Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 2574
J,'S. MEUWSEN, HoB. A'dam-R'dam-Den
PB B&STB HOEDEN IN HOLLAND
OPIUM EN LITTERATUUR
DOOR MR. H. G. KOSTER
T K heb een hooggeplaatst Indisch politieambtenaar
'?gekend,, die telkens lastig gevallen werd door
personen, bezield van het verlangen een opiumkit te
bezoeken. Het waren voornamelijk dames, die dezen
politieambtenaar verzochten haar te willen begeleiden
? naar een dier inrichtingen, waar krachtens bizonder
verlof der overheid nog opium mag worden gebruikt.
Natuurlijk ontvingen de nieuwsgierige vraagsters
steeds een afwijzend antwoord. Inderdaad, aan zulk
een opiumkit is zeer weinig fraais of belangwekkends
'te zien. Eehige bruine en gele halfnaakte kerels liggen
op rieten rustbedden te rooken of te slapen in zoetigen,
bedwelmenden geur van brandend opium. Een lampion
of een met rood vloeipapier omwikkeld gloeilampje
verspreidt een gedempt licht. Tegen den achterwand
van het vertrek staat in geheimzinnigen goudschemer
een Chineesch huisaltaar. Een paar opgesloten duiven
lateneen klagend geroep hooren; haar trof het ongeluk
hier voor gelukbrengende vogels door te gaan. Voor
den platonïschen bezoeker is alleen het aansteken der
pijpen interessant; de eigenaar van het opiumkit
geeft daarvan desverlangd gaarne een kleine demon
stratie. Hij laat u zien hoe de pijp met een fijn naaldje
wordt doorgestoken; hoe daarna het opium tot een
balletje wordt gerold en in de vlam van een lamp
verhit. Als het balletje kookt, is het geschikt voor
het gebruik: het ontwikkelt den opiumrook, welken
de schuiver inhaleert, want opiumschuiven zonder
ftjhaleeren is niet mogelijk. In het Maleisch spreekt
men dan ook niet van opiumschuiven, maar van
opium drinken. Niet alle gasten slapen. Sommigen
gebruiken genoegelijk een kopje thee en eten
daarbij confituren; onderwijl rooken zij hun opiumpijp.
Zij spreken niet, hoogstens fluisteren zij even: opium
brengt in een contemplatieve stemming, welke door
woorden of geraas zou worden verstoord. Wie meent
tafereelen van ^woestheid of liederlijkheid te zullen
zien, vergist zich: een Chineesch opiumkit staat in
fatsoen verre boven een westersch nachtcafé.
Het is merkwaardig eens na te gaan welken invloed
het opium heeft uitgeoefend op de verbeelding van
westersche dichters en romanschrijvers. De geheele
negentiende eeuw dóór zijn er letterkundigen ge
nspireerd door dit wonderlijk slaapkruid. De
vooraamste litterator, wiens naam immer verbonden zal
lijven aan opium is Thomas de Quincey. Zijn
Con:ssions of an English Opiumtaker is het klassieke
piumboek. De Quincey heeft de gewaarwordingen,
ie ? een jarenlang voortgezet opiumgebruik hem
eschonken heeft, in een prachtig, sterk proza
nauw^eurig beschreven. Hij verhaalt hoe de opiumdroom
Ie tijd- en ruimtebegrippen doet veranderen. Men
laapt en droomt een uur. Maar in dit uur doorleeft
nen dagen, maanden, jaren, eeuwen zelfs. Of men
Iroomt dat men een zaal doorschrijdt; achter die zaal
nog een veel grootere zaal eri daarachter wér een
;rootere en zoo voort: het is alsof de ruimte uit n
chuift. Hij. bericht hoe de opiumdroomen hem
Migdtafereelen voor den geest tooveren, langvergeten
.beurtenissen uit het familie-of schoolleven; als hij
itwaakt, wordt hij verteerd door het weemoedig
irlangen naar die verre, schuldelooze jeugd. Treffend
:hildert hij ons hoe het opiumgebruik in kleine doses
de zintuigen scherpt en de eenvoudigste genoe'gens tot
'verrukkelij'ie zaligheden maakt: een middelmatig
.concert gaf hoog muzikaal genot, een
zaterdagavondwandeling in een arbeidersbuurt was een tocht vol
interessante avonturen. Het schoonst wordt zijn stijl
als deze een lyrisch karakter aanneemt; de Quincey
schept dan een prozagedicht, waarin hij gloedrijk en
toch beheerscht het opium verheerlijkt: een oostersche
benaming tot de zijne makend, bezingt hij het als het
hemelsche kruid (the celestial drug).
Een ander opiumlitterator is Baudelaire geweest.
HUIS
HAARD
pEUBE
EERENGRACHT 5OO
AMSTERDAM
MEUBELEN TAPUTEN GORDUMEM
iDUMErTl
Hij schreef Les Paradis artificiels. Doch deze kunst
matige paradijzen zijn niets anders dan een verkorte
vertaling van De Quincey, heel smakelijk a la
franc.aise toebereid, maar zij brengen niets nieuws. Veel
oorspronkelijker op ons gebied is Théophile Gautier. In
La pipe d'opium schildert hij op huiveringwekkende
wijze een opiumvisioen. De schuiver bevindt zich in
zijn verbeelding des nachts op een kerkhof. Door
toovermacht wekt hij een pas begraven meisje uit
den doodslaap en bevrijdt haar uit het graf; zij beloont
hem met enkele vluchtige oogenblikken van liefde;
maar hij moet zijn minnares weer afstaan aan de
machten van vernietiging en ontbinding, wien zij nu
eenmaal toebehoort. Eigenaardig: de visioenen der
opiumschuivers verbinden steeds het erotische met
het lugubere. Een gezonder werk waarin een
opiumschuiver ten tooneele treedt, is de roman van
Dickens, getiteld The mystery 01 Edwin Drood. Het
boek is helaas onvoltooid: de schrijver is gestorven,
vóórdat hij de hoofdstukken, die de ontknooping
inhielden, op schrift kon brengen. Het behandelt de
geheimzinnige verdwijning van een jongen man uit
een Engelsche provinciestad. In die stad woont een
stille, huichelachtige koorzanger, die uit verveling in
zijn eentonig, kleurloos bestaan aan opium verslaafd
raakt. Schijnbaar een vroom kerkdienaar, reist hij
nu en dan naar Londen, waar hij in een ellendig krot
te midden van Chineesche en Maleische zeelui zijn
hartstocht botviert. In een oogenblik van waanzin en
wilsverslapping komt hij tot den moord op zijn mede
minnaar en neef Edwin Drood. De opiumdemon
echter, die zijn zenuwen vernield heeft, wordt de
wreker van den vermoorde. Hoe dit geschiedt, daar
over hangt een ondoordringbare sluier; want, gelijk
reeds gezegd, de dood heeft den schrijver de pen uit
de hand genomen. Het opiumkit is prachtig be
schreven. Ook enkele psychologische verschijnselen
heeft Dickens scherp belicht. Zijn boek begint met
het wakker worden van den opiumschuiver in een
oud vuil ledikant. In zijn schemertoestand tusschen
waken en slapen ziet de schuiver de roestige spijlen,
waarop het gordijn hangt. Opeens meent hij dat het
pieken zijn, die een oostersch vorst daar heeft neer
gezet om er hoofden op te spietsen. Hieraan
associeeren zich nu allerlei verwante voorstellingen: oostersche
soldaten trekken in drommen voorbij, de
kromzwaarden getrokken; witte olifanten met vergulde tanden
vergezellen hen; cimbels klinken, ansmaagüen
strooien bloemen
In Dickens' boek trof ik een opmerking aan, die ik
door verschillende opiumdeskundigen onder alle
hemelstreken heb hooren bevestigen, namelijk dat
alle schuivers ten slotte op elkaar gaan gelijken: het is
alsof het heillooze kruid al het individueele uit het
gelaat wegneemt en slechts een wezenloos masker
overlaat.
In dit kort overzicht van opium en littera
tuur mag niet vergeten worden het boek van Claude
Farrère. Deze auteur, kenner van Fransen-Indië, be
roemd door Les Civilisés, zedenroman uit de
FranschIndochineesche samenleving, heeft merkwaardige
schetsen geschreven, gewijd aan opium. Zij zijn ge
bundeld onder den titel Fumée d'opium. Het zijn
korte verhalen, die zelf wel kleine verstikkende
wolkjes opium gelijken. In n er van wordt verteld
hoe iemand zich 's nachts in een katholieke kerk laat
insluiten om in die mystiek-christelijke omgeving zich
over te geven aan zijn passie. In een andere schets be
leeft de schuiver een spiritistische séance in zijn droom,
vol angst en beklemming. In een kleine
pseudohistorische novelle verheerlijkt Farrère de
moedwekkende kracht van opium. De chevalier de Fierce,
een edelman, die niet duelleeeren durft, wordt door
Lodewijk XV naar de vloot gezonden met een com
mando. De geheimzinnige graaf de St.-Germain geeft
hem in het park te Versailles tooverpillen ten ge
schenke, die niets anders zijn dan opiumpiHen. Ver
stijfd van schrik bij het vallen van het eerste schot
neemt hij zijn tooverpillen en, hoewel hij zijn leven
lang een lafaard is geweest, sterft hij in het zeegevecht
tegen de Engelschen als een held. In de laatste novelle
van den bundel beschrijft Farrère den ijdenstoestand
van den schuiver na het ontwaken, het vreeselijk
hoesten, de martelende jeuk, de brandende dorst en
het nachlmerriegevoel alsof er een alp drukt op de
borst.
In de laatste jaren van den wereldoorlog en in de
eerste jaren van den vrede, toen het gebruik van
verdoovende middelen in allerlei kringen zeer algemeen
werd, zijn er verschillende boeken uitgekomen, die
voorgaven de geheimen" van opium, ether, cocaine,
morphine te ontsluieren. Zoo zagen bij Albin Michel
te Parijs het licht Confessions d'une opiomane,
L'Ether consoMmr, Lelie lumeuse d'opium, alle voor
zien van kleurige, pakkend-geillustreerde omslagen.
Deze werken hebben echter niet de minste artistieke
of zielkundige waarde: het zijn verzinsels van op geld
beluste scribenten, uitgedacht voor een op sensatie
belust publiek.
Nederlandsche romans, waarin het opiumgebruik
als letterkundig gegeven is verwerkt, zijn er slechts
zeer weinige. Wij zouden kunnen noemen Bahoe
Dalima van den reeds eenigszins vergeten Indischen
schrijver Perelaer en Huwelijksvacantie van Jeanne
Reynecke van Sluwe. Naar ons gevoelen echter ver
heffen zich de daarin geschilderde opiumtafereelen
niet evenmin trouwens als de opiumscènes in
Marguérite's moderoman La Gar^onne boven het
peil der gewone prikkellectuur.
BATENBURG 6 FOlMER
(G. W. POLMER)
DEN HAAG, f
HUYGENSPARK22
BERGPLAATSEN VOOR INBOEDELS
MET SAFE-INRICHTING
VERHUIZINGEN ONDER GARANTIE
INTERNATIONALE TRANSPORTEN
BOEKBESPREKING
Urfrain van de Voorde. G u''do
GezelleAmsterdam 192e- En-
Qucrido
Hij is representatief voor het Vlaamsche Volk,
omdat hij aan de Idee van dit volw die zijn ziel en
zijn leven is, stijl heeft gegeven, omoat hij de dichter
is die het hooger wezen van Vlaanderen, de over
geleverde, angelische droom der my/tiek, die midden
in een brutalen tijd van stofhulditing het schoone
sieraad was van zijn geestelijk besjaan> heeft vast
gelegd in zijn honderdvoudige ryfimen. De over
dadige zinnelijkheid van dit volk heeft zijn werk
genegeerd omdat dit was zijn lagfre ongelouterde
natuur. Als priester overigens kon 1Üdeze noot niet
uitdrukkelijk laten trillen, maar het is aan zijn asce
tisch priesterschap te danken, dat zijn scheppende
droom nagenoeg uitsluitend heeft (verwijld in deze
regionen, waar hij de Idee van Vijanderen beelden
kon, daar waar zij precies niets meerwas dan zie!. Zijn
genie heeft uit het onderbewustzijn 'an het Vlaamsche
volk het eeuwig levende naar voo gehaald, ditgene
dat zijn artistieke grootheid en ;ijn kultureele
beteekenis in de gothische tijden h;'d uitgemaakt; hij
heeft het gedaan krachtens zijn ;>gen kunstenaars
intuïtie, waardoor hij niet een willfkeurige hypothese
heeft gesteld die de slotsom zou zii" van theoretische
bespiegelingen, abstracte dogmatiek of ook roman
tisch gedroom: dan ware zijn 1-^nst een zielloos
systeem geweest, waaraan het ryt jpe van het echte
leven zou ontbroken hebben; neet; gestalte en geest
van Gezelle's poëzie zijn weder,! onder de handen
van den kunstenaar, leven gewordt!»» omdat de laatste
zin van zijn volk eraan te gronde "i*. de beweging
van zijn gemoed en de klop vantij" aderen, omdat
hij de Idee van zijn volk, tot scW onheid omgebeeld,
aan dit volk heeft
weergegeven]'Ik haal deze regels uit het kleiP6 boek van L'rbam
van de Voorde aan, omdat de «ationale beteekems,
van Guido Gezeüe er treffend juislin is geformuleerd.
Een inleidende beschouwing van'net Vlaanderen der
19e eeuw gaat aan deze karakte istiek vooraf, en m
die bladzijden wordt men dadel!* getroffen door een
zeldzame klaarheid van zeggir!;. rustig-overwogen
uitdrukking van hetgeen de scr'.ijver aangaande het
wezen, en de beteekenis van cezelle's dichterschap
heeft gevoeld en gedacht. *
Een ernstig en fijn boekje, da^ in we,inig bladzijden
veel geeft, omdat de schrijver "ergens vervalt m de
fout van zoo menig essay, waaien twee of meermalen
hetzelfde wordt gezegd. De gofde beperking, die de
heer Van de Voorde zich heett opgelegd, de strenge
beheersching waarmee hij zijn) opstel schreef, geven
aan zijn betoog het wezen eene!' schoone wetenschap
pelijkheid, al komen in ziin ^schrift geen data en
maar heel weinig vermeldinge 4 van uiterlijke feiten
voor. Zijn doel was kennelijk: verklaring van Gezelle s
dichterschap. Na de nationale wordt de individueele
beteekenis, ook in haar ontwi (kelingsgang, bepaald.
Waar de schrijver verwant., chap onderste» met
dichters als Silesius en Rilke do"t h:; ?'at met de
uiterste voorzichtigheid. Zonder ook maar eomgszins
te tornen aan de rechtzinnighe d van Gezelle s
g-lootsopvattingen, brengt hij zijn n; tuur-lynek op het plan
van kosmisch bewust-worder - betoogt hij helder en
logisch in Gezelle's dichten =hap de synthese van
rationeel bewustzijn en int -ïtief beleven' , synthese
die in Gezelle verwezenlijkt wordt door het aan
vaarden der verschijnselen a s uiterlijke manifestaties
der verborgen Godheid, die,ieder op zich zelt eigen
leven hebben en eigen ziel' '?
HERMAN MIDDENDORP
O
Kon, Meubeltrat sport-Maatschappij
DE GRlft TER 6 Co.
GVS (w (w DEN ? HAAG <*> <*> ?
AMSTERDAM ~ ARNHEM
Verz. van Ten toonstellinggoederen