De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 23 oktober pagina 12

23 oktober 1926 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND No. 2577 GEORGES BERNANOS SOUS LE SOLEIL DE SATAN ») DOOR HENK BRUGMANS * TV AT voor den ongemeen bedeelden mensch, die U\ geen andere keuze kent dan hemel of tartarus, een minste duizeling torenhooge smak beteekent, dat de verleiding vermeert naarmate de ziel zich verwijdt, het is een waarheid, door de oude tragici vermoed, ?door het Christendom verscherpt tot een antago nisme tusschen God en de andere Wereldmacht, waarin beider kansen gelijk staan. Want de Duivel, ?die zich. zijn-eigen aartsheroën en engelen won, Weet zich steeds tegen dat front te stellen, waar de kern van ohbederf het zwakst carrémaakt. En naar zulke ' voortdurende bezoeking heet deze geschiedenis van den heftig geplaagdeh St. Donissan, in tragische veel? zeggendheid, onder de zon van Satan. Hier dus een zwaar bezetene: geen rose heilige met ,-rimpellooze, blanke, zegenende handen; de voor stelling is stevig, maar niet nieuw en het zwaartepunt . van dit verhaal ligt dan ook elders. En wel in den aard ?der riaiiwlijks vermoede beproeving, die hier voor onze pogen verduurd wordt. Nauwïijks vermoed: immers wordt hier de veeltoeschreven weg verteld van iemand die tot den hemel reikte, maar wiens lichaam aardsch bleef? Van zulk ?een aldoor zwenkende als Baudelaire, zoo men wil? ?Geenszins. De strijd van dezen is geestelijker en daar mee apocalyptischer. Eüvelmoed dan? Neen: de grof ge bouwde onscho lastische dorpspastoor, die middelmatig leerling was .-aan het seminarie, die er maar niet in slagen kan een heldere preek te maken en die, vooral, hiervan tot in ! zijn diepten overtuigd is, zal zeker niet van zulke ver zoeking worden bezeten. Wel door haar tegendeel. Want wat zijn taligheid in gevaar brengt is: la teniation du désespoir. Deze désespoir, dien men als kleinmoedigen, wanhopigen twijfel met zich zelf te zien heeft, is in oorsprong een op de spits gedreven, goed Christelijke eigenvernedering. Nooit zag Donissan zich zelf anders dan verachtelijk: een, wien alle vreugde vreemd moet zijn, omdat die bij hem, den onreine, gevaarlijk en zondig zou worden. Zoo denkt hij, en hij versmaadt de schoone opspuitende durf van den apostel, Chtisti eigen blijden geest. Hij kleedt zich in een moroze pij van wantrouw tot elke aandoening die over hem komt, en zoo breekt hij de vesting van zijn ziel steen voor steen af, ramt hij haar poorten open: evenals Paphunce spant hij zich godvruchtig in, om de diabolische machten binnen te halen. Als de Kerkhem gek verklaart, geeft hij haar gelijk .tegen zich zelf en hij gaat gedwee heen om zich te beteren. Dit lijkt een onderwerping als van Fran?ciscus zelven, alleen: te intens, want deze heilige loochende wat de Assiziër nooit deed her godde lijke bezit van zijn ziel: zijn geloofskracht. Zoo wordt lofwaardige nederigheid tot kwade verguizing van het heerlijkste dat men ontvangen kan. Hij wordt begaafd met fantastische zienersgaven; het is hem gegeven te begrijpen hoe de menschen zijn ?en waarom zij zoo moesten zijn; hij ontkleedt de ?drijfveeren tot hun doen, van alle illuzie, die zij er zoo graag aan hechten, maar hij gebruikt deze macht, redeloos en impulsief, nu ten goede, dan misplaatst. Geen rekenschap doorgaans liever, naief en on stuimig, omdat het nu eenmaal zoo beschikt is. Zelfs is hij bang voor zijn godsgave, hij durft haar niet ?open te aanvaarden en hij voelt zich als een laf scholier, die zich onverdienden lof laat aanleunen. Hij voelt aller oogen naar ?ich gericht, en als er iets van hem wordt gevraagd wat hij niet vervullen kan een ?opwekking uit den dood loopt hij hard weg als een betrapte charlatan, vast overtuigd dat God Zijn ver gissing nu eindelijk heeft ingezien en de zaken weer recht is komen zetten. Satan vreest hem, maar als hij dit bemerkt, is het hem als een wilde, die daar van een Westerling ver neemt dat zijn angstig geboetseerde fetisch een . ongemeen fraai kunstwerk is. 1) Georges Bernanos, Sous Ie Soleil de Satan, Paris Pion, 1926. HUIS HAAKD HEERENGRACHT SOO JJB AMSTERDAM pEUBE TAP'JTEM Nergens durft hij zich in zijn zelfmiskenning meer aan, alles denkt hij te zwaar, en alleen zijn onbewust geloof kan het ternauwernood uithouden tegen deze alles vermolmende beproevingen. Zoo wordt tenslotte deze man, steeds onwetend van zijn begenadiging, gered door aldaagsche gebeden en heiligen angst voor zijn zonden, waarvan hij zich het wezen kwalijk ver werkelijkt. Zijn primaire godsdienst heeft getriompheerd over de gevaarlijke achterdocht jegens de grootsche eigenschappen die hem, nolentem volentem, tot heilige wijdden. Dit Werk is Bernanos' blijkbaar moeizaam ge schreven eersteling. En hiermee vormt het naar inhoud en uitdrukking een ferme reactie tegen de zoogenaamde impressioniste litteratuur van auteurs als Morand, die het er te dikwijls op aanleggen, terloops, alsof het ze niet schelen kon, min of meer aangename opmerkingen neer te schrijven. Aan den anderen kant is het ook weer, ongetwijfeld door gebrek aan routine en zelftoezicht, lang niet vrij gebleven van onvol komenheden. De zwakke compositie, den dikwijls wat rommeligen, gedrongen stijl laat ik daar: veel meer stoort, juist als de heilige van het leven ontheven zal worden, de zeer ongelukkige creatie van de figuur St. Marin. We hebben hier namelijk te doen met de dwaas verwrongen karikatuur van een sensueelen ouden veelschrijver, die Anatole France verbeelden moet. Nu kan ik mij zeker begrijpen dat de generatie, die, tijdens den oorlog, het leven in een licht van uiterste geslagenheid zag (Sous Ie soleil de Satan!) een huiverige reserve aanneemt tegenover schijnbaar onberoerden, antieken inkeer. Mauriac sprak onlangs een dergelijke aversie uit. Maar dit neemt niet weg dat ik zulk een dikwijls rhetorisch, altijd hol, daarbij volkomen misplaatst requisitoir van een diepzinnig schrijver als Bernanos niet verwachtte. Waarschijnlijk was de bedoeling om, als tegenhanger tot den schijnwijsgeer, de verhevenheid van den eerlijk geloovige te beter in het licht te stellen. Onnoodig: we waren er, door wat vooraf ging, beter van overtuigd. Maar dit zij zoo. Immers We hebben hier te doen met een van die werken, waarna de schrijver zich afgepeinsd neerzet, en meent dat hij zijn laatste, definitieve woord gesproken heeft. Laten we hopen dat die meening bij dezen voorbij zal trekken. We willen meer van hem hooren. Want zelden heeft de innig katholieke ernst van na den oorlog, die voor elk mirakel bereid staat, zich zoo duidelijk uitgesproken als in dit document humain. Wat ons erin boeit, is de steeds meer belangrijke geest, die, geboien uit het onophoudend gevaar, soms menschen gebracht heeft tot bijgeloof, maar dieper vattenden, als Bernanos, naar deze gerijpte mystiek. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD DOOR CONSTANT VAN WESSEM Pierre Monteux « weten n^t, ditmaal zijn de conservatieve gemoederen in het Concertgebouw gerustgesteld geworden bij monde van een verklaring door het Bestuur afgegeven, dat aan het oude repertoire weer in het bijzonder de aandacht zal worden gewijd. En de heer Pierre Monteux zal dus zijn lofwaardigen ijver om onze muzikale ontwikkeling op het peil van onzen tijd te brengen, wat moeten inbinden. Hij heeft het ook inderdaad te bont gemaakt, het vorige seizoen. Bijna geen programma van hem of er kwam een noviteit op voor. En daar voor een blijkbaar groot aantal ooren deze noviteiten gelijk stonden met lawaai-muziek, was er dus veel lawaai in het Concertgebouw. Het nieuwe seizoen der abonnementsconcerten is 7 October begonnen en Pierre Monteux heeft op dit opéningsconcert gedirigeerd de Benvenuto Celliniouverture" van Berlioz, een fragment uit Cesar Franck's,, Rédemption", La Valse" van Ravel en de 2de symphonie van Brahms. Geen noviteiten dus. Maar de energie en het entrain van dezen Franschen diri gent, zoo internationaal geschoold als men van een Franschman maar zou kunnen wenschen, boeide weer opnieuw als was dit optreden zelf een noviteit. Voor onze ooren, die een geheelen zomer hadden uitgerust - ik durf niet heelemaal voor de waarheid van deze bewering instaan, sinds tegenwoordig in ieder mondain caféeen man aan een bomketel zit te werken en daarmee onze eventueele ontspan ningen op aangename step-passen begeleidt was de Benvenuto Cellini-ouverture" van Berlioz misschien even een te luidruchtig openingsstuk der orkest muziek. Overigens deelen wij niet de meening, dat deze fonkelende en bonte muziek vol spanning hol en weinig zeggend zou zijn. Zij sleept mee. Al