Historisch Archief 1877-1940
No. 2576
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
21
AAN M IJ N VRIEND
JOHAN BRAAKENSIEK
DOOR MR. G. KELLER
Tcckenwg voor ,,clc Groene Amsterdammer" door Gcorgc van Racmdonck
Waarde Braakensiek!
j~J E Redactie van de Groene Amsterdammer"
heeft mij de onderscheiding aangedaan mij uit
te noodigen ook een bijdrage te leveren voor het
Braakensiek-nummer, dat zij te uwer eere het licht
doet zien. Ik heb met vreugde die uitnoodiging aan
vaard, omdat zij mij in de gelegenheid stelt om u te
verzekeren, dat ik er trotsch op ben mij tot uw vrienden
te mogen rekenen. En wel tot uw oudste vrienden.
Want als ge uw geheugen raadpleegt, zult ge u mis
schien wel herinneren dat onze eerste kennismaking
reeds van voor meer dan veertig jaren dagteekent.
Het was in 1885. Ik was verbonden aan de redactie
van het Algemeen Handelsblad, gevoelde mij groen
en onervaren in de journalistiek?ik was pas
studentaf en eenzaam en verlaten in het groote Amsterdam.
Toen ontfermde zich wijlen Martin Kalff over mij. Als
secretaris der redactie, ik geloof ten minste wel
dat dit zijn officieele titel was, doch hij was veel meer
voor het Handelsblad leidde hij mijn eerste schreden
op het gladde pad der journalistiek. Maar hij deed
meer voor mij: hij bracht mij in zijn huiselijken kring,
nam mij op onder zijn huisvrienden en ik mocht alras
ervaren, dat ook buiten de studentenwereld vreugde
geschept werd in het leven.
Gij wfcart een der oolijkste en vroolijkste van den
kring, waarvan Kalff het middenpunt was en waarvan
ook Rogmans, Eduard Cuypers, Galesloot, Elis'ée van
Bosse, Arendsen enz. deel uitmaakten, en als er een
pretje op touw werd gezet, was Jan Braakensiek
vast er bij.
Herinnert ge u nog Kalff's veertigsten verjaardag,
toen hij met alle geweld volhield, dat hij eerst negen
en dertig was en gij hem met een afschrift van zijn
geboorteacte het zwijgen oplegdet?
Herinnert ge u nog dien glorieusen pick-nick per
boot, waarbij ons aller dikke vriend Krasnapolski
voor de sterke of wil ik maar zeggen: versterkende ?
dranken had gezorgd? Weet ge nog, hoe wij toen
een openlucht-tooneelstuk hebben opgevoerd, waarin
gij een der hoofdrollen met een ongeëvenaard realisme
vervuldet?
Herinnert ge u nog, hoe ge u bij een instuif bij een
welbekende Amsterdamsche familie liet wachten,
doch toen allen bijeen waren gezeten, aanbelde en de
dienstbode naar binnen zondt met de mededeeling, dat
Mijnheer van Potsenstein" den heer des huizes
wenschte te spreken en ge toen binnentradt gegrimeerd
op een wijze, dat ons de tranen over de wangen gleden
van het lachen?
Herinnert ge u ook nog, hoe we menigen avond
bijeen zaten en petit comité" en gij dan al babbelend
en krabbelend, daar gij nu eenmaal het teekenen niet
kondt laten, met een paar lijntjes caricatuurtjes op
het papier bracht van ons en anderen? Ik heb er geen
wetenschap aan, maar het zou mij toch niet verwon
deren, dat toen de uitgever Tj. van' Holkema, ook een
vriend van Martin Kalff, kennis kreeg van uw
teekenvaardigheid, dit den stoot heeft gegeven aan uw be
noeming tot teekenaar van de Amsterdammer".
Helaas, die tijden zijn lang voorbij. Van dat
kringetje behooren de meesten niet meer tot de
levenden, en wij, die tot nog toe aan den dood zijn
ontsnapt, beginnen zoetjesaan oud te worden.
Ja, ook gij, Jan Braakensiek, zult niet ontkomen
aan de kwalen der bedaagdheid. Uw geest is evenwel
zoo jong gebleven als toen wij elkaar voor de eerste
maal ontmoetten. Ik vond u niets veranderd, toen ik
in de dagen, dat ik secretaris van de redactie van de
Amsterdammer" was, op de redactievergaderingen
naast u zat, terwijl er met u krijgsraad werd gehouden
over de door u te teekenen platen. Met rustige ge
moedelijkheid wachttet gij geduldig af, wel k idee werd
aanvaard, om dan, met een zeldzaam aanpassings
vermogen aan den gedachtegang van anderen, in enkele
krabbels op papier aan te geven, wat de fantasie der
redactie had uitgebroed. Dan naamt ge met een dag
heeren !" afscheid om u onmiddellijk aan den
uitwerkingsarbeid te zetten. En wij lieten u met een
gerust hart trekken, overtuigd, dat wat ge zoudt
LANG ZAL-1K LEVEN !
voortbrengen volkomen zou harmonieeren met wat
wij ons voorgesteld hadden. Hetgeen ook inderdaad
zonder mankeeren het geval was.
Er zijn sedert alweer een tiental jaren verloopen,
maar als ik de Groene" opsla, waarvan ik een trouw
lezer ben gebleven, en de voortbrengselen van uw
vaardige hand en speelsch vernuft aanschouw, heb ik
steeds den indruk, dat ge geestelijk nog niet aan het
aftakelen zijt. Moge dit nog zeer vele jaren het geval
zijn. Ik geloof u bij deze gelegenheid niets beter te
kunnen toewenschen.
(Jw oude vriend,
G. KELLER
BRAAKENSIEK 40 JAAR
TEEKENAAR AAN
DE GROENE"
DOOR A. C. BOL?DENIJS (?NORA ')
VX7ANNEER een kok de opdracht kreeg een
sma* * kelijken maaltijd te bereiden uit minderwaardige
substanties en dit gelukte hem, men zou hem prijzen
als een genie in zijn vak.
Hoe moeten wij dan de kunst van Braakensiek roe
men, die 't moeilijk werk volbracht ons 40 jaren te
vergasten op een pittig gekruid, geestig Menu van
't geen daar in den heksenketel der internationale
politiek wordt gebrouwen.
Veertig jaren ! Welke figuren en gestalten bracht
de Groene" ons eiken Vrijdagavond als een Sabbath's
gave tot leering, deugd en vermaak ! Hoe vatte de
vlugge teekenstift telkenmale in enkele lijnen de
wereldgebeurtenissen tezamen ! Hoe leven ze voor
ons, de beelden, door zijn talent vereeuwigd.
De oolijke Michel met zijn slaapmuts; de opgebla
zen John Buil met de charivaries bungelend aan
den te zwaren ketting, langs zijn wichtigen omvang;
Broeder Jonathan de zebra, de geestige Marianne,
de welgevulde Germania, de Hollandsche Maagd,
onze kloeke Hollandsche typen, Volendanimers,
Zeelands schoone maagden. En dan zijn Badeloch, zijn
Gijsbrecht van Aemstel. Wat scheppingen rijzen daar
uit den Boerenkrijg. De Krugerkop, stoer,
aartsvaderlijk. Zijn bijbelsche figuren, David en Saul,
Simson en Dehlia. De Herders en de Madonna teer
en vroom. Te vee!, te veel daagt er op voor het geestes
oog.
Toch tooverde dezelfde hand ons platen vol tragiek
als de ramp van Borctiio; aangrijpend door sober
heid zijn enkele eenzame verschijningen der
wereldflim. Zijn kunst was niet schrijnend, vlijmend door
verschrikking als die van Steinlen, niet geweldig
barbaarsch als Raemaekers, niet gigantisch als van
wijlen Hahn. Braakensiek heeft geen nevenkunste
naars ! Hij is zichzelf, zonder pendant! Is dat niet
de hoogste lof den kunstenaar te geven !
Dit is het geheim van de frischheid der vierduizend
platen waarmede deze onvermoeide de Groene heeft
gesierd. Veertig jaren arbeids ! Daar zijn er velen
verscheiden, die met hem hebben gewerkt. Hoe wei
nigen van wie er samen kwamen in 't bescheiden
kantoor in de Warmoesstraat zijn nog in het land der
levenden. Schrijfster dezer regelen mocht daar ont
moeten, nu dertig jaar geleden, de KOG, van Maurik,
Braakensiek.
Mijn hartelijke heilwensen ! Arbeid in kracht en
voorspoed nog zeer lang voor de Groene" ! Ons
tot leering, deugd en vermaak, tot bloei van de
immer groenende Groene. Het Weekblad voor Neder
land.
Amsterdam, October 1926.
vT. EXTRA
VM. EXTRA
40
cte
V P. EXTRA
50c P' '- ns
©IDENKOTTSt
TABAK