De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 23 oktober pagina 3

23 oktober 1926 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

tto, 2577 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND HET LEVEN VAN FREDERIK. HENDRIK ITALIËEN T U R K IJ Teekening voor de Groene Amsterdammer" door Joh. Braakensiek P. J. Blok. Frederik,'Hendrik, Prins van Oranje. Nederlandsche Hiitorische Bibliotheek onder leiding van Prof. Dr.,, H. Brugmans, Amsterdam, J. M.Meulenhof 1924 Toen, nu reeds jaren gelden, de Commissie van advies voor 's Rijks Geschiedkundige .Publicatiën haar Gverzicht in het licht gaf van de door bronnenpublicatie aan te vullen leemten der Nederlandsche Geschiedkennis, Jieeft zij ook de aandacht gevestigd op de noodzake lijkheid eener aanvulling van de tweede serie van Groens Archives, welke in volledigheid, zeer achter staat bij de eerste serie. Ons dunkt dat er reden is voor een ijverige nalezing in alle binnen- en buitenJandsche archiefdepots, die met eenigen graad van ?waarschijnlijkheid brieven van en aan de oude Oranjes kunnen bevatten", schreef de Commissie. En hiervoor bestond alle reden. De in bedoelde uit gave afgedrukte, correspondentie van Frederik Hendrik is, vooral1 voor het tijdperk vóór 1640, :zeer onvolledig, en hoewel het bekende werk van Waddington op menige plaats een welkome aanvulling :gaf,bleven er toch te vele lacunes over om een degelijke, aan alle wetenschappelijke eischen" voldoende bio grafie van dezen sympathieken Oranje te kunnen ge ven. Dit is dan ook de reden geweest, dat schrijver dezes, die zich jarenlang 'aan allerlei detailstudie over dit tijdperk wijdde, nooit den moed heeft gehad om gevolg te geven aan de aan den leider der Histori sche Bibliotheek gedane belofte, een leven van Frede rik Hendrik in het licht te geven. Een blijde verrassing -was het daarom, toen hij, door onderzoek van geheel anderen aard in beslag genomen, van zijn geachten leermeester, Prof. Blok, de vraag kreeg.fof hij nog -aan de, trouwens alleen Voorloopige toezegging gevolg ?dachye geven, of wel deze taak aan hem wilde over- > .laten. Het was dus met zeer begrijpelijke belangstelling dat hij het nu verschenen boek ter hand heeft ge nomen en gaarne wil hij voldoen aan de uitnoodiging ' -der redactie om zijn indrukken in een korte bespre king samen te vatten. Daarbij worde dan vooropge steld de bekentenis, dat hij de bezwaren aan dergeijken arbeid verbonden, blijkbaar te zwaar heeft laten wegen; er bleek toch meer materiaal beschikbaar te zijn, dan hij vermoedde; ook'zonder een uitgebreid onderzoek in binnen- en buitenlandsche archieven, "waarvoor overigens nog alle aanleiding blijft bestaan, bleek het mogelijk een^goed gefundeerd en populair gehouden levensbeschrijving van den derden Oranje te geven, een boek, allereerst geschreven voor het beschaafd publiek, maar dat tevens voor den vakman -van waarde kan zijn* Het behandelen van een zoo omvangrijk onderwerp in een betrekkelijk klein bestek, is mogelijk geweest ?door strikte beperking tot het onderwerp, en door af te zien van alle ingaan op detailkwesties op aangrenzend gebied. De schrijver kon dit des te beter doen, omdat hij in zijn Geschiedenis van het Nederlandsche Volk het tijdperk, waarop de Prins zijn stempel heeft gedrukt, uitvoerig heeft beschreven. Hadden we ook gaarne op verschillende plaatsen een dieper ingaan op sommige onderdeelen gewenscht, het valt niet te ontkennen, dat de schrijver, door zijn streng vast houden aan de figuur van den Prins, aan zijn werk groote eenheid hèft weten te geven. Allereerst worden ons de droeve jaren van 's Prin sen jeugd geschetst; eerst de onverkwikkelijke voor vallen bij het doopfeest; daarna, na den tragischen dood van den vader, de groote moeilijkheden, waarin de weduwe met haar kindje achterbleef. Louise de Colligny, die zich hier nooit recht op haar plaats ge voelde, wilde haar zoon liefst een carrière in Frankrijk scheppen, waar zij, na de troonsbestijging van Hen drik IV, goede relaties bezat; Maurits en de StatenGeneraal wisten daarentegen door te zetten dat hij zijn opvoeding in Holland kreeg en daardoor voor ons land behouden bleef. Teekenend is vooral wat geschiedde tijdens zijn verblijf in Frankrijk in 1597 1599; niet dan na ernstigen aandrang wist men te bereiken, dat de Prins ten slotte naar ons land ierugkeerde, onder de leiding van Maurits kwam te staan, en door dezen gemaakt werd tot den grooten strateeg, die aan ons land ten slotte zulke belangrijke diensten zou bewijzen. Natuurlijk maakte de jonge Prins snel carrière. Dertien jaar oud, 1597, maakte hij voor Rijnberk voor het eerst kennis met den krijg, als titulair kolonel van een regiment voetvolk, een post hem reeds in 1594 geschonken om op kiesche wijze tegemoet te komen in de kosten zijner opvoeding te Leiden. Hij is dan kinderlijk blij met een Oranje-sjerp, die zijn zuster Brabantine hem heeft geschonken; je la rapporterai tont gastee du sang des Espagnols . Na zijn terugkeer uit Frankrijk in 1599 begint zijn werkelijke dienst; hij valt met een aantal ruiters m een hinderlaag, weet zich er echter, niet zonder levensgevaar, door te slaan. Zooals bekend is, nam hij deel aan den slag bij Nieuwpoort; in hetzelfde jaar werd hij lid van deri Raad van State; in 1602 nam hij deel aan het beleg van Grave; daarna kreeg hij zijn eerste zelfstandig commando over de Engelsche troepen. In het volgende jaar werd hij generaal der DE MAAN: HEB 'T HART EENS!" ruiterij. Daarna nam hij deel aan tal van gevechten, waarbij hij zich door zijn moed onderscheidde. De volgende periode, die van het Bestand, behoort niet tot zijn schitterendste tijdperken. Allesbehalve sympathiek doet ons bijv. de geschiedenis van zijn huwelijksaanzoek om de hand van Elisabeth van Hessen Darmstadt aan; men krijgt evenwel den in druk, dat het gepingel over den bruidschat voor een goed deel verklaard moet worden uit zijn tegenzin tegen een huwelijksaanzoek, waartoe hij vooral door den aandrang van zijn familie was bewogen. Nog meer afkeurenswaard is evenwel zijn houding ten opzichte van zijn geestverwanten de Remonstranten; in tegen stelling met zijn moeder schijnt hij zelfs geen poging te hebben gedaan om het leven van Oldenbarnevelt te redden; ook voor zijn vriend van der Mijle heeft hij blijkbaar niets durven doen, uit vrees daardoor zijn kansen op de opvolging in gevaar te brengen; een houding, erkent de schrijver, die geenszins getuigt van vaste overtuiging en zedelijken moed. Kunnen we dus zijn Houding in de jaren vóór zijn stadhouderschap niet onverdeeld bewonderen, na de aanvaarding van de hoogste ambten heeft hij aan de verwachtingen beter voldaan, dan iemand had kunnen vermoeden. Met hoeveel wantrouwen hij ontvangen werd, bewijzen de voorzorgen genomen om hem tot het handhaven der ware gereformeerde religie" te verplichten; ook de belofte, die van hem gevraagd werd, niet tot de terugroeping der desertores patriae" te zullen medewerken; toch heeft hij door zijn tactvol optreden aan den partijstrijd zijn scherpte weten te ontnemen en den Remonstranten weder eenige vrijheid weten te verschaffen. Over zijn leiding van de militaire en politieke zaken behoeven wij hier niet te spreken, temeer, omdat hier geen bepaald nieuwe gezichtspunten worden geopend; de schrijver geeft hier een uitnemend overzicht van de wijze waarop langzaam op de monarchie werd aangestuurd. Zeer belangwekkend zijn daarnaast de mededeelingen op financieel gebied, die voor een goed deel nieuw zijn; over de uitbreiding van het grondbezit der Oranjes, over 's Prinsen belangstelling voor de kunst, over het hofleven, dat langzamerhand tot ontwikkeling kwam, worden hier tal van belangwek kende bijzonderheden gegeven. Jammer is het, dat de schrijver door zijn boek, dat in handen van niet-vakmannen zal komen, er toe bijdraagt om het leven te verlengen van een verhaal, dat voor ons volk weinig eervol is en dat, hoewel ik reeds jaren geleden aantoonde dat het absoluut ongeloofwaardig is, telkens weer opduikt in de litteratuur; ik bedoel de beruchte leverantie van buskruit aan Antwerpen in 1638 door den Amsterdamschen koopman Marselis, die, om in den handel winst te behalen, door de Hel zou varen, al moest hij er zijn zeilen aan wagen. Reeds jaren geleden toonde ik aan 1), dat het verhaal, ontleend aan een waardelooze bron, vol tegenstrijdigheden zit; een Fransen onder zoeker heeft bewezen, dat de geheele bundel waaraan het ontleend is, vervalscht is. Ook omtrent de bedoeling der vervalsching tasten wij niet in het duister rond. Waar de beschuldiging dus op geen enkelen grond steunt, is het te betreuren, dat" een historicus als onze schrijver, aan wien blijkbaar mijn betoog ontgaan is, door zijn gezag het voortleven van een voor ons volk zoo weinig eervolle legende in de hand heeft gewerkt. DR. M. G. DE BOER 1) de Boer: Amsterdam ten onrechte van verraad beschuldigd. Tijdschrift voor geschiedenis 1912, bl. 1.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl