Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
No. 25T&
G E S C H I E D E N I S D E S VADERLANDS
ZESTIENDE ZANG, II
Een dure Waar ter markt lokt meestal wat goedkoopers,
Zoo Vófgd' op Luther's leer- de waan der Wederdoopers,
Vervalsching, klatergoud, of hoe men 't noemen wil,
Een pots in elk geval een .gruwelijke gril.
Die sekte was een school van zenuwzieke zotten,
Die onder 't mom van godsdienst!]ver'samenrottén.
Herdoop ! was Bun leus, waarmee werd uitgedrukt,
Dat fl'operatie d'eersten keer niet was gelukt.
H*|, waren se^eijners, bigamisten, nakendloopers,
Gén zoïscheen te ;zwart voor 't gild der Wederdoopers.
Dat is tenrnïn&te wat men altijd van ze leest;
Het zal een bétje godsdienstwaanzin zijn geweest.
't Was in de Zoutsteeg, t' Amsterdam. Tien mans en wijven
Verschenen plots op straat met moedernaakte lijven;
Ze zwierden zingend zelden zag men zoo iets zots
Aanschouwt de naakte Waarheid! Wee! De wrake Gods!
Werpt aTO%ulsels af!" en meer van die bombarie,
Eep taamlijk" frissche grap: 't was midden Februari.
Maar geen van hen kreeg hinder van gevatte kou,
Het middel was probaat een stevig stukje touw.
Ook Aaye'Jans, die hen steeds gastvrij had ontvangen,
Werd aan haar deurpost in de Zoutsteeg
opgehangen.
Jan, Beukelsz,. alias Jan van Leiden, een tailleur,
En bovendien verdienstlijk dilettant-acteur,,
Eén knappe, jonge kerel, slank van lijf en leden,
Had altijd met succes het plankenland betreden,
En meestal in zijn draken vorsten voorgesteld.
DSt dilettanten, spiegelt, u aan dezen held!
Wj9s onzen armen vriend finaal in 't hoofd geslagen;
Zijn ideaal was nu, een echte kroon te dragen.
Daar hoort die Don Quichot een innerlijke stem:
Neem Munster in, en sticht er Nieuw-Jerusalem!
Het geld is geen bezwaar; met dreigen en beloven
Komt men zoo'n kleinigheid gemakkelijk te boven.
Daar vest ge 't Eeuwig Rijk, herstelt er David's troon,
En siert uzelveh met een echte koningskroon."
't Geschiedt. Jan stapt door Munster rond op hodge beenen,
Zijn mantel, zwart fluweel, hangt vol met mooie steenen,
Hij draagt zijn kroon en scepter en een wereldkloot,
En wie niet voor hem knielt, wordt op de plek gedood.
Hij predikt communisme, ook, op 't punt van trouwen,
En gaf het voorbeeld met een stuk of vijftien vrouwen.
De grooten van de stad onthaald' hij op diners,
En 't mindre volk op straat kreeg hutspot en rookvleesch.
De bisschop, Frans van Waldek, was gevlucht uit Munster,
Thans heerscht daar koning Jan, en toont zijn duivelskunst er.
Maar toen na korten tijd de voorraad zichtbaar slonk,
En 't volk hem niet meer onbeperkt vertrouwen schonk,
Zond hij naar Nederland een bode om hulp te vragen;
Aan Jan van Geel werd deze missie opgedragen.
Maar broeder Jan van Geel was een eerzuchtig man,
En in zijn boezem rijpt' integendeel het plan,
Dat Amsterdam het Nieuw-Jerusalem zou worden,
En zoo verzamelt hij zijn Wederdoopershorden
In 't huis van Pieter Gaal, dat in de Pijlsteeg stond;
Daar smeedt de dweepersbent het heilige Verbond.
Wij zullen onverwijld het Raadhuis overvallen,
Daar wordt de klok geluid, en vele honderdtallen
Van broeders in den Heer uit Holland en het Sticht,
Die ik te voren van dit plan heb onderricht,
Staan klaar om op het sein, dat 't Raadhuis is genomen,
De poortwacht te verslaan en ons te hulp te komen."
Aldus sprak Jan van Geel. De troep, in vuur geraakt,
Sluipt haastig naar den Dam. De wacht wordt afgemaakt,
De deuren ingetrapt, de grendels losgebroken,
Wie weerstand biedt, wordt zonder dralen doodgestoken.
Men dringt naar binnen, en 't moorddadige gespuis,
Met Jan van Geel aan 't hoofd, is meester van 't Stadhuis.
't Is nacht. Van Geel gelast den mannen zich te reppen,
De bondgenooten bij de poorten op te kleppen.
Waar is het klokketouw? Men zoekt, men jaagt in 't rond
Daar ligt de kabel losgesneden op den grond!
Geen sein ! Geen broeders, die de poorten binnenrukken !
Zal door zoo'n nietigheid het grootsche plan mislukken?
De held, vlak bij den top in gouden zonnenschijn
Door 't lot gesmakt in 't diepste duister van 't ravijn?
De broeders rennen door elkander als bezeten,
Al gillend: Luid de klok!" met wilde wanhoopskreten.
Vergeefs. Wat was 't geval ? De dienaar van den schout,
Aan wien het werk van 't klokgelui was toevertrouwd,
Lag tijdens het tumult, verborgen, zwaar beschonken,
In een vergeten hoek zijn drankroes uit te ronken;
Maar door 't lawaai ontwaakt met duizelenden kop,
Klimt hij langs 't klokketouw fluks naar den torentop,
En snijdt den kabel door, om dus 't gevaar 't ontwijken,
Dat men hem langs die apenladder zou bereiken.
De Wederdoopers staan ontzet rondom de schouw,
Daar zwermt de burgermacht gewapend in 't gebouw....
Genoeg. De overval, zoo glorierijk begonnen,
Verloopt in nederlaag. De winnaars zijn verwonnen.
En gij, ,die op Droog Amsterdam" uw zinnen zet,
Bedenk: toen heeft de drank Groot Mokum toch gered.
Snel was de droeve maar te Munster doorgedrongen,
En Jan van Leiden sprak: Mijn lied is uitgezongen." .
Zoo was 't. De bisschop vatte moed, hernam de stad,
En Koning Jan van Leiden koos het hazenpad.
Maar vruchtloos. Spoedig werd de vluchteling gevangen.
Hij stierf een gruweldood. Met gloeiend heete tangen
Neep men hem 't vleesch van 't lijf, en hing, als kroon op 't werk,
Zijn lijk in d'ijz'ren kooi aan de Lamberlikerk.
Dit was het einde van de zonderlingste sekte,
Die ooit de Kerk tot steun, en 't volk tot schande strekte,
De wereld is van dit gevaar voorgoed bevrijd
Maar alle zenuwzieken zijn we nog niet kwijt.
CHA:RIVARIUS
NIEUWE ENGELSE
BOEKEN
DOOR WILLEM VAN DOORN
OVER GEORGE MEREDITH
George Meredith. By J. B. Priestley.
Macmillan, 1926. (English Men of
Letters Series). 5J .
Er zijn verscheidene boeken over Meredith, dat
van Trevelyan, dat van May Sturge Henderson, dat
van Befch, dat van Ellis, dat van Hammerton
Hij was dan ook een der belangrijkste, zoniet een der
grootste laat-Victorianen. Laten we 'm gerust groot
noemen: van z'n tijdgenoten overtreft 'm alleen
Thomas Hardy. Maar hier te lande is ie zo goed als
niet bekend. Trouwens, het merendeel van z'n eigen
landgenoten kent 'm maar oppervlakkig, of helemaal
niet.
Z'n karakter biedt weinig aantrekkeliks, en de
krampachtige pogingen die z'n zoon meermalen in 't
werk stelt om minder vleiende biografiese waar
deringen te ontzenuwen, strekken William Maxse
Meredith geenszins tot oneer, maar zijn niettemin bij
voorbaat 'n mislukking. Waarom gaf, bij navragen,
(zelfs bij officiële, wanneer er 'n volkstelling plaats
had) George Meredith nooit z'n juiste geboorteplaats
op? Z'n drielettergrepige familienaam is Wels en
betekent, op z'n Wels uitgesproken, met de klem op
de tweede lettergreep, iets krijgshaftigs. Maar geen
Engelsman spreekt de naam zo uit; het krijgshaftige
is er van af; en al mocht de doorluchte schrijver zich
gaarne vermeien in 't feit, dat ie van afkomst 'n Kelt
was, en dus 'n andere kerel dan zo'n doodgewone John
Buil, en al mocht ie aan de Kelterigheid" 'n hoop
theorieën vastknopen waar de lommerd geen cent
op geeft, hij zag daarbij willens en wetens over 't
hoofd dat z'n geslacht, sedert meer dan anderhalve
eeuw niet meer in Wales maar in Engeland woon
achtig en zogoed als uitsluitend met Engelsen
vermaagschapt, op geweldige wijze was gegermanizeerd.
'n Mens heeft per slot van rekening z'n voorouders
zowel aan moeders- als aan vaderskant En aldoor
verzweeg ie 't ontzettend geheim: dat ie ontsproten
was aan 'n kleermakersgeslacht. Het waren gezeten
kleermakers, leveranciers van uitrustingen, notabelen
reeds in de vroeg-Napoleontiese tijd, toen ze zich de
klandisie lieten aanleunen van de toekomstige
kapiteinter-zee Marryat, destijds nog maar 'n adelborstje,
het doet er niet toe: het waren snijers. En als Meredith
ervoor was uitgekomen dat z'n wieg in Portsmouth
had gestaan, dan had ie zich meteen helemaal
blootgegeven. Want het kleermakershuis Meredith te
Portsmouth staat behoorlik in verschillende oude
boeken vermeld, o.a. in Marryat's Peter Simple.
Z'n ontwikkeling dankte de aanstaande schrijver
hoofdzakelik aan Duitsland, te weten aan de
Moraviërs van Neuwied. Dat was stukken" goedkoper
dan 'n Engelse school als Harrow, stukken degeliker
tevens, en stukken veiliger voor z'n lichtgeraakte
teergevoeligheid. Enkele van z'n romans spelen
gedeeltelik in Duitsland; z'n stijl herinnert in ver
schillende opzichten aan die van Jean Paul. Priestley
vermoedt met reden dat de invloed van Duitsland
op Meredith nog vrij wat dieper gaat, en dat vooral
de romantiese elementen in z'n werk die hoogst
eigenaardige emulsie van romantiek en lachend
vernuft daarvan blijk geven. Toch neigde de latere
Meredith veel meer naar Frankrijk dan naar Duits
land; authentieke uitingen van dankbaarheid aan z'n
geestelike pleegmoeder zijn mij niet bekend, en 't is
duidelik dat de schrijver van deze uitstekende studie
er evenmin weet, immers, ten bewijze van 't
voortreffelik gehalte van de opleiding in Neuwied moet hij
zich vergenoegen met 'n overigens zeer warme ont
boezeming van 'n ander gewezen discipel aldaar:
Professor Henry Morley.
't Is 't ergste niet; veel onsympathieker is de manier
waarop de journalist Meredith, ''n Radicaal in z'n
hart, z'n pen verkocht aan Engelse nieuwsbladen van
geheel andere zienswijze en richting. The oM thing
is not so much the fact that Meredith could write on the
opposite side, but that hècould put forward views so
contrary to his own real opinions with such extraordinary
gusto. There may have been a smack of irony in it, but
it is more likely that Meredith was able to do it simply
becaase such political convictions as hèhad during this
period were a trifle shadowy when compared with the
solid advantagcs of 200 pd.st. a year...."
Grand CaféRestaurant DE H'EEMRAAD"
N. BINNENWEG 276 ROTTERDAM
8 B i Har ds Orches'.re SPRATO
Maar zie: deze zelfde man idield, in z'n eigen boeken
en gedichten, gericht over z'.ichzelf, niet alleen als
rechter, maar als scherprechter. Twee van z'n romans.
zijn in dit opzicht biezonder leerzaam. In Evan
Harrington, dat het snijersmotief in diepte en breedte uit
werkt, krijgt de snob met de zweep, in The Egoïst de
zelfzuchtige ijdeltuit, die blijkbaar nog zeer wel
varende was na de zelf-kastijding in 't gedicht Modern
Love, waartoe z'n ongelukkig eerste huwelik de mate
rialen had geleverd. Meer dan bij tal van andere
schrijvers, wier verbeelding objekfiever is, zitten
Meredith's zielskonflikten, zit z'n hele innerlik leven,.
belichaamd in z'n geschriften.
Voor degenen die met deze geschriften eens kennis
willen maken, wat ze ten volle waard zijn, 'n goede
raad: Begin met The Ordeal of Richard Feverel of met
Evan Harrington; dan Harry Richmond en
Beauchamp's Career alvorens The Egoist ter hand te nemen.
En begin Diana of the Crossways met het tweede
hoofdstuk. Het eerste kan men dan lezen als 't boek
uit is. Van de gedichten noem ik, behalve Modern
Love, de Hymn to Colour, Love in the Valley (waar
Tennyson veel mee op had), Attila, en The Woods
of Westermain. Ze zijn niet gemakkelik van taal, maar
de geestesinspanning die ze vereisen brengt z'n rente
op. En dan deze studie van Priestley d'r als onmisbare
gids bij.
V.ROSSEITS
-Toe
i "l]'l IE* «? Ml ii
Ml verkrijgbaar i QJÖij" p. half ons pakje