De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1926 23 oktober pagina 5

23 oktober 1926 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 2577 DE GROENE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND R E G L A M E DOOR MR. G. H. ARNHARDT JR. (Bescheidenheit ist e/ne Zier, Doch weifer kommf man ohne ihr) TVT AUWELIJKS had ik mijn woning verlaten, of ?*?" er kwam een eenigszins luidruchtig gekleede heer op mij' af, keek mij overredend aan, en zei: Rookt Heibezem, ze zijn subliemer". Verbaasd liep ik door. Even later riep.een jonge dame juichend: Geef mij maar Ster-bonoons". Daar ik in geenerlei relatie tot die jongedame stond, en in beginsel nooit cadeautjes geef aan 'onbekende vrouwspersonen, ver haastte ik mijn schreden, om weldra op te tornen tegen een sportief jongmensch dat een knoop van mijn colbert vatte en mij toevoegde dat zijn kop kleppen in den buik had of iets van dien aard. Ik begreep er niets van, bevrijdde mij met opoffering van den knoop en een lapje prima Engelsch kamgaren, en vluchtte den stoep op van mijn vriend den dokter, vooral bekend om zijn alom althans in vakkringen toegejuichte honorariumtabel voor geneeskundigen en medici", en ging naar binnen, doch niet dan nadat een welgedaan man met een kostbaar horlogesnoer over zijn omvangrijk vest mij had toegeglunderd: Poes' likeuren geuren!" Ik gleed uit over een Montessori-kegelspel dat de gang plaveide, in mijn val vlogen kegels en ballen naar alle zijden tegen de cararisch-marmeren wanden en toen werd ik wakker onder het ratelen van mijn Uliputwekker. Zie, ik ben een in het stadsschoon belangstellende leek, zij het een clandestiene, want de gepatenteerde zitten in schoonheidscommissies, en zoo denk ik dan ook wel eens over reclame, wat zeg ik, ik droom er zelfs over. Ik heb nooit begrepen, waarom iemand die schoen smeer, ochtendvoer of wat anders ook fabriceert, de vrijheid moet hebben, mijn attentie daarvoor op te eischen, door mij in alle kleuren (liefst zoo schel mogelijk) toe te gillen dat zijn product het alleen zaligmakende is. Er wordt dien man immers niets gevraagd? Overal in de straten staan brullende, snauwende, bevelende, snorkende, smeekende, zalvende, doch meest alle leugenachtige reclames opgesteld, hetzij in den vorm van verlichte stellages, hetzij in dien van opgeplakte prenten of geschilderde planken, ja zelfs zijn er die bestaan uit optochten van mooi" verkleede arme kerels en levende sandwiches. Zelfs al zou de attentie alleen worden opgeëischt voor goede en nuttige zaken, dan nog is dit een onduldbare dwaasheid. Het is iemands goed recht brood te bakken en zelfs ietwat om dit brood in den vorm van ver sterkende pillen te verkoopen, maar het is niet zijn recht iedereen tegen diens wil toe te schreeuwen (met woorden of beelden, in klanken of teekens). Waarom zouden we op straat elkaar dan ook niet onze willekeurige gedachten in het wilde weg toe schreeuwen? Een algemeen handelsbelang? Och kom ! Het debiet van den een breidt zich meestal alleen uit ten koste van een ander. Of zal men steeds mér consumeeren naarmate er mér diverse merken van eenig artikel opduiken? Dan rookte men dag en nacht, at doorloopend chocolade-reepen-met-cadeaux, en had wel 100 paar schoenen in huis. Bovendien is reclame niet zelden, indien ze uit het buitenland afkomstige artikelen aansuggereert, nadeelig voor betere of gelijkwaardige binnenlandsche fabricaten. En meent ge, dat de pakkendste reclame steeds het beste artikel betreft? Neen, onder de macht der suggestie wordt soms aan allerlei bocht de voorkeur gegeven boven bescheidener prima artikelen. Jn de eerste plaats dient dus het openbare reclamewezen te worden besnoeid in zijn omvang: het worde slechts met mate geduld. De reclameobjecten moeten bovendien van matige afmetingen zijn, van behoor lijken vorm, van aannemelijke kleur, met behoorlijke en aannemelijke voorstellingen. Lange optochten van ridders", serie sandwichmeji", sleepen handkarretjes moeten als verk.eerstremmend, leelijk en onbescheiden worden geweerd, ook al zal daardoor het recht (= onrecht) van den een of anderen schoensmeerpopularisator of moord-endoodslag-verheerlijkenden bioscoopbaas worden inge perkt. Nog eens, niemand heeft het recht anderen te dwingen, dag in dag uit, en vtofzoover het overburen betreft den ganschen dag, van ziin mededeel in^en kennis te nemen. Ook de overheid als reclamemaakster ontzeg ik dat recht. Het stadsbeeld moet krachtig worden beschermd tegen de vrijmoedigheid van enkelingen, die alle anderen naar hun pijpen willen laten dansen. Die anderen kunnen zich aan die re clame-orgie niet onttrekken dan met overheidshulp. De bouw- en de politieverordening van de hoofdstad geven tamelijk groote bevoegdheid, het stadsschoon, men bedoelt de aesthetische gevoelens van de burgerij, te beschermen. Dat daar een ruim en goed gebruik van worde gemaakt! En moge ook elders de be scherming van den burger ter hand worde genomen. Niet alleen de schoonheid, maar ook de rust van het stadsbeeld dient te worden beschermd. Een duldbare reclame uit schoonheidsoogpunt kan onduldbaar worden door haar permanentte. Dat kan wel eens door beoordeelaars worden vergeten. Hier is een verschil DE BIJBEL IN HET ARNHEMSCHE TRAMHUISJE Teekenfng voor de Groene Amsterdammer" door L. J. Jordaan EVEN TIJüVOOR EEN DEUTERONOMIUM met de advertentiekolommen in de pers, die men ongelezen kan laten, en de reclames tusschen den text die de lezer desgewenscht haastig kan overslaan en die hem niet vervolgen om zich van zijn bewustzijn meester te maken. Ten slotte worde nog opgemerkt dat er buurten zijn, waar niets meer te bederven valt doordat de sfeer er grof en brutaal is. Zoo b.v. de plezierpleinen vol mondaine" bierhuizen met derzelver gekalkte (gesilicate) juffertjes, aan wie het schijnsel derelectrische lampen en lichtbuizen een draaimolen-engelach tigheid verleent. Hier ontwijde de schoonheid de brute goorheid niet. Bovendien is concentratie beter dan dislocatie. De groote stadsbelt is immers ook niet te missen en veel beter dan de ontelbare verspreide mestvaalten der middeleeuwsche goede" steden. De heibewoner schreeuwe in zijn eenzaamheid naar hartenlust, de stadsbewoners hebben over en weerden plicht elkanders welbehagen te bevorderen door al wat onnoodig hinderlijk voor de anderen is, te vermijden. Niemand dringe anderen hinderlijke geluiden, afbeel dingen, woorden en kleuren op, niemand legge onge vraagd en onontkoombaar beslag op anderer ge dachten en zintuigen. Samenleving eischt zelfbeper king, eischt bescheidenheid. De grondslagen van het recht zijn als ten tijde van Ulpianus: Rechtschapen leven, niemand benadeelen, ieder het zijne geven". De inhoud van die regelen verdiept en verfijnt zich naarmate de evolutie voortschrijdt. Ook hier heeft de regeering van land en stad een schoone taak, waarvan de volvoering niet gemakkelijk is. Reeds daarom niet, omdat het moeilijk is adviseurs te kiezen die onpartijdig zijn, niet bij reclamemaken, reclame-exploiteeren, reclame-ontwerpen of reclame-plaatsen belanghebbend zijn, en die niet vastgeloopen zijn in de een of andere kunst-kliek. Hier zijn noodig menschen met een goeden smaak, een redelijk begrip van kunst, en behoorlijk werkelijk heidsbesef, en vóór alles met het bekende warme hart" en het open oog" voor de belangen van de gemeenschap. ARROWSMITH door SINCLAIR LEWIS Schrijver van Babbitt" enz. Uit het Amerikaansch vertaald door ARIE QUERIDO Prijs ing. f 4.90 - in prachtband f5.90 Uitgave van VAN HOLKEMA & WARENDORF'S Uitg-Mij. Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl