De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 9 oktober pagina 2

9 oktober 1926 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

O P P E R B E V EL E N R E G E. E R I N G DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2575 k"* & J r DOOR ICKDIEN E regeling van de hoogere bevelvoering schijnt oppervlakkig voor het algemeen belang van weinig beteekenis,-eri op zijn best een interessant vraagstuk voor militairen. Zij verdient echter metterdaad ook Wel in wijdere kringen belangstelling. Want bij ? mobilisatie en in oorlogstijd zijn bij die regeling Staatsbelangen van de allereerste orde betrokken. De opperbevelhebber krijgt dan voor het voeren van de verdediging nagenoeg zelfstandig de vrije beschik king over de geheele weermacht, d.w.z. over een orgaan, dat jaarlijks een kleine /100 millioen heeft ekost en dus als zoodanig reeds een kapitaal van ca. milliard vertegenwoordigt, ongeacht nog de veel "hoogere daarin opgenomen waarden. Op zich zelf is dit reeds belangrijk genoeg, maar deze bevoegdheid vormt nog maar een klein deel van zijn macht. Deze macht strekt zich verder uit over personen, goederen en staatsorganen; zij omvat ?Q.a. het recht om voor het heele land ingrijpende verordeningen vaft te stellen, diézónder nadere goedkeuring of controle, door de afkondiging alleen, met haar strafbepalingen en al, van kracht worden. Een macht duè, welke die van een dictator nabij komt. Zijn taak en verantwoordelijkheid zijn daaraan geëvenredigd. Zij beperken zich niet tot de weermacht in al haar verscheiden geledingen bij land-, zee- en luchtmacht. Zij strekken zich uit over de heele volks kracht, die zonder verwijl door hem aan het algemeene belang dienstbaar gemaakt moet worden; zij omvat de bescherming van de geheele bevolking tegen oude, nieuwe en misschien nog weer nieuwere, onbekende gevaren. Wellicht zal zelfs haar huisvesting en voeding geheel of ten deele voor zijn rekening" komen. De reeds zoo groote beteekenis van dit ambt wordt nog verder uitgebreid door den invloed, dien de Opperbevelhebber zal uitoefenen in de ge wichtigste oogenblikken van het volksbestaan, bijv. in die, waarin beslist moet worden over oorlog of vrede, over de aan te nemen houding tegenover vreemde legers of oorlogsschepen, die van ons gebied gebruik willen maken, met al de consequenties van dien. Dat kan allemaal niet anders: de groote macht, invloed en verantwoordelijkheid zijn even onmisbaar als de Opperbevelhebber zelf. En wie de hoop mocht koesteren zich van den Opperbevelhebber c.a. te kunnen verlossen door voor ontwapening te stemmen, zal zich die hoop zien ontzinken bij het kennis nemen van de M.v.A. betreffende het Ontwapeningsontwerp: zelfs de ontwapenaars blijken het bij mobi lisatie niet zonder Opperbevelhebber te kunnen stellen. Juist de onmisbaarheid van den Opperbevelhebber, met zijn exorbitante macht, maakt het dringend noodig, dat in vredestijd de. uitoefening van deze functie dan ook nauwgezet is voorbereid en bovenal dat zijn verhouding tot de Regeering behoorlijk geregeld is, en daarbij de Waarborgen, die onmisbaar zijn om de Regeering in staat te stellen haar verant woording te dragen, deugdelijk zijn verzekerd. Is de voorbereiding onvoldoende, dan bestaat het gevaar, dat de uitoefening van het Opperbevel niet op de hoogte staat van de zware taak; is de regeling van de verhouding van Opperbevel en Regee ring onzeker, dan bestaat de kans dat in de beslissende momenten tegen den wil van Regeeringen v lkgehandeld wordt. In dit opzicht is de bestaande toestand niet geheel bevredigend. De voorbereiding lijdt aan het natuurlijk euvel, dat zij slechts een ondergeschikt deel van riet uitge strekte gebied kan betreffen: al wat buiten de eigen lijke weermacht valt is er practisch aan onttrokken. Buiten de weermacht moet de voorbereiding zich geheel beperken tot studie en ontwerpen op papier. Bovendien kan van den staf, die bij mobilisatie het Opperbevel in de uitoefening van zijn functie rechtstreeks zal bijstaan, het algemeen hoofd kwartier", in vredestijd maar een kleine kern aanwezig zijn. Tengevolge van beide oorzaken wordt de uit oefening der functie alzoo van nature verzwaard door de onbekendheid met een groot deel van het te bestrijken gebied en de noodzakelijkheid om daarbij INDISCHE SIGARETTEN Verkrijgbaar: DEN HAAG, Elandstraat No. 77f Tel. No. 36856. gebruikte maken van de hulp van een grootendeels nieuw op te richten orgaan. ? Dit is onvermijdelijk. Maar niet onvermijdelijk, en daarom ook moeilijk te verantwoorden, is, dat zelfs waar de voorbereiding goed kon zijn, nml. bij de weermacht zelf, de regeling onvoldoende bleef: een autoriteit, die zeggenskracht, heeft over alle deelen der weermacht en daarbij voor het volgen van gelijke beginselen zou kunnen zorgen, ontbreekt. De samensmelting van de beide militaire departe menten ? zal het -bereiken van een beter resultaat mogelijk maken. Zekerheid dat dit resultaat dan zal worden nagestreefd,/bestaat echter niet. Want zelfs bij de landmacht alleen is op dit gebied geen vol doende vastheid. Wel ligt het in de traditie om den Chef van den Generalen Staf voor het opperbevel te bestemmen, maar vast staat dit nieten bovendien is diens gezag in v^destijd over de landmacht beperkt. Minister Lambooy wil deze bestemming wijzigen zonder bovengenoemde gebreken te verbeteren. De verhouding van den Opperbevelhebber tot de Regeering werd tijdens de mobilisatie in hoofdzaak beheerscht door diens instructie. Over het geheel is de toenmaals van kracht zijnde regeling bevredigend gebleken. De Opperbevelhebber was verantwoordelijk aan de heele Regeering; bij opdrachten of bevelen, die '. zijn krijgsbeleid-faa,kten, moest blijken van vooraf gaande Koninklijke machtiging; aan zijn positie was daardoor voldoende stevigheid en invloed verzekerd; hij kón te allen tijde de Regeering met raad en daad ter zijde staan. Anderzijds behield de Regeering de macht en invloed, die voor haar verantwoordelijkheid onmisbaar waren. Alleen is, meenen wij, in de volksvertegenwoor diging wel eens als bezwaar gevoeld, dat voor haar een rechtstreeksche aanraking met den Opperbevelhebber niet mogelijk was. Minister Lambooy heeft op 27 Mei j.l. aangekondigd dat hij de hoogere bevelvoering wilde wijzigen. Volgens die plannen zou de commandant van het veldleger bij mobilisatie tevens worden belast met het Opperbevel en zou de Chef van den Generalen Staf als zoodanig aan hem worden toegevoegd. Wordt de toestand te velde gevaarlijk, dan gaat de Opper bevelhebber met den Chef van den Generalen Staf daarheen om het commando over het veldleger op zich te nemen. Vóór dat moment wordt dit commando toevertrouwd aan een zgn. ,,lossen staf", bij mobili satie te vormen uit gepensionneerde officieren; e venzoo zal de leiding van den Generalen Staf, wanneer de beide hooge Generaals te velde gaan, overgegeven worden aan een daarvoor aan te wijzen gepensionneerd opperofficier. Wij zien in deze reorganisatie geen enkel voordeel, maar wel belangrijk nadeel. Alle hooge functies zullen er slechter door worden uitgeoefend, o.a. omdat op het kritieke moment de bezetting wordt veranderd. De commandant van het veldleger zai zich niet aanstonds bij mobilisatie kunnen wijden aan de noodige en nuttige taak om eenheid van opvatting in zijn leger tot stand te brengen; hij moet die taak overlaten aan een generaal, die uit den gepensionneerden staat weer te voorschijn wordt gebracht; als deze toevallig geschikt mocht zijn voor de zware taak, waarmee hij plotseling wordt belast, en naar zijn eigen opvattingen eenheid tot stand blijkt te kunnen brengen, dan bestaat nog de kans, dat de eigenlijke commandant het met die opvattingen niet eens is, zoodat op het beslissende moment, wanneer deze het commando komt overnemen, verwarring ontstaat. Elke dag, waaróp de commandant van het veld leger na de mobilisatie en vóór het kritieke moment met dat veldleger kan oefenen, is goud waard. Die gelegenheid wil de heer Lambooy hem in de toekomst opzettelijk ontnemen. En waarom? Alleen om dezen commandant boven den Chef van den Generalen Staf als Opperbevel hebber te laten optreden. Hij is daartoe volmaakt overbodig, indien voor Chef van den Generalen Staf de juiste persoon is aangewezen. En ook hier treedt op het kritieke moment een verandering in: de beide hoogste generaals gaan op reis en een gepension neerde zal daarna feitelijk het opperbevel moeten waarnemen, vermoedelijk zonder daartoe de vereischte bekwaamheid te bezitten en zeker zonder over de onmisbare bevoegdheden en het prestige van den werkelijken opperbevelhebber te beschikken. Het ergste is rnfeschien nog, dat op de gewichtige momenten de verbinding en samenwerking van Regeering en Opperfievel verbroken zullen zijn. Op zulk een moment zal de Opperbevelhebber in den Regeeringsraad moeten verschijnen om het zijne bij te drager) voor het nemen van de greote besluiten. Het is een miskenning van de beteekenis van dit gemeenschappelijk, overleg van Regeering en Opper bevel, om daarvoor hetzij te vertrouwen op telefoni sche verbinding, hetzij op de diensten van een waar nemend Opperbevelhebber. Eenerzijds bestaat dan het gevaar, dat de adviezen van het opperbevel geheel buiten rekening blijven, anderzijds dat de Opperbe velhebber knoopen doorhakt, onafhankelijk van de Regeering. Ons leger heeft heel weinig generaals; minister SLUIT GEEN ZON BUITEN VRAAGT BEGROOTING VOOR EEN HUISINRICHTING MET UITSLUITEND OEN HAAG K L E U R E C H T E MATERIALEN ROTTERDAM ZOMEN Lambooy heeft het terecht opgemerkt. Maar dan is het toch al heel weinig economisch om van de beide hoogste en bekwaamste generaals, die ieder op zich zelf hoogst noodig, ja onmisbaar zijn, resp. als leger commandant en als Opperbevelhebber, a. h. w. een stel Siameesche tweelingen" te maken. Zijn zij beiden in den Haag, dan wordt het legercommando te velde onvoldoende verzorgd; gaan zij samen te velde, dan wordt de reusachtige taak van het opperbevel over gelaten aan een ondergeschikte. En ondertusschen loopen beide hooge heeren elkander onafgebroken in den weg! Het is goed dat de Kamer in de gelegenheid zal zijn om over dit gewichtige vraagstuk haar oordeel uit te spreken vóór de verandering in de regeling tot stand komt. Wel is waar heeft de regeling geen bindende kracht, en zal de Regeering, die t. z. t. aan het bewind is, wanneer wij ooit weer mobilisatie krijgen, uiteraard vrij zijn in haar keuz;, wien zij met het Opperbevel wil belasten. Maar het is toch van belang, dat de voorbereiding in vredestijd niet in de verkeerde richting wordt ge leid zooals dit thans van de plannen van minister Lambooy moet worden gevreesd. Wel is, blijkens 's ministers verklaring van 23 September j.L, de uitvoering dier plannen reeds thans vast geioopen en zal de verandering zich beperken tot het onderbrengen van het bureau Vesting Holland onder den commandant van het veldleger. Maar daarmee is tevens afgezien van het treffen vaneen deugdelijke regeling der hoogere bevelvoering, is integendeel de verwarring vergroot, terwijl de voorbereiding meer dan te voren in de verkeerde richting blijft wijzen. I. S. MEUWSBN, Hol A'dam-R'dam-Den Haag. DB BE5TE HOEDEN IN HOLLAND NIEUWE UITGAVEN Kort overzicht over den Volkenbond, door Q. H. Mouw, leeraar in de Staatswetenschappen. De schrijver heeft hier in een kort bestek een zeer duidelijke uiteenzetting gegeven van het werk en den opzet van den Volkenbond. Uitgave van J. B. Wolters te Groningen?den Haag. Organisatie van den handel. Eene inleiding tot de studie der handelseconomie, door Dr. C. HUYSMAN, accountant en oud-leeraar in de Handels- en Staats wetenschappen aan Middelbare scholen. Dit boek is bestemd voor candidaten Staatspraktijkdiploma en candidaten M.O.K. XII; de schrijver behandelt alleen den goederenhandel c.a. Uitgave van de N.V. Uitg. Mij. v/h. O. Delwel te Wassenaar. N oord-H olland. Catalogus van .boekwerken, prenten en kaarten verkrijgbaar bij Burgersdijk en Niermans. Templum Salomonis" te Leiden. Kon. Meubeltransport-Maatschappij DE GRUYTER 6 Co. eva s\3 c\9 DEN HAAG <*°<*°? AMSTERDAM ~ ARNHEM Internationale Transporten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl