Historisch Archief 1877-1940
No. 2576
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
27
Nederlandsche Munt
Holland's beste 10 cents sigaar
OP DEN ECONOMISCHEN
U I T K IJ K
DOOR IHR. MR. H. SMISSAERT
Drie praeadviezen. (II, Slot)
z'Jn nu toe aan net praeadvies van Mr.
Josephus Jitta over de door het Bestuur der
Vereeniging v. d. S. en de S. aan de orde gestelde
?vragen omtrent het al of niet wenschelijke van
bescherming, retorsie enz. voor onze nijverheid en
landbouw en over den samenhang met bevordering
?van Europa's economisch herstel.
Deze schrijver, vooropstellende dat absolute vrij
handel nergens ter wereld bestaat, ook wel niets poedig
verwezenlijkt zal worden,- oordeelt dat onze tot nu
toe gevolgde handelspolitiek als vrijhandel aangeduid
kan worden. Daarna spreekt hij een hartig woord
over het goed recht der veel gesmade theorie" en
zegt dat de zoogenaamde praktijk, die zich tegenover
de theorie stelt, niets is dan eene op veel te beperkte
ervaring- gegrondveste theorie. Dan komt hij tot de
theorie van den handel en de handelspolitiek, tot de
leer van den ruil (goederen en diensten; handels
balans). Die leer vergt niet: vrijhandel altijd, overal,
onder alle omstandigheden en verzet zich niet
tegen tijdelijk beschermende maatregelen, in zijn
2e hoofdstuk verkent hij de bijzondere positie van
Nederland, welks welvaart in zeer sterke mate door
het internationale verkeer wordt beïnvloed, gelijk
hij met vele statistieken en menige grafiek aantoont.
Daarna ontwerpt hij een beeld van den gang der
ontwikkeling van onze nijverheid en van onzen
landbouw, ten betooge (en ook dit betoog wordt
door tal van cijfers gestaafd), dat onze
vrijhandelsgezinde politiek aan eene breede ontplooiing van han
del, industrie, zuivelbereiding is ten goede gekomen.
Over stelsels van bescherming wordtin Hoofdst. III
gesproken, waarbij hij herinnert aan de commissie
van IJsselsteyn", welke met op l na algemeene
stemmen verhooging van invoerrechten afwees.
Toch wordt de maatregel nu weer bepleit als middel
tegen valuta-concurrentie, waarbij men het zeer
tijdelijk karakter dier concurrentie voorbijziet.
Ook wijst men op de vele tariefverhoogingen elders,
die ons schaden. Maar het middel, door ons toegepast,
zoude de schade v'öor ons vergrooten. Is in Engeland
de algemeene toestand door de safeguarding"
verbeterd? Invoerverboden: de commissie-van
IJsselsteyn" wees die niet af, maar haar meerderheid
stelde zich niet veel daarvan voor en zag dit middel
liefst ongebruikt. Toch wordt het elders, zij 't met
?weinig succes, toegepast. Wat ons Schoenenwetje
betreft, dat heette wel een succes, omdat het den
invoer keerde en de werkloosheid temperde, gelijk
immers te voorzien was; het publiek echter betaalde
het gelag: allicht f3,5 millioen Een ander
middel is: voorkeur van overheidswege voor het
vaderlandsch product, een niet ontoelaatbaar
middel, met welks toepassing men echter voorzichtig
zij. Evenals fnet subsidies, die trouwens niet maar
ruim en breed te geven zijn.
Schrijver komt nu in Hoofdst. IV tot de strijd
middelen. Men kan die noodig achten, ook al is
men tegen bescherming. Doch wie retorsie wil,
effectief, moet voor het krasse van hooge invoer
rechten of invoerverboden niet terugdeinzen, moet
den vijand willen treffen, al treft hij daarbij ook
zichzelf. En hij moet consequent durven zijn, zelfs
als klein land, bijv. tegenover Amerika. Men zij dus
met dit middel, als men 't onvermijdelijk acht, uiterst
omzichtig en op zijn hoede, als 't gevraagd wordt door
hen, die zeggen bescherming niet te begeeren.
Ook kan men daarbij toch de oogen niet sluiten
voor de gvolgen in eigen land. De oud-minister
Posthuma zeide toch in 1922 en minister van
Karnebeek daarna tweemaal dat zij het gemis van dit
?wapen nooit hadden gevoeld. Moet men dan de
Regeering iets zoo gevaarlijks opdringen?
De toestand van Europa (Hoofdst. V)
Schrijver merkt op, dat de hier aan de orde gestelde
vraag een zeer uitgebreid en samengesteld onderwerp
raakt, doch voegt daaraan toe, dat slechts hij, die
opzettelijk zijn gezichtskring beperkt, van eene
stelTeekening voor de Groene Amsterdammer" door Alb. Hahn Jr.
VEERTIG JAREN GELEDEN WEKTE JOHAN BRAAKENSIEK DE NEDERLANDSCHE
POLITIEKE PRENTKUNST UIT HAAR SLAAP
selmatige bescherming heil voor Europa verwachten
kan. In Europa heerscht na den oorlog eene
tarievenziekte", te bedenkelijker, daar er in ons
wereldeel niet minder dan 26 Staten zijn, die samen
6000 K.M. meer grenzen hebben dan vóór den
oorlog. Maar elk land wijt de schuld van zijne
bebeschermings-politiek aan het voorgaan van anderen.
Ieder, die den internationalen kant der zaak be
schouwt, erkent de dringende noodzaak der afschaf
fing of verlaging van tol-barrières; daarvoor spraken
ook sedert Brussel (1920) alle conferenties zich uit.
Wij hier moeten ons weten te verheffen tot het peil,
waarop men zelf zich onthoudt van wat men afkeurt
in een ander.
Tot zoover het, zeer kort. door mij weergegeven,
betoog van Mr. Josephus Jitta. De lezer, die van dit
beknopte overzicht heeft kennisgenomen en veel
meer nog hij die de studie van Mr. J. J. in haar
geheel leest, zal ongetwijfeld het met mij eens zijn,
dat de beschouwingen van dezen praeadviseur dieper
op de strijdvraag ingaan, meer gedocumenteerd en
doorwrocht zijn dan die der beide andere. Veel
meer dan die twee co-referenten verplaatst hij zich
in den gedachtengang van den tegenstander, noemt
en onderzoekt hun argumenten, toetst ze op hun
bewijskracht, is bereid het deel waarheid te erkennen
dat daarin kan zijn gelegen alvorens hij zijn afwijkend
standpunt daartegenover plaatsten de gronden daar
voor in het licht stelt. Naar mijnemeening lijden door
het gemis van wat Mr. Jitta's betoog siert de twee
andere aan zekere eenzijdigheid, die te meer treft,
waar hier voor de leden eener vereeniging als deze
eene wetenschappelijke behandeling van de aan de
orde gestelde vragen verwacht werd en mocht worden
verlangd.
J. S. MEUWSEN, Hofl. A'dam-R'dam-Den Hu»
DB BB-STE HOEDEN IN HOLLAND
Nu weet ik wel, dat het referaat vooral van prof.
Diepenhorst (oppervlakkig) den indruk kan maken
van juist zeer wetenschappelijk en ook breed te
zijn. De dëistische wereldbeschouwing, liberalisme,
marxisme alles in verband met de handelspoli
tiek getuigt de opzet niet van
wetenschappelijken zin? En breed ! Prof. D. immers is noch voor
vrijhandel, noch voor bescherming, verwerpt beide
om de aan elke eigene fouten en kiest een ver
zoenend synthetisch standpunt". Kan het breeder
en ruimer? Maar er is, dunkt mij, toch aanleiding
om de vraag te stellen of deze professor en de door
hem aangehaalde economisten eene als door hen
bedoelde en begeerde synthese kunnen vinden.
Mag men het vrijhandelbeginsel vereenzelvigen met
een kosmopolitisme, dat het nationale minacht"?
Ik voor mij als vrijhandelaar laat mij zoodanige
minachting niet in de schoenen schuiven. En ook
dit: ik kan, vrijhandelaar zijnde, mij begrijpen, dat
men die leer verwerpt en protectionist is. Maar
wat ik mij niet kan begrijpen, is dat men, na studie
van de zaak te hebben gemaakt, zegt: ik ben noch
het een noch het ander. Wat is men dan? En waar
ligt dan die synthese"? In voorkeur voor retorsies?
Prof. Diepenhorst put zich uit om te betoogen
(en oordeelt Mr. v. Spaendonck niet desgelijks?)
dat een vrijhandelaar niet retorsies behoeft te ver
werpen. Doch dit erkent de derde man, Mr. J. J.
En ik geloof niet, dat er vele vrijhandelaars
zijn, die het ontkennen. Er zijn meer stellingen of
vooropstellingen in de referaten der twee
eerstgenoemden, die niet betwist worden.
Het komt mij voor, dat prof. D. en Mr. v. S. te
simplistisch aldus redeneeren: protectie elders
schaadt ons, dus moeten wij ons verweren. En daarbij
aan de gevolgen van zoodanig verweer niet genoeg
aandacht schenken. Doch dieper hierop in te gaan,
zou mij te ver voeren; ik wilde u slechts een over
zicht der referaten geven met den neerslag en de
motiveering van mijn indruk.