De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 oktober pagina 16

2 oktober 1926 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND KLADSCHRIFT VAN JANTJE , / / /'/ ' ' l ' . . .' ( l l " TOEGEPASTE KUNST DOOR JAN D. VÖSKUIL Tentoonstelling van houtsneden in den kunsthandel Opgang" te Amsterdam In den kunsthandel Opgang" te Amsterdam zijn thans houtsneden geëxposeerd van Frits en Jan Weiland en van den Vlaming Jean Radoux. Het groote verschil tusschen het werk van de gebroeders Weiland en dat van Radoux ligt in het feit, dat de beide Hol landers bij het arbeiden hun gedachten door de eigen schappen van de techniek laten leiden, terwijl de Belg deze ondergeschikt houdt aan de door hem weer gegeven beeltenissen. iHl-Fr/'fs Weiland, de krachtigste persoonlijkheid van deze drie exposanten, trekt met zijn jachthaven" het eerst dfe aandacht, omdat de flinke zwarten witverdeeling de kern toont van het houtsnijderi zélf. Vooral voor degenen die bekend zijn met de water sport op de mooie Hollandsche en Friesche meren, zal dit stuk veel aantrekkelijkheid hebben. In statig rythme glijden de trotsche jachten boord aan boord voorbij, terwijl de zwiepende masten en hoekige gaffels, waaraan het gespannen tuig trilt van be teugelde drift, zich scherp afteekenen tegen de strakke lucht en in een bondige karakteristiek, van het zeilen" een levendig beeld geven. Ook Aan den Steiger", naar den aard der voorstelling rustig ge houden, bekijkt men gaarne om den forschen greep, waarmede het geheel en in het bijzonder 'de zware dukdalven in het hout zijn neergestoken. Een land schap treft door het wijde der afmetingen en in de Witte Brug" is een gave groote lijn gehandhaafd. Doch de werken, waarop men menschelijke gestalten aantreft, zijn veel zwakker van conceptie, omdat het styleeren hier te veel van buiten af werd aangebracht, inplaats van voortgekomen te zijn uit het innerlijke, zoodat op deze naturalistische basis de compositie niet zuiver decoratief kon worden opgelost. De arbeid van Jan Weiland is over het algemeen wel fijner, maar lang zoo sterk niet als die van zijn ouderen broeder. Tot een goed werkstuk kan De man met bloem" gerekend worden, terwijl Les amants" door het visionair karakter bekoort. Ook St. Franciscus met de vogels" geeft door de gebonden vorm in vele opzichten een aangenaam streven te zien, al maakt het geheel toch nog te veel een?gezochte" indruk. De Zomervaart' is wel een der beste werken, men mist er gelukkig die theatrale pose in, welke bijna alle hier geëxposeerde werken van Jan Weiland, min of meer kenmerken. De Vlaming Jean Radoux toont zich in zijn hout sneden een liefhebber van het romantische in de natuur. Pres Dinant" n van zijn geslaagdste werk stukken, voert ons naar een idyllisch plekje: een groep oude huizen, een paar dikke muren en een poort; eenvoudiger gegeven, met zooveel innigheid neergei schreven, is haast niet denkbaar. Ook Ruelle de Dinant", een stil ouderwetsch straatje in een lande lijke omgeving, lokt door dezelfde simpele huiselijk heid. Doch hoe teeder deze werken ook zijn mogen, voor een houtsnede ontbreekt de zielskracht, die haar eigen is. De onderwerpen zijn te veel van de schilderachtige" zijde bekeken en bij hun verwerke lijking werden de eigenschappen der techniek ver doezeld zoodat, ook door gemis aan het decoratieve, geen zuivere schoonheid bereikt kon worden. Een paar mooie vazen van Willem Brouwer, een sjaal van Fréde Jong, een gebeeldhouwde houten gans van Joop Bonsen en een forsch gebatikt kleed door N. J. van de Vecht vullen deze tentoonstelling op prettige wijze aan. MUZIEK EN FILM DOOK CONSTANT VAN WESSEM ^ ,,Pantserkruiser Po/emkin' 'T* OEN ik meen in 1898 de eerste rijdende" ?*? trein op het witte doek verscheen in het gebouw Carré, een nummer uit de daar vertoonde nieuwe photographische uitvinding De levende beelden", zocht een tromrrlelslager in het orkest door een zachten roffel, die het snorren van de locomotief moest suggereeren, de sensatie van het rijden" voor de toeschou wers te vergrooten. Vermoedelijk raakte deze trommelslager hiermede onbewust aan de synthese van alle muziek bij een film. Het is namelijk merkwaardig, dat na vele beschou wingen over de samenwerking van muziek en film en de pogingen, die reeds zijn gedaan om tot een bruik bare samenwerking te geraken want de film zonder muziek doet ons nog altijd wat te spookachtig aan op het oogenblik weer een meening veld gaat winnen, die met zooveel woorden onderschrijft Wat genoemde trommelslager in alle onschuld reeds instinctief had aangewend. Na de heele partituren, die men voor filrris geschreven wilde hebben en die alleen reeds een arbeid van twee, drie jaren zouden vorderen, want het witte doek verhoudt zich dan tot de muziek als het tooneel in de opera , keert men terug tot de erkentenis dat zooveel arbeid niet alleen nutteloos besteed zou zijn (want in de film is onze geheele aan dacht in een veel sterkere mate op het vertoonde geconcentreerd en absorbeert ons geheele innerlijke meeleven zoodanig, dat er voor ons oor geen tijd meer overblijft ook nog muzikale schoonheden in de be geleidende partituur te ontdekken), maar dat zij ook doelloos besteed zou zijn: de film vraagt geen muzikale verdieping. Het gebeurende op het witte doek kon in geen enkel opzicht vergeleken worden met het gebeurende in de opera, dat al reeds geen zelfstandig leven kan hebben omdat, gebonden aan den tijdduur der muziek het als tooneel geen zelfstandige wereld kan zijn. Maar waarom hebben muziek en film elkaar dan gevonden en kan voor ons gevoel de film wel buiten de begeleiding door het woord, maar niet buiten de begeleiding door muziek? Het is onjuist te meenen, dat de muziek bij de film tot doel heeft alleen ons te beletten in de stilte van de donkere zaal het geruisch van het draaiend film-appa raat en de bewegingen van het publiek te vernemen (volgens Frank Martin in de Cahiers du mois"), hoe wel zeer zeker dit het doel van de eerste muzikale opluistering" zal zijn geweest toen men nog in geenen deele aan een werkelijk samengaan tusschen film en muziek dacht. Eerder lijkt mij het bruikbare van dit samengaan te liggen in het aanverwante, dat beiden hebben in het stroomende" van vertoonde gefilmde en van gehoorde muzikale beelden, hun tempo, hun cadans. Niet melodisch, maar rythmisch hebben muziek en film een gevoelig contact met elkaar. Men heeft waarschijnlijk al reeds zelf opgelet, dat het oor bij een muziek, zonder duidelijk de melodie te hooren, wel zeer goed met het gevoel, de cadans van de melodie opneemt; dat een vlug en gecadenseerd tempo zich zeer goed vereenigt met de sensaties van een stoet galoppeerende ruiters op het witte doek; dat het schetteren van trompetten en het dreunen van een marschrythme zeer goed de beklemmende sensatie van een militaire wapenschouw verhoogt. (Ook de klank van een instrument heeft voor onze gevoelig heid in een film waarde, b.v. de harmonica in M nilmontant" !), enz. Dit is wellicht ook de reden, waar om alle mogelijke muziek zonder te groote hinder bij een film kan worden gespeeld, wanneer zij maar in tempo en karakter zich bij tempo en karakter van het vertoonde op het witte doek aansluit. De componist van muziek voor een film zal dan ook in de eerste plaats zijn ambitie moeten opgeven een zelfstandige partituur, die muzikaal de aandoeningen van het vertoonde drama verklankt, te schrijven. Niet het drama, maar de film zijn hoofdzaak voor deze ^rO^^-Oi.^ ^a^**^ N.V. Gerard A. v. d. Steur's :-: KLEERMAKERIJ :-: Haarlem, Kruisstraat 7 Telefoon 10730 Uitsluitend Ie kwal. Engelsche Stoffen Vraagt voorwaarden voor abonnement muziek. Zulk een muziek heeft dus, om zoo te zeggen, eerder verwantschap met die voor het ballet dan met die voor de opera. Zij zal zich tot de muziek in dieperera zin dan ook verhouden als een georganiseerd geruisch,, een georganiseerd rumeur ronronnante", psycholo gisch en met inzicht van het doel aangebracht, een muziek, die niet in de eerste plaats beoogt gehoord, d.w.z. muzikaal gehoord te worden, doch met al onze zenuwen gevoeld te worden. Ik denk aan de muziek. van Milhaud voor het in Léger's mechanische decors zich afspelend L'Inhumaine"; ook aan den aard van Strawinsky's Sacra du printemps". En ten slotte aan Meyssel's muziek voor de Pant serkruiser Potemkin", waartoe het bovenstaande als inleiding geschreven werd. De Cinema Royal liet bij de Potemkin-film de oorspronkelijk daarvoor gecomponeerde d.w.z. de te Berlijn daarvoor gecomponeerde muziek van. Edmund Meysel spelen. De twee als doeltreffend gebleken werkingen der muziek bij een film, het met enkele geaccentueerde tonen en de klank der instrumenten (trommen, trom petten) opwekken van een bepaalde sfeer, benevens. door de aangroeiende, ijzeren rythmiek op bepaalde momenten, ter vergrooting van de spanning, in onze emoties in te grijpen, heeft Meyssel inderdaad begrepen en over het algemeen gelukkig aangewend. Ontzaggelijk beklemmend is (door het gelijkmatig aangroeiend rythme met een stijgende gamma op gelijke halve noten) het moment geworden, waarop wij nog in het onzekere verkeeren of de andere schepen op de Potemkin zullen vuren, en deze zich in de stilte vol spanning, die aan het komende vooraf gaat, onder het geraas der machines en het draaien der geschutstoren gevechtsklaar maakt. Hier is een onvergetelijk effect bereikt ! Ook op andere plaatsen, b.v. bij den aanvang en bij de komst der kozakken is de muziek zeer suggestief. Een enkel hoornsignaal, hét gesnerp van een f luit doet veel enVoept een sfeer op, waarbij zich de onwerkelijke werkelijkheid van de film goed aanpassen kan. De lyrische gedeelten zijn minder geslaagd en herinneren melodisch en rythmisch nog al eens aan Mahler (wiens muziek overigens veel gebaren-muziek bevat). De muziek werd zeer spannend door het orkest onder leiding van den heer Hugo de Groot uitgevoerd. Ongetwijfeld, het laatste woord over muziek bij een film is ook met deze Potemkin-muziek nog niet gesproken, evenmin als het laatste woord over de film zelf. Zou men ook muziekwerken kunnen verfilmen, gelijk reeds wordt voorgesteld? DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADF. 22A DEN HAAG.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl