De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 oktober pagina 17

2 oktober 1926 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2574 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 17 AALTJE'S CROQUANTE CROQUETJES DOOR ALIDA ZEVENBOOM TT K heb mijn dienst II opgezegd.Van morJl gen al de Weckflesschen in den kelder gesprongen. En dan moet je een vrouw getrouwd hebben om haar diploma van de Huishoudschool. Want dat meneer haar om iets anders ge trouwd heeft, wil er bij mij niet in. Er is geen knak of smak aan. Net of het mijn schuld was ! Dat van het springen van de Weck, bedoel ik. Zij zou en wou wecken. Doe het niet, zei ik, al dat nieuwerwetsche is niets gedaan. Doet u het zooals mevrouw zaliger het deed. In maken in Keulsche potten met alles goed onder de pekel. Neen, het mocht niet. En nu is lekker alles bedorven. En ik kreeg natuurlijk de bout op mijn kop. Maar ik heb haar eventjes getroefd. Ik kan alles hebben maar ze moeten me niet aan mijn eer als keukenmeisje komen. En dat ik in mijn bescheiden kunst, had ik haast gezegd, want waarom zou mijn vak geen kunst zijn nu er zooveel kunsten zijn die niet eens een vak zijn dat ik in mijn bescheiden kunst wat beteeken, is me van de week gebleken toen meneer van Aalst Hier was en mij voorstelde om als een soort gourvernante me te belasten met het oppertoezicht in het huis dat hij de Gemeente heeft aangeboden als Burge meesterswoning. Hij had lang met meneer geconfereerd of hij het doen zou. Ik bedoel dat aan bieden van het huis. Ik weet het omdat zij in meneers kamer zaten met de veranda-deuren open en ik net toevallig met het stoepje bezig was. Het loopt niet hard met de burger deugd, hoorde ik meneer zeggen. Wat is er nu binnen gekomen voor het ver bouwde stadhuis? De stoelen van Charles Boissevain voor de Raadszaal die zoo ruim en gemakkelijk moeten zijn, hebben zij mij verteld, dat als meneer Douwes of meneer den Exter of meneer de Miranda er in weggezakt zijn, je ze niet meer ziet en er een Sinck's toestel voor noodig is ze er uit te krijgen. Dat kan niet dan bevorderlijk zijn voor de debatten, zei meneer van Aalst en ik keek eens naar boven en zag zijn aangelaat weerspiegeld in de open deur en het trof me zoo als hij den laatsten tijd is gaan lijken op Michiel de Ruyter, van wien hij afstamt in rechte lijn, en van wien hij natuurlijk zijn zeemansgaven en ootmoed geërfd heeft. Maar hij lijkt toch ook op Lloyd George met zijn mooie witte haren en ik had in eens de zondige gedachte: als die man zich met de politiek bemoeid had, wat zou dat dan alles veel praktischer zijn geloopen, als de politiek hem tenminste niet te pakken had gekregen. Want het schijnt dat daar maar een enkele tegen be stand is. En dan heeft de Gemeente een lampje van de Amsterdamsche Soerabajers gekregen en dan dat ameublement van Eduard. Nog weer zoo'n voorbeeld van een helderen kop die niets van de politiek moet hebben, dacht ik. Waarom zitten er niet een dozijn of wat van die mannen in den Raad? Is dat burgerdeugd om je daaraan te onttrekken? Ik ben geen lid van iets, behalve natuurlijk van de Gereformeerde kerk, maar als morgen met den dag de Bond van Huispersoneel op Gereformeerden grondslag mij een candidatuur voor den Raad of de Kamer aanbood, dan zou ik niet weigeren. En waarom niet? Omdat ik bij het vast stellen van de salarissen van het schoon makend personeel met meer kennis van zaken kan oordeelen dan meneer Drabbe, die in zijn vrijen tijd adviseur is aan de Rijks-Verzekering-Bank en meneer Wierdels die van huis uit boekdrukker is. Wat weten die van een schoonmaakster af dan dat het een vrouwelijk wezen is met 's avonds meer boterhammen met koud vleesch onder haar boezelaar dan zij er 's morgens in haar maag heeft? Ja, zei meneer van Aalst, weet je wat me heeft tegengehouden om mijn huis de Gemeente aan te bieden? De gedachte dat misschien over vijftig jaar een neefje van Doornbusch of een kleinzoon van Wijnkoop of een aangetrouwd nichtje van mevrouw van Zelm het zullen betrekken. Met die tegen woordige democratie is alles mogelijk en ik moet je zeggen dat ik er van griezel als ik denk aan de mogelijkheid dat Lisser Sr. als patriarch met een kaal hoofd en een langen baard den Sovietafgevaardigde zal recipieeren in mijn salon en dat een of andere vrouwelijke furie in het boudoir politiek zal smeden en haar vrienden ontvangen. Wat jammer dat een mensch niet in de toe komst kan zien. En dan spreek ik nog niet eens van de meubelen waarin een of ander onverlaat zijn voorletters misschien snijdt of p» Maar die meubelen zijn er nog niet/ zei meneer. i» Je had toch niet gewild dat ik die er ook had bijgegeven, zei meneer van Aalst. Dat niet, dat spreekt, maar is er nu in heel Amsterdam niet een die voor zijn rekening de meubileering had kunnen nemen? Moest daar nu een commissie voor gemaakt worden met Sam aan het hoofd en Vattier en al de rest !-Dat niet een van de jongens even een cheque van zestig mille heeft uitge schreven en hem naar de Vlugt heeft gestuurd met een briefje: Als er niet genoeg mocht zijn, schel me dan nog even op". Dat zou burgerdeugd geweest zijn. Maar nu gaan ze die poovere zestig roode ruggetjes bij elkaar bedelen en straks als het niet hard loopt, moeten de kranten in het geweer komen en wordt de straat-collecte te hulp geroepen, al moet ik je zeggen dat ik het waarachtig nog zoo'n beroerd idee niet zou vinden als Ketelaar weer eens zijn dames en heeren collectanten en -trices mobili seerde om al wat Amsterdammer is mee te laten bijdragen aan een geschenk van heel de burgerij aan de stad. Het is prachtig wat jij en Eduard en Sam en Vattier doen voor jullie stad, maar jullie worden er geen haar minder om maar.... Ik rommelde toevallig wat hard met mijn emmers. .... maar als bijvoorbeeld, om een enkel voorbeeld van burgerdeugd en burgerzin te noemen, onze Aal een kwartje gaf voor het aanschaffen van warme stoven voor de dames-raadsleden of voetenzakken voor de raadsleden boven de drie en dertig, zou dat dan niet een ander heerlijk staaltje zijn van liefde die onze bestuurderen voor de stad hebben weten te wekken bij de eenvoudigen van hart en portemonnaie? Ik hoop dat mijn voorbeeld een prikkel moge zijn, zei van Aalst. Ik hoop het, maar merk jij iets van eenige beweging? Wat doet de Beurs? Als Bernard van Vloten eventjes zijn stem opzet, is er zoo een ton bij elkaar en waar blijft ,,de Groote Club", die, dank zij de Gemeente, zoo'n prachtig uitzicht heeft gekregen op het Damplantsoen? En waar blijven vooral de politieke partijen die de gemeente altijd als hun speciale strijdperk beschouwd hebben en waarvan de leiders nu nog vergeten burgers zouden zijn als de stad hen niet in staat gesteld had reclame te maken voor hun groote gaven van hart en verstand? Ja, zuchtte meneer van Aalst, als ik mijn huis niet gegeven had, zou ik Toorop hebben verzocht den tegenwoordigen Raad als de vijf en veertig Aposte len te schilderen voor de nieuwe Raads zaal. Maar misschien dat uit den boezem DE DIEREN IN HUN STILZWIJGENDE WELSPREKENDHEID Teekening voor de Groene Amsterdammer' door H. Versfijnen VIL JONGE KERKUILEN. VELDMUIS HIER ZIE JE DRIE UILTJES IN 'T RUSTIG REVIER. OEI, OEf!" ZEIT ER EEN, WAT IS DAT VOOR EEN DIER?" ZE TUREN EN GLUREN IN TWIJFEL EN ANGST, DE MUIS OF ZOO'N UILTJE, WIE is ER HET BANGST? DE VELDMUIS IN DOODSANGST BLIJFT VRIJ, ONVERLET: DE ONSCHULD DER JEUGD HEEFT HET PROOIKEN GERED. CHARIVARIUS TELEFOONTJE DOOR CEL 2 Hallo, spreek ik met Kobussen? Met Kobussen, de straatcollectant? Zou ik u dan even langs dezen meer en meer gebruikelijken weg mogen interviewen? Ik wou u namelijk vragen of het waar is dat u sinds u aan de straat collecten meedoet, eenige panden uw eigendom kunt noemen? Neen, neen, geen panden van de Bank van Leening. Ik bedoel hecht en wel doortimmerde perceelen, gekocht dank zij de provisie die de straatcollecten u opbrachten? Ik spreek toch niet van oneerlijk verkregen goed ! Ik begrijp zeer goed dat een modern en practisch aangelegd man als u een ruim middel van bestaan heeft weten te vinden in den ook meer en meer gebruikelijken weg om zijn medemensch op straat geld uit de zak te kloppen. Ja, dat zijn ezels, die zich zoo hebben laten snappen. Het ging anders juist zoo goed, hè? Is het waar dat u zoo ongeveer op vijftig straatcollecten per jaar kon rekenen? En was het nog voor uitbreiding vatbaar? van den Raad zelf.... Meer heb ik niet verstaan, want zij moest thee hebben. Een mensch mag geen slechte gedachten hebben maar als ik er een scheutje.. .. ALIDA Ja, wat een prachtig terrein voor een ondernemende familie! En zoo ongezocht. Je in dienst te stellen van de liefdadigheid en charitébien ordonné... Neen, ik vloekte niet. Ik zei maar in het Fransch dat het hemd nader dan de rok is. En een aangename werkkring, niet waar? Wat zegt u? Een hondsch bestaan? Wat is er nu aangenamer dan op iemands weeke hart te werken 'f Dan om hem in staat te stellen goed te doen zoodat niet alleen zijn rechterhand weet wat zijn linker doet maar een heele straat of een heel plein er getuige van is. Goed, wij krijgen allemaal wel eens natte voeten en vergeet u de emo lumenten, niet-vrije lunch en vrij koffie en 's middags thee met taartjes en 's avonds of 's morgens in de krant nw portret als het een beetje meeloopt. Ik begrijp dat die arrestatie van uw collega en familie een smet werpt op uw vak maar wij beloven u dat wij uw billijke verlangen: geen dag zonder straatcollecte in Amsterdam" van harte zullen steunen. Neen, wij zijn het hier volkomen met u eens u is een onmisbare schakel in ons maatschappelijk bestel en als er een dertiende druk van het nuttige boekje: Wat moet mijn zoon of dochter worden?" mettertijd verschijnt, dan zal ik er een hoofdstuk inzetten over de vooruitzichten en opleiding van den straatcollectant. 11 n'y a pas de sot métier, il n'y a que de sots gens.... - Neen, ik vloek weer niet. Ik zal een van mijn jongens bij u in de leer doen. Tot den eerstvolgenden bloempjesdag. Adieu !!.... Voornaamste Kleedinqinrichtin op elk gebied

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl