De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 oktober pagina 2

2 oktober 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2574 J,'S. MEUWSEN, HoB. A'dam-R'dam-Den PB B&STB HOEDEN IN HOLLAND OPIUM EN LITTERATUUR DOOR MR. H. G. KOSTER T K heb een hooggeplaatst Indisch politieambtenaar '?gekend,, die telkens lastig gevallen werd door personen, bezield van het verlangen een opiumkit te bezoeken. Het waren voornamelijk dames, die dezen politieambtenaar verzochten haar te willen begeleiden ? naar een dier inrichtingen, waar krachtens bizonder verlof der overheid nog opium mag worden gebruikt. Natuurlijk ontvingen de nieuwsgierige vraagsters steeds een afwijzend antwoord. Inderdaad, aan zulk een opiumkit is zeer weinig fraais of belangwekkends 'te zien. Eehige bruine en gele halfnaakte kerels liggen op rieten rustbedden te rooken of te slapen in zoetigen, bedwelmenden geur van brandend opium. Een lampion of een met rood vloeipapier omwikkeld gloeilampje verspreidt een gedempt licht. Tegen den achterwand van het vertrek staat in geheimzinnigen goudschemer een Chineesch huisaltaar. Een paar opgesloten duiven lateneen klagend geroep hooren; haar trof het ongeluk hier voor gelukbrengende vogels door te gaan. Voor den platonïschen bezoeker is alleen het aansteken der pijpen interessant; de eigenaar van het opiumkit geeft daarvan desverlangd gaarne een kleine demon stratie. Hij laat u zien hoe de pijp met een fijn naaldje wordt doorgestoken; hoe daarna het opium tot een balletje wordt gerold en in de vlam van een lamp verhit. Als het balletje kookt, is het geschikt voor het gebruik: het ontwikkelt den opiumrook, welken de schuiver inhaleert, want opiumschuiven zonder ftjhaleeren is niet mogelijk. In het Maleisch spreekt men dan ook niet van opiumschuiven, maar van opium drinken. Niet alle gasten slapen. Sommigen gebruiken genoegelijk een kopje thee en eten daarbij confituren; onderwijl rooken zij hun opiumpijp. Zij spreken niet, hoogstens fluisteren zij even: opium brengt in een contemplatieve stemming, welke door woorden of geraas zou worden verstoord. Wie meent tafereelen van ^woestheid of liederlijkheid te zullen zien, vergist zich: een Chineesch opiumkit staat in fatsoen verre boven een westersch nachtcafé. Het is merkwaardig eens na te gaan welken invloed het opium heeft uitgeoefend op de verbeelding van westersche dichters en romanschrijvers. De geheele negentiende eeuw dóór zijn er letterkundigen ge nspireerd door dit wonderlijk slaapkruid. De vooraamste litterator, wiens naam immer verbonden zal lijven aan opium is Thomas de Quincey. Zijn Con:ssions of an English Opiumtaker is het klassieke piumboek. De Quincey heeft de gewaarwordingen, ie ? een jarenlang voortgezet opiumgebruik hem eschonken heeft, in een prachtig, sterk proza nauw^eurig beschreven. Hij verhaalt hoe de opiumdroom Ie tijd- en ruimtebegrippen doet veranderen. Men laapt en droomt een uur. Maar in dit uur doorleeft nen dagen, maanden, jaren, eeuwen zelfs. Of men Iroomt dat men een zaal doorschrijdt; achter die zaal nog een veel grootere zaal eri daarachter wér een ;rootere en zoo voort: het is alsof de ruimte uit n chuift. Hij. bericht hoe de opiumdroomen hem Migdtafereelen voor den geest tooveren, langvergeten .beurtenissen uit het familie-of schoolleven; als hij itwaakt, wordt hij verteerd door het weemoedig irlangen naar die verre, schuldelooze jeugd. Treffend :hildert hij ons hoe het opiumgebruik in kleine doses de zintuigen scherpt en de eenvoudigste genoe'gens tot 'verrukkelij'ie zaligheden maakt: een middelmatig .concert gaf hoog muzikaal genot, een zaterdagavondwandeling in een arbeidersbuurt was een tocht vol interessante avonturen. Het schoonst wordt zijn stijl als deze een lyrisch karakter aanneemt; de Quincey schept dan een prozagedicht, waarin hij gloedrijk en toch beheerscht het opium verheerlijkt: een oostersche benaming tot de zijne makend, bezingt hij het als het hemelsche kruid (the celestial drug). Een ander opiumlitterator is Baudelaire geweest. HUIS HAARD pEUBE EERENGRACHT 5OO AMSTERDAM MEUBELEN TAPUTEN GORDUMEM iDUMErTl Hij schreef Les Paradis artificiels. Doch deze kunst matige paradijzen zijn niets anders dan een verkorte vertaling van De Quincey, heel smakelijk a la franc.aise toebereid, maar zij brengen niets nieuws. Veel oorspronkelijker op ons gebied is Théophile Gautier. In La pipe d'opium schildert hij op huiveringwekkende wijze een opiumvisioen. De schuiver bevindt zich in zijn verbeelding des nachts op een kerkhof. Door toovermacht wekt hij een pas begraven meisje uit den doodslaap en bevrijdt haar uit het graf; zij beloont hem met enkele vluchtige oogenblikken van liefde; maar hij moet zijn minnares weer afstaan aan de machten van vernietiging en ontbinding, wien zij nu eenmaal toebehoort. Eigenaardig: de visioenen der opiumschuivers verbinden steeds het erotische met het lugubere. Een gezonder werk waarin een opiumschuiver ten tooneele treedt, is de roman van Dickens, getiteld The mystery 01 Edwin Drood. Het boek is helaas onvoltooid: de schrijver is gestorven, vóórdat hij de hoofdstukken, die de ontknooping inhielden, op schrift kon brengen. Het behandelt de geheimzinnige verdwijning van een jongen man uit een Engelsche provinciestad. In die stad woont een stille, huichelachtige koorzanger, die uit verveling in zijn eentonig, kleurloos bestaan aan opium verslaafd raakt. Schijnbaar een vroom kerkdienaar, reist hij nu en dan naar Londen, waar hij in een ellendig krot te midden van Chineesche en Maleische zeelui zijn hartstocht botviert. In een oogenblik van waanzin en wilsverslapping komt hij tot den moord op zijn mede minnaar en neef Edwin Drood. De opiumdemon echter, die zijn zenuwen vernield heeft, wordt de wreker van den vermoorde. Hoe dit geschiedt, daar over hangt een ondoordringbare sluier; want, gelijk reeds gezegd, de dood heeft den schrijver de pen uit de hand genomen. Het opiumkit is prachtig be schreven. Ook enkele psychologische verschijnselen heeft Dickens scherp belicht. Zijn boek begint met het wakker worden van den opiumschuiver in een oud vuil ledikant. In zijn schemertoestand tusschen waken en slapen ziet de schuiver de roestige spijlen, waarop het gordijn hangt. Opeens meent hij dat het pieken zijn, die een oostersch vorst daar heeft neer gezet om er hoofden op te spietsen. Hieraan associeeren zich nu allerlei verwante voorstellingen: oostersche soldaten trekken in drommen voorbij, de kromzwaarden getrokken; witte olifanten met vergulde tanden vergezellen hen; cimbels klinken, ansmaagüen strooien bloemen In Dickens' boek trof ik een opmerking aan, die ik door verschillende opiumdeskundigen onder alle hemelstreken heb hooren bevestigen, namelijk dat alle schuivers ten slotte op elkaar gaan gelijken: het is alsof het heillooze kruid al het individueele uit het gelaat wegneemt en slechts een wezenloos masker overlaat. In dit kort overzicht van opium en littera tuur mag niet vergeten worden het boek van Claude Farrère. Deze auteur, kenner van Fransen-Indië, be roemd door Les Civilisés, zedenroman uit de FranschIndochineesche samenleving, heeft merkwaardige schetsen geschreven, gewijd aan opium. Zij zijn ge bundeld onder den titel Fumée d'opium. Het zijn korte verhalen, die zelf wel kleine verstikkende wolkjes opium gelijken. In n er van wordt verteld hoe iemand zich 's nachts in een katholieke kerk laat insluiten om in die mystiek-christelijke omgeving zich over te geven aan zijn passie. In een andere schets be leeft de schuiver een spiritistische séance in zijn droom, vol angst en beklemming. In een kleine pseudohistorische novelle verheerlijkt Farrère de moedwekkende kracht van opium. De chevalier de Fierce, een edelman, die niet duelleeeren durft, wordt door Lodewijk XV naar de vloot gezonden met een com mando. De geheimzinnige graaf de St.-Germain geeft hem in het park te Versailles tooverpillen ten ge schenke, die niets anders zijn dan opiumpiHen. Ver stijfd van schrik bij het vallen van het eerste schot neemt hij zijn tooverpillen en, hoewel hij zijn leven lang een lafaard is geweest, sterft hij in het zeegevecht tegen de Engelschen als een held. In de laatste novelle van den bundel beschrijft Farrère den ijdenstoestand van den schuiver na het ontwaken, het vreeselijk hoesten, de martelende jeuk, de brandende dorst en het nachlmerriegevoel alsof er een alp drukt op de borst. In de laatste jaren van den wereldoorlog en in de eerste jaren van den vrede, toen het gebruik van verdoovende middelen in allerlei kringen zeer algemeen werd, zijn er verschillende boeken uitgekomen, die voorgaven de geheimen" van opium, ether, cocaine, morphine te ontsluieren. Zoo zagen bij Albin Michel te Parijs het licht Confessions d'une opiomane, L'Ether consoMmr, Lelie lumeuse d'opium, alle voor zien van kleurige, pakkend-geillustreerde omslagen. Deze werken hebben echter niet de minste artistieke of zielkundige waarde: het zijn verzinsels van op geld beluste scribenten, uitgedacht voor een op sensatie belust publiek. Nederlandsche romans, waarin het opiumgebruik als letterkundig gegeven is verwerkt, zijn er slechts zeer weinige. Wij zouden kunnen noemen Bahoe Dalima van den reeds eenigszins vergeten Indischen schrijver Perelaer en Huwelijksvacantie van Jeanne Reynecke van Sluwe. Naar ons gevoelen echter ver heffen zich de daarin geschilderde opiumtafereelen niet evenmin trouwens als de opiumscènes in Marguérite's moderoman La Gar^onne boven het peil der gewone prikkellectuur. BATENBURG 6 FOlMER (G. W. POLMER) DEN HAAG, f HUYGENSPARK22 BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS MET SAFE-INRICHTING VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE INTERNATIONALE TRANSPORTEN BOEKBESPREKING Urfrain van de Voorde. G u''do GezelleAmsterdam 192e- En- Qucrido Hij is representatief voor het Vlaamsche Volk, omdat hij aan de Idee van dit volw die zijn ziel en zijn leven is, stijl heeft gegeven, omoat hij de dichter is die het hooger wezen van Vlaanderen, de over geleverde, angelische droom der my/tiek, die midden in een brutalen tijd van stofhulditing het schoone sieraad was van zijn geestelijk besjaan> heeft vast gelegd in zijn honderdvoudige ryfimen. De over dadige zinnelijkheid van dit volk heeft zijn werk genegeerd omdat dit was zijn lagfre ongelouterde natuur. Als priester overigens kon 1Üdeze noot niet uitdrukkelijk laten trillen, maar het is aan zijn asce tisch priesterschap te danken, dat zijn scheppende droom nagenoeg uitsluitend heeft (verwijld in deze regionen, waar hij de Idee van Vijanderen beelden kon, daar waar zij precies niets meerwas dan zie!. Zijn genie heeft uit het onderbewustzijn 'an het Vlaamsche volk het eeuwig levende naar voo gehaald, ditgene dat zijn artistieke grootheid en ;ijn kultureele beteekenis in de gothische tijden h;'d uitgemaakt; hij heeft het gedaan krachtens zijn ;>gen kunstenaars intuïtie, waardoor hij niet een willfkeurige hypothese heeft gesteld die de slotsom zou zii" van theoretische bespiegelingen, abstracte dogmatiek of ook roman tisch gedroom: dan ware zijn 1-^nst een zielloos systeem geweest, waaraan het ryt jpe van het echte leven zou ontbroken hebben; neet; gestalte en geest van Gezelle's poëzie zijn weder,! onder de handen van den kunstenaar, leven gewordt!»» omdat de laatste zin van zijn volk eraan te gronde "i*. de beweging van zijn gemoed en de klop vantij" aderen, omdat hij de Idee van zijn volk, tot scW onheid omgebeeld, aan dit volk heeft weergegeven]'Ik haal deze regels uit het kleiP6 boek van L'rbam van de Voorde aan, omdat de «ationale beteekems, van Guido Gezeüe er treffend juislin is geformuleerd. Een inleidende beschouwing van'net Vlaanderen der 19e eeuw gaat aan deze karakte istiek vooraf, en m die bladzijden wordt men dadel!* getroffen door een zeldzame klaarheid van zeggir!;. rustig-overwogen uitdrukking van hetgeen de scr'.ijver aangaande het wezen, en de beteekenis van cezelle's dichterschap heeft gevoeld en gedacht. * Een ernstig en fijn boekje, da^ in we,inig bladzijden veel geeft, omdat de schrijver "ergens vervalt m de fout van zoo menig essay, waaien twee of meermalen hetzelfde wordt gezegd. De gofde beperking, die de heer Van de Voorde zich heett opgelegd, de strenge beheersching waarmee hij zijn) opstel schreef, geven aan zijn betoog het wezen eene!' schoone wetenschap pelijkheid, al komen in ziin ^schrift geen data en maar heel weinig vermeldinge 4 van uiterlijke feiten voor. Zijn doel was kennelijk: verklaring van Gezelle s dichterschap. Na de nationale wordt de individueele beteekenis, ook in haar ontwi (kelingsgang, bepaald. Waar de schrijver verwant., chap onderste» met dichters als Silesius en Rilke do"t h:; ?'at met de uiterste voorzichtigheid. Zonder ook maar eomgszins te tornen aan de rechtzinnighe d van Gezelle s g-lootsopvattingen, brengt hij zijn n; tuur-lynek op het plan van kosmisch bewust-worder - betoogt hij helder en logisch in Gezelle's dichten =hap de synthese van rationeel bewustzijn en int -ïtief beleven' , synthese die in Gezelle verwezenlijkt wordt door het aan vaarden der verschijnselen a s uiterlijke manifestaties der verborgen Godheid, die,ieder op zich zelt eigen leven hebben en eigen ziel' '? HERMAN MIDDENDORP O Kon, Meubeltrat sport-Maatschappij DE GRlft TER 6 Co. GVS (w (w DEN ? HAAG <*> <*> ? AMSTERDAM ~ ARNHEM Verz. van Ten toonstellinggoederen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl