De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 2 oktober pagina 9

2 oktober 1926 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 2574 l DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND EEN NIEUW LEERBOEK DOOR ELIS. M. ROGGE OP 't gebied der vrouwelijke handwerken is een Leerboek voor het klossen van kantwerk" ver schenen, geschreven door mevr. L. P. J. de Jager Meezenbroek-van Beverwijk. Uitgave Van Holkema «n Warendorf's Uitg. Mij., Amsterdam. Een nieuw kantboek dus, dat ons een handleiding geeft voor zelfonderricht in het klossen van moderne kant. Want de schrijfster heeft niet gevolgd de oude patronen, die uit het verleden, voornamelijk uit de :glansperiode 16e/ 17e en 18e eeuw tot ons kwamen. Zij -heeft naar nieuwe vormen, nieuwe composities ge mocht, die in onzen tijd van kultureele waarde konden zijn. Kant is een weefsel ter versiering van kleeding <en huisraad. Is het dan niet van het grootste belang ?dat ons speldewerk ook Werkelijk siert, dat het mede iiet beeld geeft van den ontwikkelingsgang der mensch-heid, die van eeuw tot eeuw in een ander stadium ireedt? Mevr. de Jager Meezenbroek, is een zeer bekwame Jontwerkster. Zij leidt in Noord-Holland de ontwikkeJing der kloskant onder de eenvoudige plattelandfcewoonsters. Zij stichtte de kantschool te Wijdenes, gaf of geeft nog cursussen te Edam en op het eiland Marken, waar zij de voldoening heeft een ijverige leerling te vinden in PietertjéZondervan, de jonge Alarkervrouw die het klossen der moderne kant reeds aardig meester is en Wier werk niet alleen op het eiland THEEMUTS MET KLOSKANT MOTIEF PAARDENBLOEM'' gebruikt, maar door de vreemdelingen, als Hollandsche kloskant flink wordt gekocht. Toch staat mevr. de Jager als ontwerpster van moderne kant, d.w.z. kant die zooals zij zelve zegt: ,,uit eigen Wezen, het eigen aanvoelen der schoonheid voortvloeit" vrijwel nog alleen. Daarom is haar kant boek van zoo groote waarde. In tal van foto's naar werkstukken en teekeningen van kantpatronen, heeft zij op duidelijke wijze haar richting van werken ge demonstreerd en den leergang aangewezen om zich in een zuiver Hollandsche kantornamentiek verder te bekwamen. Haar mooi Slootkanf'-kleedje waar de rand van liballen de sfeer der Hollandsche weide met zich brengt; haar theemuts met Paardenbloem" motief, waar kantige bladeren en pluizebol in zijn verwerkt; haar ,,Molenwiek"-kantje en zooveel andere typische, kantstukken zijn in onzen volksaard geklost, door de vrouw, die de vaderlandsche dreven op het platteland kent en liefheeft. Frisch van gedachten, gaaf van techniek, kunnen ?deze kanten met haar moderne ornamentiek de draag sters zijn van het ideaal, dat eenmaal zal ontstaan een zuiver Nederlandsche kantindustrie, die haar eigen ontwikkelingsgang volgt, de antieken in eere houdt, maar zich heeft losgemaakt, zooals eiken vader lander betaamt, van de oude banden waarin ze be kneld lag, om den Weg te volgen der vrije gedachte, die met onze hedendaagsche kultureele begrippen ver band houdt. Het kantWerkboek van mevr. de Jager Meezenbroek moge voor elke kantwerkster een boek van stu die zijn, een mijlpaal die den weg wijst naar oorspron kelijk kantwerk van een nieuwe ornamentiek en nieuwe vormen passend bij onze moderne binnenJiuiskunst. Al werkende leeren zien, zoo moet het worden. MODERNE VROUWEN EN MODERNE VRAAGSTUKKEN DOOK EMMY J, BEL1NFANTE IX Een internationale taal? "P R is geen vereeniging, er is geen Bond van Ver?*-'eenigingen, er is geen Internationaal Congres of althans in n bijeenkomst komt eenig lid met het stokpaardje van de internationale" taal. Een spotachtig glimlachje bij de ongeloovigen, een applausje van instemming door. de fanatieken, eenige minuten tijdverlies in het oog der twijfelaars en het onderwerp wordt weer verschoven naar een volgend congres of verwezen naar een commissie; de tijd heet nog niet rijp, of het ideaal van de wereldtaal niet te verwezenlijken, en de overtuigde Esperantisten wachten hun volgende gelegenheid af, niet van plan het op te geven, gerust, dank zij het toenemend aantal bekeerden, vertrouwend dat de internationale toe komst ook de internationale taal zal brengen. De vraag is maar of het internationalisme er zal komen door de internationale taal of de internationale taal door het internationalisme? Of zou er een wissel werking zijn? Wij hebben kort geleden nog op de bijeenkomst van de Internationaal Federation of University Women" in het Koloniaal Instituut te Amsterdam Mr. David Sarnoff, vice-president van de Radio ?Corporation of America, met een ontzettend Amerikaansch neusgeluid een betoog hooren voorlezen, dat neerkwam op de zegepraal van de radio over alle afstanden en scheidsmuren, behalve over die, door de talen gevormd. Maar de radio zou ook die doen vallen, zou ertoe bijdragen, dat de beweging voor n inter nationale taal toenam in kracht. Terwijl wij dit Amerikaansch-Engelsch hoorden, kwam weer even de gedachte aan de verschillende uitspraak van de ne wereldtaal, die het verstaan zou bemoeilijken, maar wij moesten bij ons zelf be kennen, dat wij toch het Engelsch der Amerikanen wel verstonden en dat dit tegen-argument een der meest gezochte is van hen, die bewust of onbewust een antipathie hebben tegen de kunstmatige wereld taal, waarvan zij met hun verstand wel alle voordeelen moeten erkennen, maar waartegen hun gevoel zich verzet als tegen al het nieuwe, dat de wereld vlakker en gelijkvormiger dreigt te maken. Tenslotte dienen onze redeneeringen in de meeste gevallen slechts om te verdedigen, wat ons gevoel reeds heeft gekozen. En het verschillend gevoelen scheidt wellicht de volken meer dan de verschillende talen. Het moge waar zijn, dat het begrijpen bemoei lijkt wordt, wanneer men elkaar niet verstaat, het is toch ook waar, dat waar men wil begrijpen, de taal geen belemmering vormt, dat het minder de woorden zijn, die de menschen van elkaar verwijderen dan hun onvermogen zich in eikaars gevoelens te verplaatsen. Zelfs waar wij dezelfde woorden gebruiken, be doelen wij er niet altijd hetzelfde mee. Die moeilijk heid werd ook opgemerkt in het hierboven aangehaalde Congres, waar o.a. als voorbeeld werd genoemd het woord College", waaraan een Hollander en een Amerikaan een heel ander begrip hechten. Neen voor het pacifisme schijnt ons Esperanto of welke wereldtaal ook niet de belangrijkste steun, al kan al wat het internationaal verkeer vergemakkelijkt iets bijdragen tot vermeerdering van het internatio naal begrijpen. En toch zijn wij op het bedoelde Internationaal congres te Amsterdam iets meer met Esperanto verzoend dan tevoren. Niet door de ijverige demon stratie van mejuffrouw Chr. Offerhaus, die met iets te veel ijver pleitte, waarbij wij weer aan de psy chologische juistheid dachten van Napoleons woord, dat niets de harten zoo zeer bevriest als de vurige geestdrift van anderen, maar dank zij de meer nuchtere, min of meer ironische voordracht van prof. Pierre Bovet van het Institut J. J. Rousseau te Oenève, die ons de paedagogische ervaringen met Esperanto verklaarde en deed uitkomen, dat de kinderen, die Esperanto leeren de taal werkelijk kennen wat wezenlijk niet kan worden gezegd van alle andere talen, die zij leeren; dat zij Esperanto met vreugde leeren, en dat zij als zij eerst Esperanto leeren en later een andere taal, dit beteekent een verdeeling der moeilijkheden. Van de paedagogische zijde pleit er z.i. dus veel voor Esperanto, en, waar de toekomst van het kind is, zouden wij bijna geneigd zijn de toekomst aan Esperanto toe te kennen, als er niet was onze in stinctmatige afkeer van de kunstmatige taal. Deze moge zoo gemakkelijk, zoo welluidend, zoo doelmatig mogelijk zijn, zij mist de ziel en eigen letterkunde. Als wij ons in een vreemde taal uitdrukken, denken wij daarin toch, voelen wij de ziel, die in het knappe maaksel van woorden met voor- en achtervoegsels ontbreekt. Wij leveren den completen twintigsten jaargang van De Vrouw en H aar H us Geïllustreerd Maandschrift onder redactie van ELIS M. ROGGE l Mei 1925-30 April 1926 voor den prijs van -WT«»/» if-~^ II Jl Vijt dulden Toezending onder rembours of na ontvangst van postwissel. Aanvragen lett. B. B., bureau van dit blad. Maar als een Noorsche met haar onvermijdelijk Noorsch accent Engelsch spreekt, verscheurt zij onze ooren, zonder dat er een ziel trilt in het Engelsch. Het is moeilijk consequent te zijn in bezwaren tegen een wereldtaal, die voornamelijk zijn gericht tegen het onvolmaakte ervan, terwijl wij in den nog onvol maakter toestand leven, dat een groot percent van de menschheid elkaar niet verstaat, omdat op de lagere school geen talen worden geleerd, die een paar jaren leertijd eischen, voordat men ze gebrekkig spreekt. Naarmate het aantal nationaliteiten toeneemt, neemt het aantal talen toe en daarmede de moeilijk heid zich in een groot deel van de wereld verstaanbaar te maken met een der thans in de zoogenaamd be schaafde wereld gesproken talen. Dit is alweer een argument voor Esperanto, dat tegenwoordig van alle kunstmatige wereldtalen wel het grootste aantal aanhangers schijnt te bezitten. Tegen het aannemen van een der meest gesproken bestaande wereldtalen als Je wereldtaal verzetten zich chauvinistische en paedagogische argumenten. Op vrouwencongressen moge in de praktijk het Engelsch overheerschen, in theorie moet meestal alles in het Fransch en Duitsch worden vertaald. Werkelijk invoering van Esperanto ligt in den geest van de moderne democratie, het is paedagogisch, practisch, maar.... Onze ijdelheid wil nog wel gaarne pronken met het aantal talen, dat wij vlot spreken. Wat beteekent onze taalaanleg, onze talenkennis op de wereldmarkt, als deze niet meer worden verlangd, omdat Esperanto de taal is van de diplomaten en van den handel en de industrie? Waar blijft het overwicht van de beschaafden, als zij niet meer hun talenkennis kunnen tentoonspreiden op reis en bij de ontvangst van vreemde bezoekers? Vooroordeel dus, niets dan vooroordeel onze afkeer van de Wereldtaal? Toch niet. Zooveel talen men spreekt, zoo dikwijls is men mensch, zeide Karel V', en met Esperanto mogen men elkaar verstaan, men begrijpt een volk pas als het zich uit in zijn moedertaal. Dit verzwakt wel de positie van de volken, die zich niet kunnen uitdrukken in hun moedertaal, maar in hun pogen de moedertaal van het andere volk te begrijpen, doen zij wonderen voor eigen ontwikkeling, zoodat zij ten slotte meer winnen dan verliezen. Het Esperanto zal zeker nooit de studie van vreem de talen met een eigen literatuur kunnen verdringen. Dit is een troost. Voor het overige wachten wij gaarne geduldig totdat de Volkenbondscommissie in deze aangelegen heid haar oordeel heeft uitgesproken. Wie YOGHURT van OUD-BUSSEM eet, wordt oud, maar blijft jong» KERKSTRAAT 187. - TELEFOON 49344.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl