajongen, dan als een mensch, die
hij wist eerlijk wat hij aan Irene zou hebben en zij
geeft wat zij maar even kan met de geduldige
toewijding, die deze zieke behoeft, de kameraadschap
Verschenen:
ARROWSMITH"
van SINCLAIR LEWIS
Van Holkema & Warendorf's U.-M.
tracht op te voeren tot daar, waar de warmte van ge
negenheid het tekort derzinnendragelijkmaakt. En bij
deze ontknooping vertrekt ook de vrouw op een wijze,
haar niet waardig. Al gaat Irene ten slótte den Weg, haar
door een vreemde Wet aangewezen: naar de vriendin,
die haar roept, wij voelen in dezen gang niet de ver
lichtende berusting, Welke het eindelijk gehoorzamen
aan een sterke en beproefde neiging laat het een
zondige" neiging zijn trots 'alles met zich brengt.
Omdat het diepste-zelf met de daad van verlossing
gered zal zijn.Deze menschen, die nooit vereenigdzijn
geweest, scheiden op de banale wijze van tallooze
paren, die niet bij elkaar meenen te passen zij
gaat, onder den druk dat het slecht is", naar waar
haar hart haar trekt, hij troost zich met de kleine
maitresse, Wier warm hartje hij ter wille van Irene
verried.
De schrijver heeft den goeden smaak gehad de
vriendin" niet ten tooneele te voeren. Wij vernemen
van haar door de bloemen, viooltjes, welke zij haar
gevangene" zendt, en door haar echtgenoot, die in
n kort, prachtig geschreven tooneel de ellende van
zijn huwelijk met deze vrouw blootlegt. Doch al
hadden wij van de verhouding der vrouwen iets
veraanschouwelijkt gekregen, dan nog zou die ons
waarschijnlijk minder hebben geboeid dan de ver
houding tusschen man en vrouw van beide partijen,
als echtgenooten verbonden en door het grillig
lot of noodlot voor elkander onbereikbaar. Het is
geen toeval, dat het bovengenoemd gesprek tusschen
de beide mannen, waarin de oudere den jongen lot
genoot nog Waarschuwen Wil met het voorbeeld van
zijn eigen rampzalig huwelijksleven, het hoogtepunt
van het stuk uitmaakt, het zijn de mênschelijke ge
voelens van liefde en rede, die aan dit fragment hun
glans verleenen.
Had het geheele werk zich bewogen op dit plan, het
zou den roep, die er te Parijs van uitgaat, als kunstwerk
meer verdienen.
Behalve aan het onderwerp, zal het dien roep dan
nu wel danken aan de, op de manier van Henri
Bernstein, pakkende tooneelen, Welke het tot een
dankbaar speelstuk maken. Begaafde tooneelspelers,
die bovenal verdiepte menschen zijn, kunnen met
deze stof feitelijk doen wat ze willen, haar uitdiepen,
verheffen, op koste van hun eigen gevoelsleven, van
hun eigen zenuwen, verdroomen en verfijnen Wij
behoeven maar even te bedenken wat Duse in haar
jeugd van deze Irene" zou gemaakt hebben! In
Duitschiand vervult Helene Thimig de rol, die, met
Ludmilla Pitoëff, bezijden den heirweg der
gerenomeerde actrices", in haar stille voetstappen treedt.
In Parijs wordt ze prachtig nerveus en rijk gescha
keerd gespeeld door Madame Silvie, welke er echter
niet ze is daarvoor misschien te Fransch geschoold
de gevoelsdiepte in legt, waartoe het schema van
de rol kan leiden.
Vera Bondam, voor wier werk op het tooneel onze
belangstelling zeer gespannen is, al ware het maar
omdat ook zij eenigszins treedt buiten de paden
van den theatralen roem en wij zulk eene, op haar
eenvoudig menschelijk gevoel spelende actrice, die
daarbij de distinctie heeft van een vrouw van goeden
huize, in Nederland brood noodig hebben Vera
i Bondam bleef zweven' tusschen wat wij er door Mad.
Silvie van hebben zien maken en dat, wat onze ver
beelding er van droomt. In de twee eerste bedrijven
kwam zij niet uit boven de gevoelens, die elk jong
meisje in de perikelen van een ongeoorloofde liefde
doorleeft. Wij voelden niet hoe dit uitzonderlijke
meisje nog daarbij door schaamte-voor-zichzelve werd
gekweld en gedrukt, als het ware opgegeten" werd
door haar zenuwen; de siddering daarvan vloog niet
over het masker van haar gezicht.
In het derde bedrijf steeg zij aanmerkelijk, en vooral
op het laatst vond zij, door haar tranen heen, den
navranten glimlach der bevrijding-hoe-ook, die het
slot tot een ontroering en in zekeren zin tot een vol
doening maakte.
Niet minder geboeid dan zij, heeft mij in de slecht
geschreven rol van den man: Cees Laseur. Uiterlijk
kan men zeggen, dat hij alles tegen had voor een
jongrnensch uit de wereld der diplomatie, en het pro
bleem: of een acteur in of boven zijn 10! moet staan,
loste hij op zijn wijze op: hij lag er als het ware onder.
Maar des te merkwaardiger is het, dat hij bij deze
wilde overgave niet alleen de zuivere accenten
trof, maar dat hij met dien overvloed van luk
rake Wendingen, uitvallen en zijsprongen, ten slótte
nog eenheid in zijn heterogene rol wist te brengen ook !
Ware Jacques Virieu een jongen uit het volk geweest,
wij zouden, meer dan nu verantwoord mag heeten,
zijn curieuse creatie" prijzen.
De derde rol van beteekenis, van bijzondere
beteekenis, omdat, zooals ik hierboven schreef,Jhet zwaarte
punt van het stuk ligt in het gesprek der beide mannen,
de kleine rol van den echtgenoot der vriendin", was
in handen van Dirk Verbeek. Mij dunkt, wanneer de
heer Verbeek gezien heeft wat niemand minder dan
Jean Worms van dit rolletje te Parijs maakte, dat
wij er dan niets meer van behoeven te zeggen. Paul
Huf, als de vader van Irene, was te weinig den
mondainen autocraat, Minny ten Hove deed, als
maitresse van Jacques, niet genoeg de gevoelswarmte
uitschijnen; bij alle scherts is dit vrouwtje, dat het
leven kent, geen bakvischje. Polly Opdam, het zusje
van Irene, bracht jeugd op het tooneel, die werkelijk
jeugdig en beminnelijk was.
SCHILDERKUNST
DOOR MR. M. F. HENNUS
Bij Buffa
T S de tegenstelling opzet of toeval ? Een oolijk
?"?bedenksel of een verrassing voor den exposant
zelf? In elk geval is zij niet de minst amusante kant
van deze dubbele expositie. Beneden een ingetogen
Vlaming, die zijn specialiteit maakt van doorkijkjes
en tegelvloeren en die maar n menschensoort kent:
begijntjes; boven een uitbundige Duitscher, een
Münchener, die weet dat een waterverfteekening
vooral nat moet zijn en die daarom met water plast
tot de omtrekken er bij hangen. De Duitscher, hij
heet Otto Scheinhammer, beziet, volgens een voor
woord in een Duitschen catalogus, alles ,,aus dem
Gesichtswinkel der Farbe"; de Vlaming hij heet
Flor van Reeth betracht naar een ander voor
woord de dingen naar den witten, mystieken,
volstrekten vrede van het katholieke geloof." Inder
daad is de Vlaming een stille, een droomer, een die
genoeg heeft aan een langen witten gang en voor wien
die gang misschien een symbool is van de oneindigheid;
een zich-verdiepende, een geduldige, die zich uitleeft
in een tegelvloer en die een volkomen kale ruimte
met oneindige zorg tracteert en coloreert, omdat de
zon twee witte plekken teekende op den grond en
omdat ergens in een hoek een deur openstaat en verder
op, door die deur gezien, weer een deur en omdat
daar doorheen, klein maar minutieus, een begijntje
te onderscheiden is. Deze teekeningen hebben een
illustratieven en een architectonischen kant, maar de
artistieke is zeer problematisch. Zij zijn sympathiek
om hun eerlijkheid en hun naïeve blijmoedigheid,
maar er is concentratie in noch bedwongen hartstocht,
en de contemplatie werd geen bron waaruit de werke
lijkheid verinnigd en verheerlijkt en van het tijdelijke
ontdaan, opwelde. Zij bleven goed bedoelde, gemoede
lijke, naar het architectonische mechanisch
nauwkeurrige reproducties van een beperkte wereld, die hun
belang ontleenen aan lang gekende en op den duur
vervelende effecten. En het zonderlinge geval doet
zich voor dat een ongetwijfeld op het innerlijke ge
richte geest het in zijn kunstuiting van eenige
goedkoope en versleten uiterlijke hulpmiddelen hebben
moet. Voor de groote teekening die, te pathetisch,
met de Dood" bestempeld werd, moogt ge een uit
zondering maken; daar komt de kunstenaar boven
zijn te benepen prentenboek-visie uit.
De Duitscher boven is aan dezen Vlaming
beneden lijnrecht tegenover gesteld. Het is
nauwelijks te gelooven, dat zij beiden zich bedienen
van hetzelfde materiaal. Hoogst waarschijnlijk be
schouwt de Münchener zich als een impressionist,
die aansluit aan de fransche impressionisten en is
eene impressie voor hem vooral iets dat niet af is.
En aangezien hij alles bekijkt van de kleur uit, is hij
voor alles kleurig. Het terrein voor zulk een geest
kan niet Amsterdam zijn, tenminste niet het inge
togen, deftige, oude, wat zwaarmoedige Amsterdam,
van Witsen bijvoorbeeld. Maar een boom-en
huizenrijk landschap bij Ragusa of een brug bij Mostar door
hem geïnterpreteerd kunnen u, om de altijd door
schijnende, dikwijls fijne, bloesemende dartele kleur
als ge voor een oogenblik stofuitdrukking, vorm,
preciseering, toon vergeten wilt een vluchtige
schoonheidsontroering bezorgen. Ge zijt dan geneigd
in dezen schilder een brooze artisticiteit te onder
kennen, zoo broos dat zij tegen den daad der materia
liseering ternauwernood bestand is. Maar van de
beide te dezer plaatse zoo zonderling vereenigde
dienaren der kunst zoudt ge hem dengene willen
noemen, aan wien althans een glimp van haar heerlijk
heid in zijn beste oogenblikken is geopenbaard.
GOEDKOOPE
EUBELS
MOETEN JUIST SOLIDE ZIJN.
WIJ MAKEN NU O.M. EEN
HUISKAMER BESTAANDE UIT
TAFEL, 4 STOELEN, 2 ARM- f OIO
STOELEN EN BUFFET . . . . ' ^IO
ZITKAMER BEST. UIT TAFELTJE,
3 ARMSTOËLEN, 2 STOELEN, f 1QO
THEEKAST EN BOEKENKASTJE * IO
SLAAPK AM
ERBEST.UITSPIEQELKAST, LITS-JUMEAUX.2NACHT- f OOI
KASTJES, 2 STOELEN EN TAFEL ? '
TOILETTAFEL f 57
ALLES GEMAAKTVAN MOOI
EIKENHOUT
EN ONTWORPEN DOOR
CORN. ^SLUYS
DEN HAAG ? NOORDEINDE 162A