Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE HULDIGING
VAN JOHA-N BRAAKENSIEK
IN HUIZE COUTURIER"
REDE,
UITGESPROKEN DOOR DR. J. TH. DE VISSER, OUD
MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETEN
SCHAAPEN, BIJ DE HULDIGING VA.N JOHAN BRAAKEN
SIEK OP ZATERDAG 16 OCTOBER 1926.
Hooggeachte Heer Braakensiek,
\17TJ zijn hier gekomen om U te huldigen, dat wil
zeggen, om U te danken. Veertig jaren lang hebt
gij Uw groot talent in den dienst gesteld van de pu
blieke zaak, en daarmede een zeldzame sympathie
gewekt, ja harten veroverd. Zonder de schrijvers in
de Groene" te kort te doen, heb ik toch de over
tuiging, dat niemand haar zóó populair gemaakt heeft
als gij. Gelijk er een tijd was, dat men in de Gids"
eerst zag naar een stuk van Buys, of in de Standaard"
naar Kuyper's driestarren of in de Stemmen" naar
Bronsveld's kroniek, zoo was het allereerste, waarnaar
iemand keek, als hij de Groene" had gekocht,
naar de plaat van Braakensiek. En dit is begrijpelijk.
Want in Uwe teekeningen kwam de humor, die
mysterieuze en mooie gave, altijd schitterend uit.
Ik noem die gave mysterieus, want humor is niet
maar eene aardigheid, niet slechts boert, niet slechts
klucht, niet maar iets, dat een lach verwekt. En
humor is heelemaal niet satire, paskwü, sarcasme,
geuit met een bepaald en doorgaans onvriendelijk
doel. Humor is geen van beide en op zich zelf een
zóó wondervolle gave, dat het nog niemand ooit
gelukt is, een behoorlijke definitie van hem te geven,
zelfs Jean Paul niet, wanneer hij hem noemt: Het
verhevene met de voeten in de lucht". Dan zou ik
hem, al is het wat sentimenteel gezegd, nog liever
kwalificeeren als een lach met een traan in het oog".
Want in deze' omschrijving is althans deze juiste
zin getroffen, dat aan echten humor diepe ernst ten
grondslag ligt. En nu is het schoone en het aantrekke
lijke in den echten humorist, dat hij het verkeerde
en dwaze dat hij opmerkt, kleedt in een vorm van
luim, die nog meer het dwaze dan het verkeerde
van wat hij ziet, doet uitkomen maar daardoor
juist te dieper treft, zonder dat hij wondt.
Laat ons eerlijk erkennen, dat niet vele menschen,
en allerminst vele Nederlanders die gave bezitten.
Er zijn er wel velen, die het zich verbeelden, wat
Hildebrand eens deed zeggen: Wij drijven in humor,
en niemand heeft adem om te zeggen wat het eigenlijk
voor een vocht is". Maar de echte is zeer zeldzaam,
want daartoe behooren: een fijn besnaard gemoed,
een groote opmerkingsgave, een natuurlijke gevatheid,
een rijke geest, gaven, die niet alledaagsch zijn.
Welnu, geachte jubilaris, gij behoort tot de zeer
weinigen in ons land, die dit mysterieuze en schoone
talent bezitten: ge zijt een humorist van den eersten
rang. En reeds daarom zoudt gij een huldiging als
deze waard zijn.
Maar hoeveel te meer is dit het geval, waar gij die
gave gesteld hebt in den dienst van een werk, waarbij
de grootste gevaren den echten humor bedreigen,
namelijk de caricatuur en gij toch de geestigheid
steeds op het hooge peil van ernst hebt gehouden.
Te dieper heeft dit ons getroffen, omdat de carica
tuur bij Uw optreden in ons land niet hoog stond;
omdat maar al te zeer het persoonlijk-kwetsende op
den voorgrond trad; omdat het kunstgehalte zeer
licht was; omdat, in n woord, in de caricatuur de
zuivere humor ontbrak. Gij hebt en dat is Uw groot
ste verdienste de caricatuur in Nederland als het
ware met n slag op de hoogte geplaatst, althans de
politieke caricatuur. En dat deedt gij, zonder per
sonen of bepaalde beginselen aan spotternij bloot
te stellen; dat deedt gij zonder iemand in zijn heiligste
overtuiging te kwetsen. Uw werk was dat van een
grand seigneur. Het riep een vroolijk gelaat, een
gullen lach te voorschijn. De eene huisgenoot liet het
met tintelende oogen aan den ander zien, de eene
vriend reikte het met stil genot aan den ander toe.
En toch ging, vooral bij hem, dien Uw teekening
trof, die lach niet zelden in nadenken, in ernst over
en bracht zij, bij zelfonderzoek, dikwijls den
innerlijken menschpohticus op hooger peil. Want hij dacht:
zoo zien de menschen, en wel de besten onder hen,
mij. En dit kon niet anders dan ten goede werken.
Tevens liet gij geheel ons volk een politieke leerschool
doorloopen, waarin de oogen door het reüele heen
geoefend werden om het ideëele te zien en te genieten.
Dit alles bereiktet gij voornamelijk door Uwe groote
kunstenaarsgaven. Uwe bewonderenswaardige con
ceptie, Uwe meesterlijke teekening, Uwe fijne uit
beelding, Uw prachtig gelijkende figuur, in n woord
door Uw machtig talent op kunstgebied. Bij U dekten
vorm en inhoud elkander op geheel eenige wijze.
De fijnste humor kwam tot ons in het fijnste beeld.
Zedelijke waarden en kunstwaarden werden gelijkelijk
genoten. Ik ga verder: Uw caricatuur is en blijft een
schat van nationale beteekenis.
Dat dit aldus wordt gevoeld, bewijst de samen
stelling van ons comité, dat zich gevormd heeft om
U te huldigen. Daarin zijn alle politieke partijen en
de meest verschillende kunstkringen
vertegenwoordigs. Schooner hulde kon U niet worden gebracht,
want in die samenstelling uit zich, welsprekender dan
in iets anders, de waardeering der natie in haar geheel
voor. Uw werk. Namens die allen zeg ik U hartelijk
dank voor alles wat gij voor ons waart en deedt. En ik
voeg daaraan den wensch toe, dat uit de bron van
Uw echten humor nog lang de stroom van Uw hoog
staande caricatuur moge vloeien ten bate van de
Nederlandsche staatslieden in het bijzonder en van ons
volk in 't algemeen.
BRAAKENSIEK OP
JACHT
DE
(Gaarne nemen wij deze bijdrage nog op, die
ons te laat bereikte om te kunnen worden
gentaatst in hei Braakensiek-nnmmer
Red.)
J'T'moet geweest zijn in den winter van'94?'95,
-*? een jaar vroeger misschien. Onze goeie oude
paardentram reed nog van 't eind der P.C., maakte
bij de Stadhouderskade een scherpe bocht, zwenkte
naar links en bereikte den Dam. De Hobbemastraat
bestond nog niet, daar was een open terrein.
Op een goeden dag besloot het Gemeente-bestuur
dien gevaarlijken, scherpen hoek te verwijden en
legde dubbelspnor op het open terrein. Dat was niet
naar den zin van den eigenaar van een deel van dat
terrein, den toenmaals bekenden kleermaker Wente.
Toen protestceren niet hielp, liet hij op een goeden of
kwaden nacht een stevige schutting plaatsen dwars
over de rails. Dat gaf heel wat consternatie. Doch
spoedig werd een accoord getroffen en de schutting
verdween.
Er was die dagen zeker gebrek aan politiek nieuws,
althans in de beroemde Dinsdagavondbijeenkomsten
der Redactie van de Groene werd besloten het feit
op steen te vereeuwigen. We! is waar kende Braaken
siek den heer Wente niet, maar een kennis van een
der Redactie-leden had een portret van den veel
besproken man. De plaat zou er dus komen. Maar 't
portret kwam niet, was nergens te krijgen en toch
kwam de plaat gereed. Hoe, dat hoorde ik den Vrijdag
na 't verschijnen van 't bewuste nummer.
Ik zong destijds in Toonkunst". Onze repetities
onder den even beminlijken als genialen musicus
Julius Röntgen hadden plaats in Odeon", Dames
half acht, Heeren half negen. Sinds eenigen tijd was
mijn rechterbuurman en partijgenoot dezelfde heer
Wente. Toen ik dien Zaterdagavond het sprekend
portret in de Groene" zag, trachtte ik mij voor te
stellen, hoa de oude heer dat opnemen zou. Dat viel
mee. Den volgenden Vrijdag was ik met opzet wat
vroeg gekomen, maar niet zoodra zag hij me, of hij
schoot op mij af, haalde den netjes opgevouwen
afdruk voor den dag en vroeg: Hebt u de plaat
gezien? En hoe vind je de gelijkenis?" Ik lachend:
Uitstekend !"
Nu moet je weten, hoe dat ding in de wereld ge
komen is, en je zult verbaasd zijn. Gisteren voor een
week ben ik 's morgens in mijn zaak druk bezig. Mijn
bediende geeft me een kaartje met: Joh. Braakensiek.
Ik had zoo gauw geen erg.
Laat binnenkomen, zeg ik. 'k Ga naar voren en
zie een jongen man, die zich voorstelt als
BraakensiekOnze teekenaar? vraag ik.
Om u te dienen.
Waarmee kan ik u van dienst zijn? Betreft het de
geschiedenis van de schutting?
Zoudt u zoo goed willen zijn even voor me te
poseeren?
Heel graag.
Draagt u altijd een gekleede jas? Welk soort van
hoed draagt u gewoonlijk?
Jacob, haal mijn hoed.
Draagt u altijd een hoogen hoed? Ook als u zoo
gewoon even omloopt? Och, zet hem even op. Loop
eens een paar passen. Zet hem nog even af. Juist,
zoo. Nu nog even heen en weer loopen met den hoed
op. Ziezoo, dank u.
Wanneer poseeren we nu eigenlijk? vraag ik.
O, dat is afgeloopen. Dank u nogmaals.
Voor ik van mijn verbaasdheid bekomen was, was:
de buitendeur al dichtgevallen. Geen potlood, geen
papier had die duivelsche kerel gebruikt, 'k Hield
mijn hart vast.
Maar dien Zaterdagavond was ik verstomd'.
Vrienden en kennissen waren 't eens over de sprekende
gelijkenis, 't Is een kunstenaar ! En ik neem het hem
heelemaal niet kwalijk, dat hij me een pakje pasgoed
onder den arm gegeven heeft. Trouwens, 't is netjes
aan beide einden vastgeknoopt, zooals 't behoort".
L.
BOUWT IN MET
OOSTERPARK
DILTliöVEN
INLICHTINGEN VERSTREKT DC DIRECTIE
TEIEF.INT N?