dadelijk komt bij de eerste bruischende orkestklanken het romantisch gevoeld oud-Italiaansch leven vol feeste lijkheiden liefdes-vervoeringen over ons alseenvizioen. De prachtige crescendo's met hun gepaukte accenten springen als vloedgolven op en meesterlijk dirigeerde Monteux deze luidruchtige feestelijkheid, die bij een minder beheerschte leiding wel eens hol en weinig zeggend zou gaan schijnen. VAN NELLE'STABAK KWALITEIT ALOM VERKRUGBAAR Den teederen toon van Franck trof Monteux eveneens suggestief in de Rédemption"-muziek met haar elegisch-plechtig bazuingeschal", eerder liefelijk dan machtig. Maar La Valse" van Ravel! Hier was Monteux in een stuk dat zijn volle ontplooiing toeliet, hier gaf hij zich geheel als de musicus, die hij is. Wij hoorden La Valse" reeds onder Mengelberg en onder Ravel zelf. Mengelberg nam de muziek als een herschepping van een fatalistische razernij, een soort muzikalen doodensprong, de rauwe kreten van een stervende cultuur, van het stervende Weenen als men wil (en zooals het programmaboekje eerst ook wilde), fascineerend, spannend, uitputtend. Daarop trad Ravel zelf op de dirigentenplaats en sloeg de geheele muziek in een obstinaten driekwarts-maat, met dat eigenaardige metronomische polsgebaar, dat men zich nog her innert. Monteux echter dacht alleen aan La Valse" en aan die muziek, waarin ook eens Johan Strauss zichzelf tot walskoning kon kronen. De groote gol vende deining van den Weenschen Strauss-wals blijft bij Monteux het geheele stuk beheerschen. De melodie bloeide, het rhythme bleef lenig en geschakeerd als een danserspaar, dat naar de uiterste hoeken van de balzaal wegzweeft, dronken van de smachtende melo die en het tourbillonneerend tempo, en dan weer terug, zich onder de andere paren mengend de rauwe en wilde accenten die de instrumentatie er aan toevoegt hoorden wij slechts als de vervoering der kloppende en bonzende harten en de bedwelming van den wals roes. Ongetwijfeld, dat was een prachtig meester stukje van musiceeren, dat Montreux ons gaf en het succes was dan ook stormachtig, al waren er onder de muziek verscheidene voeten mee aan het trappelen gegaan. Na de pauze kwam Brahms' 2de symphonie, zeker een van diens liefelijkste en zachtstgestemde werken en <het programma van dezen eersten avond kon vol komen gered heeten. Het tweede concert, dat Monteux leidde, bracht de hernieuwde kennismaking met de jonge violiste Erna Rubinstein, die inmiddels van wonder kind tot jong meisje is gerijpt, niet zonder daarbij aan spontane zuiverheid in haar kunst te hebben in geboet. Het concert van Mendelssohn is meer naar de effectvolle voordracht verdiept"; al te nadrukke lijk werd op de briüante versnellingen (einde eerste deel, en de finale) aangestuurd, zoodat Monteux soms moeite had deze willekeurigheid voldoende met het orkest bij te houden. Een blanken, mooien toon weet Erna Rubinstein nog altijd te geven, zooals in de zangerige melodie van het eerste en van het midden deel, doch de lust om door een gedurfde snelheid met sommige passages tennis te spelen" maakte de voor dracht van het geheel niet lieelemaal bevredigend. Niettemin was haar succes bij het publiek nog zeer groot. Tegen Monteux' voordracht van een symphonie van Beethoven kan men zijn bedenkingen hebben, ook tegen die van de 2de symphonie, die hij op zijn tweede concert dirigeerde. Of lag het aan de muziek zelf, dat mij deze 2de symphonie van Beethoven nog nim mer zoo onbelangrijk is voorgekomen? Daarentegen hief Montieux zichzelf als het ware met een sprong op een van zijn hoogtepunten met de uitvoering van de beroemde, hier nog te weinig be kende dansen uit Borodine's Prince Igor", die het Russische Ballet bij ons introduceerde. De heidensche vervoering van deze wilde krijgsdansen vol triom fantelijke sprongen, een oorlogs-apotheose rondom het kampvuur met eveneens in den dans als in het schieten bedreven boogschutters, werd door Monteux, dirigent van dans en ballet-muziek bij uitstek, sugges tief, als zag men het geheele gebeuren voor oogen, uit de muziek opgeroepen en het orkest volgde prach tig al zijn intenties. DIT MERK IS EEN WAARBORG VOOR ONOVERTROFFEN REPRODUCTIE EN ONGEËVENAARDE AFWERKING. N.V. DUTCH GRAMOPHONE COMPANY. AMSTERD. VEERKADE 22A DEN HAAS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl